Dag Sjoerd, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?
Voor ik deze vragen voorgelegd kreeg, dacht ik: een bescheiden plek. Maar ik ben gaan tellen en nu blijkt dat maar liefst drieëntwintig van de drieënzeventig boeken die ik voor kinderen heb gemaakt prentenboeken zijn. Eén op de drie. En vijf daarvan hebben ook nog eens een mooie prijs gewonnen. Prentenboeken hebben dus, zonder dat ik me daarvan bewust was, een enorme plek in mijn oeuvre. (Zie onderaan het interview de lijst met titels van prentenboeken van Sjoerd Kuyper).
Misschien herinner je je boeken waaraan je heel lang gewerkt hebt beter dan boeken die je sneller af hebt. Het valt me ook op dat ik de helft van die prentenboeken in de afgelopen vijf jaar heb gemaakt. Terwijl ik al vijfenveertig jaar voor kinderen schrijf. Ze weten me tegenwoordig te vinden, dat moet het zijn, want de meeste daarvan zijn in opdracht geschreven.
“Kom je mee?” staat in de Prentenboeken Top Tien van het jaar 2021. Kun je wat meer vertellen over dit boek?
Kom je mee is in opdracht gemaakt van Grootzus. Zij zocht een schrijver bij een idee dat ze had. Ik kende haar werk niet, maar vond het meteen schitterend toen ik het zag. Rubinstein heeft ons met elkaar in contact gebracht en na een goed gesprek op de uitgeverij besloten we het boek samen te maken. Grootzus kwam met het scheiden van de ouders en de poes en daarmee ben ik aan de slag gegaan. Ik zag meteen mijn kleinzoon Kingston voor me. Daarom heet de jongen in het boek Nesta, dat is Kingstons derde voornaam. Hij is een geweldige zwemmer, vandaar de scènes in het zwembad. En hij kon urenlang naast onze poes Ninnoc liggen en haar bewegingen imiteren. En ik was erbij toen hij van een bioloog hoorde dat een zeester door hetzelfde gat eet en poept en hij de weergaloze grap maakte: ‘Die mag dan wel heel goed zijn tanden poetsen.’ Die is ook in het boek gekomen.
Ik heb bijna geen boek geschreven waarin geen dingen uit mijn directe omgeving staan. Wie al mijn boeken heeft gelezen, kent mijn leven. Ik heb het verhaal geschreven en Francien is aan het werk gegaan. Het was een feestelijke tijd, de ene fraaie prent na de andere kwam via de mail. We hebben veel overlegd over de tekeningen maar zeker ook over de tekst. En toen het boek bijna af was, heb ik nog heel wat geschrapt. Omdat wat je kunt zien niet meer hoeft te worden beschreven. Zo gaat het altijd. Het is een heerlijk boek geworden. Er is belangstelling voor in het buitenland, hoorde ik van Rubinstein. Dat zou mooi zijn.
“Wie al mijn boeken heeft gelezen, kent mijn leven.”
Hoe kom je aan de inspiratie, het idee voor een prentenboek?
Het is niet anders dan bij boeken zonder prenten. Je loopt door de wereld en je ziet en hoort dingen. Soms denk je: dit is een verhaal, soms denk je: dit had heel anders af kunnen lopen. O ja, hoe dan? Dan heb je ook een verhaal. En soms ga je een verhaal zitten bedenken, met een tekenaar, omdat je samen graag een boek wilt maken.
En vaak heeft mijn vrouw Margje een idee. Zij is ook goed in het verzinnen van verhalen bij opdrachten. Ik werd eens gevraagd om verhalen te schrijven voor een lesmethode natuur en techniek van Malmberg. Ik zei meteen nee, ik heb weinig met natuur en niks met techniek. Ik vertelde het aan Margje en ze zei: ‘Bel terug om te zeggen dat je het wel doet. Ik bedenk de verhalen wel.’ Zij heeft alles met natuur en nog meer met techniek. Ze leverde een A4tje met verhaallijn en plot en dat schreef ik later uit. Zo hebben we samen veertig verhalen voor die methode gemaakt.
Zo gaat het ook vaak met prentenboeken. Zij bedenkt het geraamte, ik plak het vlees erop. Dat is vooral handig bij boeken als “Isabella Boem en de schilder Pieter de Hooch”. Margje is namelijk schilder van beroep en verdiept zich graag in werk en techniek en leven van collega’s. Toen ik Isabella Boem begon te schrijven, wist ik meer van Pieter de Hooch dan je in tien Gouden Boekjes kwijt kunt. De kunst is kiezen wat voor kinderen interessant is en er een lekker lopend verhaal van maken.
Hoe gaat de samenwerking met illustrator en uitgever?
Meestal van een leien dakje. En vergeet niet dat ik veel van mijn boeken bij Rubinstein in opdracht heb gemaakt. Dan zit de opdrachtgever ook nog over je schouder mee te kijken: Toonder Studio, Schiphol, het Prinsenhof, tijdschrift Plus, Stichting Intocht Sinterklaas. Dan begint het op scenarioschrijven te lijken want bij film lezen ook altijd mensen mee: regisseur, producent, filmfonds en als je pech hebt ook nog een soort scriptdokter. Daar kun je krankzinnig van worden. Maar bij prentenboeken valt het enorm mee. In het algemeen zijn we het razendsnel eens met elkaar.
Met de tekenaar is de samenwerking tot nu toe altijd uiterst aangenaam geweest. Soms klopt er iets niet in een tekening en meestal pas ik de tekst dan aan. Ik bedoel, als er een bal onder een stoel rolt in mijn verhaal, en de tekenaar tekent een stoel met pootjes van drie centimeter hoog, waar geen bal onder kan, dan verander ik de tekst en rolt de bal achter de stoel. Dat is een stuk eenvoudiger dan een nieuwe tekening maken. Zo wordt alles altijd simpel opgelost. Ik heb nog nooit met iemand ruzie gehad om een prentenboek. Dat was bij de film wel anders. Bij het beoordelen van de tekeningen kijkt Margje mee met haar schildersogen. Zij is degene met de goede smaak op dat vlak. Wat zij ervan vindt, vind ik ook.
Is er veel veranderd in jouw werkproces tussen je debuut en nu?
Je leert voortdurend. Ja dus. Eigenlijk streef ik mijn hele leven al naar een prentenboek met een verhaal van mij, maar zonder tekst. Zoals “Monkie” van de Schuberts – dat is prachtig. Maar het is me nog steeds niet gelukt. Enerzijds omdat ik op papier een enorme ouwehoer ben en anderzijds omdat uitgevers het niet willen. Het is niet goed voor de commercie. Het leek me verrukkelijk voor ouders en grootouders en meesters en juffen. Dat ze het verhaal samen met de kinderen mochten maken, zelf de woorden kiezen bij de prenten, al babbelend en heel goed kijkend het boek door. Maar uitgevers beweren dat niemand daarop zit te wachten. Helaas.
Ik dacht dat “Een muts voor de maan” geschikt was om zonder woorden te vertellen. Maar daar was men dus tegen. Ik schreef het verhaal voor onze zoon Joost, voor zijn vierde verjaardag, en Margje maakte er tekeningen bij. We maakten er een boekje van. Een jaar of vijftien later kwam ik het weer tegen en het beviel me nog, dus ik bood het aan bij Leopold. Het verhaal, niet de tekeningen. Margje is schilder, geen illustrator, dat is iets anders. In het boek “Mooi leven” met gedichten van mij en schilderijen van Margje, kun je haar werk zien. Dat is eigenlijk ook een prentenboek, maar dan voor volwassenen.
Maar goed, Leopold vond het een mooi verhaal en stelde Jan Jutte voor als illustrator. Omdat ik hoopte op een boek zonder woorden, leverde ik minimale tekst. In plaats daarvan beschreef ik uitgebreid wat er op de prenten te zien moest zijn. Dat had ik beter niet kunnen doen. Jan was not amused: ‘Als jij zo goed weet hoe die tekeningen eruit moeten zien, maak je ze zelf maar.’ Of woorden van gelijke strekking. Dat is wat ze een leermoment noemen. Schoenmaker, houd je bij je leest. Laat iedereen vooral z’n eigen goddelijke gang gaan. Daarom betreur ik het dat tekenaars soms zelf de teksten bij hun werk schrijven, dat haalt het niveau van hun boeken enorm naar beneden. Schrijven is ook een vak.
Ik trok de beschrijvingen van de tekeningen voor “Een muts voor de maan” schielijk terug, Jan ging zijn gang en won het Gouden Penseel met het boek. Ik heb dus nooit een prentenboek zonder woorden gemaakt maar ben er wel in geslaagd steeds zuiniger te gaan schrijven.
Wat ik al zei: wat je kunt zien, hoeft niet in de tekst. Ik had wat dat betreft veel geleerd van mijn zusje Trudy. Zij was de speelster van ‘Poppentheater Dibbes’. Ze speelde solo met handpoppen en kon dus niet meer dan twee poppen tegelijk opvoeren. Daar moest ze het mee doen. Soms dacht je dat je vier of vijf poppen zag, maar dat was haar magie. Ik heb voor haar geschreven en moest dan een verhaal van een uur maken waarin steeds maar twee personages handelden of spraken. Het is een beperking die tot grote zuiverheid kan leiden. Wat ik ook van haar leerde: een pop mag praten zolang het interessant is om naar hem te kijken, zolang hij verrassend beweegt. Hamlet is daarom minder geschikt voor een poppenspel. Hetzelfde geldt voor een prentenboek: de tekst op een pagina moet voorgelezen zijn voor het kind is uitgekeken op de tekening. Ik heb trouwens ook veel geleerd van het schrijven van poëzie, waarbij het ook om eenvoud en zuiverheid gaat.
“Ik trok de beschrijvingen van de tekeningen voor Een muts voor de maan schielijk terug, Jan ging zijn gang en won het Gouden Penseel met het boek. Ik heb dus nooit een prentenboek zonder woorden gemaakt, maar ben er wel in geslaagd steeds zuiniger te gaan schrijven.”
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers?
Je bent altijd het meest enthousiast over je eigen meest recente boek. Dat is in mijn geval “Mensen met koffers”. Dat is een oud gedicht van mij, ik schreef het in 1994, over vluchtelingen, waarbij Annemarie van Haeringen de prenten heeft gemaakt. Het zijn geschilderde portretten. Annemarie geeft de vluchtelingen van deze aarde, die onzichtbaar zijn geworden achter de schrikbarende cijfers – er zijn op dit moment tachtig miljoen mensen op de vlucht –, weer een gezicht. De tranen springen je in de ogen bij elk portret dat je bekijkt, zo gruwelijk en toch zo mooi en teer.
Maar er zijn natuurlijk ongelooflijk veel goede prentenboekenmakers tegenwoordig. Te veel om op te noemen, en dan vergeet je vaak de besten. Dus noem ik liever niemand. Maar ik herinner me de boeken die ik bekeek en voorgelezen kreeg als kind nog goed. Prachtig vond ik die. Favoriet was “De zandmannetjes” van Alfred Listal. Dat had mijn vader als jongetje ooit gekregen. Mijn opa en mijn vader en ik kenden het uit ons hoofd. Ik heb het nog, dat exemplaar uit 1928 of zo. En “Poes Pinkie” natuurlijk. Kende ik ook uit mijn hoofd.
En dan was er nog een boek dat volgens mij “Toto in Volendam” heette, van Dick Bruna. Ik ben oeroud maar Dick Bruna was zó oud, dat hij al boeken maakte toen ik jong was. Het ging over een mannetje dat op weg ging naar een dorp. In de tekst stond: ‘Dat dorpje heette … Volendam.’ Maar mijn vader las dan: ‘Dat dorpje heette … Keesje.’ Echt ontzettend flauw natuurlijk, maar ik kroop gillend van het lachen over de vloer als hij dat zei. Hij kon het niet vaak genoeg doen. Ze moesten me met stoffer en blik opvegen. Mijn vader heette Kees. God, wat heeft die man me van boeken leren houden.
Heb je tot slot nog tips voor beginnende schrijvers van prentenboeken?
Die heb ik verstopt in de antwoorden op de vorige vragen. Succes!
Wil je meer weten over Sjoerd Kuyper en zijn werk? Neem dan ook eens kijkje op zijn eigen website.
Prentenboeken met tekst van Sjoerd Kuyper
- Wat je moet doen als je een monster ziet dat erg op een berg lijkt met Andrea Kruis – Leopold 1988
- Het eiland Klaasje met Jan Jutte – Leopold 1994 – Zilveren Griffel
- Malmok met tekeningen van Annemarie van Haeringen – Leopold 1998 – Gouden Penseel
- Robin en de zon met Sandra Klaassen – Leopold 2001
- Robin op het ijs met Sandra Klaassen – Leopold 2003
- Een muts voor de maan met Jan Jutte – Leopold 2003 – Gouden Penseel
- Kasper kan niet slapen met Yvonne Jagtenberg – Blue in Green Publishing 2004
- Jij bent mijn mama niet! met Daniëlle Schothorst – Zwijsen 2005 – tekst met Margje Kuyper
- Welkom thuis, leeuw! met Jan Jutte – Zwijsen 2006 tekst met Margje Kuyper
- Sjaantje doet alsof met Daan Remmerts de Vries – Nieuw Amsterdam 2007 – Zilveren Griffel
- Mama Lief Alsjeblieft met Martijn van der Linden – Hoogland & Van Klaveren 2014 – tekst met Margje Kuyper
- De vrienden van Sinterklaas met Harmen van Straaten – Hoogland & Van Klaveren 2014
- Kom uit de boom! met Sanne te Loo – Buro Extern 2015 – tekst met Margje Kuyper
- Het kleinste pietje met Harmen van Straaten – Hoogland & Van Klaveren 2015
- Het robotje van Schiphol met Charlotte Dematons – Rubinstein 2016 – naar een idee van Margje Kuyper
- Tom Poes en het cadeautje voor heer Ollie met Henrieke Goorhuis – Rubinstein 2017
- Het verhaal van Sinterklaas met Emanuel Wiemans – Rubinstein 2018
- Kom je mee? met Grootzus – Rubinstein 2019 – Prentenboeken Top Tien
- Tom Poes en de Bommeltjes met Tim Artz – Rubinstein 2019
- Isabella Boem en de schilder Pieter de Hooch met Martijn van der Linden – Rubinstein 2019 – tekst met Margje Kuyper
- Aladdin met tekeningen van achttien illustratoren – Hoogland & Van Klaveren 2019
- Het boek van de sterren met Thé Tjong-Khing – Rubinstein 2020
- Mensen met koffers met Annemarie van Haeringen – Hoogland & Van Klaveren 2020