Tag archieven: illustrator

Interview Monica Maas

Monica, heb je enig idee hoeveel kinderen er zindelijk zijn geworden met “Bobbi op het potje”?

Dat is een moeilijke vraag, ik was er niet bij… Maar “Bobbi op het potje” heeft intussen de 11e druk. Dat zijn 66.000 verkochte boeken. Die worden aan meerdere kinderen binnen een gezin voorgelezen. En dan niet te vergeten de keren dat het boek is uitgeleend in de bibliotheek. Ik denk dat zeker 100.000 kinderen plezier hebben gehad van Bobbi op het potje toen ze zindelijk werden.

Hoe is Bobbi eigenlijk ontstaan?

Het beertje Bobbi zoals het nu in de boeken staat is afkomstig van mijn geboortekaarten bij Intercard en later van de wenskaarten bij Hallmark. Er was en is veel vraag naar deze kaarten. In die tijd, voordat de Bobbi-boeken er waren, heeft Bébé-jou een collectie babyproducten gemaakt zoals babybadjes etc. waarop mijn beertjes stonden. Eind jaren negentig vroeg Uitgeverij Kluitman of ik een serie wilde bedenken over dat beertje. Uiteindelijk werd dat Bobbi en samen met Ingeborg Bijlsma, die toen bij Kluitman werkte, maakte ik de eerste deeltjes. De serie sloeg meteen aan en we bedachten jaarlijks nieuwe thema’s waarin jonge kinderen zich kunnen herkennen.

De tekst is op rijm en loopt goed. Dat moet een voorwaarde zijn. De tekeningen zijn herkenbaar en spreken aan. Ze bevatten veel details zodat kinderen kunnen aanwijzen en vertellen wat ze zien. Het fijne van de serie is dat kleintjes kennismaken met onderwerpen waarmee ze te maken kunnen krijgen zoals: de kinderboerderij, de dierentuin, een verhuizing, griep, logeren of bijvoorbeeld boodschappen doen.

Het is een compliment om te horen dat veel peuters en kleuters de Bobbi-boeken uit hun hoofd kunnen ‘voorlezen’. Bobbi is dus een waardevolle aanvulling op de taalontwikkeling.

Illustraties van Bobbi - Monica Maas
Illustraties van Bobbi – Monica Maas
En Bobbi blijft voorlopig nog nieuwe avonturen beleven?

Zeker! Er is veel mogelijk met dit beertje. Samen met Uitgeverij Kluitman maak ik plannen voor nieuwe thema’s en via facebook.com/bobbiboeken of email krijg ik van ouders en juffen met regelmaat tips voor titels. Die worden steeds zorgvuldig beoordeeld.

Sommige Bobbi-boekjes zijn door jou alleen geschreven, andere weer samen met Ingeborg Bijlsma, hoe komt dat?

Enkele jaren geleden is Ingeborg gestopt met schrijven omdat haar baan in het onderwijs haar teveel tijd en energie ging kosten. Sindsdien schrijf ik de boeken zelf. “Bobbi gaat voetballen”, “Bobbi in de zomer” en “Bobbi in de winter” heb ik geschreven én geïllustreerd. Maar ook titels als “Bobbi abc” en het “Bobbi kijk- en zoekboek” heb ik zelf bedacht en getekend.

Je hebt, naast Bobbi, zelf een aantal prentenboeken geschreven en geïllustreerd (Souwtje, Joupy de kleine zeehond en recent Joupy en Kokmeeuw). Waar let jij vooral op bij het schrijven van de tekst?

Meestal maak ik eerst een aantal schetsen om gevoel met het onderwerp te krijgen en intussen ga ik aan de slag met de tekst. Dat is een fijn proces. Als ik schrijf, lees ik de zinnen hardop, zodat ik hoor wat de tekst doet. De tekst moet aansluiten bij de beleving van een jong kind, de doelgroep waarvoor ik boeken maak. Iets onverwachts en nu en dan een grapje is belangrijk, evenals wat spanning, maar de verhaaltjes moeten goed aflopen.

Het is altijd afwachten of een boek aanspreekt. Over Joupy en Souwtje krijg ik vaak leuke reacties en brieven en fans staan soms onverwacht op de stoep. Souwtje verscheen in 2012, maar afgelopen week kreeg ik opeens weer een aardige mail van een iemand die haar enthousiasme over dat boek wilde delen. Zo’n bericht is verrassend leuk om te ontvangen.

Ik heb veel voorgelezen, eerst als kleuterleidster, dat ben ik 4 jaar geweest, daarna als moeder en nu lees ik mijn kleindochters Ella en Cato veelvuldig voor. Er worden heel veel kinderboeken uitgegeven, maar ik ben nogal kritisch. Ik vind niet alles even fijn om naar te kijken. Een boek is goed als het keer op keer uit de kast wordt gepakt en moet worden voorgelezen. Voor een jong kind is het belangrijk dat het vertrouwd wordt met een prentenboek. Voortdurend nieuwe boeken aanbieden is voor de allerkleinsten niet nodig.

Illustraties Joupy
Illustraties Joupy de kleine zeehond (2013) en Joupy en de kokmeeuw (2014) – De Vier Windstreken
Hoe ga je te werk bij het maken van de illustraties? Kun je jouw werkproces toelichten?

Eerst maak ik voor het hele boek alle schetsen zodat ik een beeld krijg hoe het boek eruit kan gaan zien. Als ik redelijk tevreden ben, neem ik ze met behulp van de lichtbak met potlood over. Die potloodtekeningen maak ik in pen en vervolgens ga ik aan de slag met aquarelverf, soms in combinatie met kleurpotlood. Als een tekening me niet zint, dan begin ik opnieuw. Er moet een soort vanzelfsprekendheid zijn, wanneer ik die mis, zoek ik tot ik de juiste uitdrukking of houding heb. Er is geen verschil tussen het tekenen van Bobbi of een ander prentenboek.

Mijn werk lever ik digitaal in. Dat heb ik van mijn jongste dochter Vibeke geleerd. Ik scan mijn tekeningen in en werk ze waar nodig in Photoshop wat bij. Dat kost meer tijd dan de tekeningen in een envelop naar de uitgever sturen, maar het is fijn om de opmaak van een boek in eigen hand te houden.

Tot vorig jaar keek mijn man mee. Hij heeft me gestimuleerd om Souwtje te maken en ook Joupy de kleine zeehond. Joupy en Kokmeeuw zijn ontstaan dankzij de kennis van mijn man Henk over zeehonden en vissen. Helaas is Henk tot ons groot verdriet op 31 december 2014 overleden aan de gevolgen van een hersentumor. Hij is 60 jaar geworden. Een enorme schok natuurlijk. Sinds wij in september 2014 hoorden dat hij ongeneeslijk ziek was, heb ik niet meer getekend. Nu probeer ik de draad weer op te pakken.

Souwtje
Souwtje – Monica Maas – De Vier Windstreken – 2012
Wat zijn jouw favoriete materialen en technieken om te illustreren? En waarom?

Al heel lang teken ik met een Staedtler pen, maar de illustraties voor bijvoorbeeld Joupy de kleine zeehond en Joupy en Kokmeeuw heb ik met potlood getekend, daardoor worden de lijnen wat losser. Verder gebruik ik aquarelverf en kleurpotloden.

Ik heb eens een portret van Vibeke gemaakt met pastelkrijt, dat werkte lekker los en het lukte goed. Maar voor mijn illustraties zou ik pastel niet snel toepassen. Ik houd enorm van lijntjes tekenen. Dat past denk ik beter bij me. Ik heb nog steeds een zwak voor werken in zwart-wit. Wie weet ga ik daarmee weer eens aan de slag.

Waar moet je op letten bij het gebruik van deze materialen?

Bij de serie over Bobbi en zijn vriendjes is het vanzelfsprekend belangrijk dat ik steeds dezelfde kleuren gebruik. Het bruin van Bobbi moet bijvoorbeeld altijd de juiste gebrande sienna zijn, alleen aquarelverf van Talens Rembrandt is voor mij de beste kleur.

Ben je momenteel al weer bezig aan een nieuw prentenboek? Zo ja, kun je een tipje van de sluier oplichten?

Vorig jaar schreef ik de tekst voor “Bobbi in de herfst”. Intussen heb ik de voorplaat gemaakt en ben ik begonnen met de schetsen. Uitgeverij De Vier Windstreken wil graag verder met een tweede deel over Souwtje en ik mag nóg een Joupy-boek maken.

Bobbi in de herfst
Bobbi in de herfst – Monica Maas – Kluitman
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?

Een fijn prentenboek vind ik “Storm Stina” van de Zweedse Lena Anderson, maar ook de verhaaltjes over Uil en Pad van Arnold Lobel zijn bij mij favoriet. De tekeningen van Thé Tjong- Khing zijn onovertroffen, evenals de gedichten van Annie M. G. Schmidt door haar prettige nuchterheid en humor. Het werk van Fiep Westendorp is nog steeds geweldig, maar ook de tekeningen van Philip Hopman vind ik bijzonder knap.

Toen ik pas begon als illustrator was ik dol op de tekeningen van Peter Vos. Zijn Beestenkwartet staat nog steeds op de greep. Door hem en Maurice Sendak heb ik me in die tijd toegelegd op tekenen met pen: lijntjes en stippelwerk, soms met wat kleur. Dat was heel intensief, maar heerlijk om te doen.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren en schrijvers (van prentenboeken)?

Zelf heb ik nooit een tekenopleiding gedaan of tekenles gehad en ben vanaf mijn 24e fulltime illustratrice en ontwerpster. Ik heb alles ontdekt en ontwikkeld door veel te tekenen en vooral heel kritisch te zijn op mijn werk, maar ik kreeg voortdurend opdrachten.

Een beginnend illustrator moet vanzelfsprekend een map vullen met werk dat geschikt kan zijn voor een bepaalde uitgever. Ook is het belangrijk dat een illustrator zelf het copyright op zijn of haar werk behoudt. Aan deze zaken wordt op een opleiding vast aandacht besteed. Soms vraagt iemand of ik een tekst voor een kinderboek wil beoordelen. Mijn tip is om het verhaal eerst voor te lezen aan de ‘doelgroep’. Dan is snel te merken of het aanspreekt.

Monica Maas
Monica Maas aan het werk in haar eigen atelier

Meer weten over Monica Maas of Bobbi? Neem dan gerust eens een kijkje op de onderstaande websites:

Website Monica Maas

Website Bobbi

Art-prints van Monica Maas zijn te koop in de winkel van Prentenboek.nl.

Interview Guido van Genechten

Dag Guido van Genechten, drukke Kinderboekenweek gehad?

Ik was gevraagd om een lezing te verzorgen in boekhandel De Giraf in Dordrecht. Het werd een hele leuke avond voor een erg enthousiast publiek. In de namiddag deed ik in dezelfde boekhandel een teken- en voorleessessie voor kinderen. Ook in Venlo heb ik een boekhandel bezocht en over mijn werk gesproken in het museum.

Guido met zijn assistent Bob
Guido met zijn assistent Bob
Je bent behoorlijk productief als schrijver en illustrator van prentenboeken. De afgelopen jaren zijn er ieder jaar ongeveer 10 nieuwe boeken van jou uitgegeven. Hoe komt het dat jij zo productief kunt zijn?

Er zitten zoveel verhalen in mijn hoofd en in mijn la die schreeuwen om verteld te worden. En, ik durf het bijna niet te zeggen, maar ik ben echt verslaafd aan dingen maken. Op dagen dat er niks uit mijn pen of uit mijn penseel komt voel ik me niet zo lekker. Er moet toch minstens een klein krabbeltje gemaakt worden. Heel erg christelijk allemaal, pas genieten na gedane arbeid. Maar dan geniet ik ook dubbel of zelfs trippel (van Westmalle).

Hoe ben je (prentenboek) illustrator/schrijver geworden?

Heel toevallig eigenlijk. Ik heb vele saaie jobs gehad (opmaak in een drukkerij, laden en lossen in een ijzerhandel, verkoop). Maar mijn passie is altijd tekenen en schilderen geweest. Daar wilde ik iets mee doen. Mijn schilderijtjes verkochten echter niet. Dus zocht ik een toegepaste vorm van teken en schilderen. Ik heb een aantal dingen uitgeprobeerd en zo kwam ik op een dag bij prentenboeken terecht. Meestal verlies ik na een tijdje mijn interesse, maar prentenboeken maken ben ik nog lang niet beu.

Voel je je meer schrijver of illustrator?

Vroeger zou ik mezelf een illustrator genoemd hebben, omdat ik toch vooral beeldend gevormd ben. Maar gaandeweg ben ik gaan inzien dat een prentenboek een heel specifiek medium is. Waarin het net gaat om de combinatie van tekst en beeld. Nu ontstaat een boek heel organisch, tekst en beeld tegelijk als het ware.

Guido met een aantal van zijn karakters
Guido met een aantal van zijn karakters
Rikki, Tito, Max, Ono, je bent nogal creatief in het verzinnen van karakters?

Rikki heeft een vrij complexe ontstaansgeschiedenis. Ik wilde een verhaal over mij en mijn broers maken. Over hoe wij met elkaar omgingen. Drie jongetjes die voortdurend ruzie maakten. Intuïtief had ik voor konijntjes gekozen. Om me te helpen met de tekeningen had ik zelfs een konijntje gemaakt in klei. Tijdens het drogen was één van de oortjes echter slap
gaan hangen. En kijk, Rikki was geboren! Dat slappe oor trof me zo dat ik die broers
meteen aan de kant schoof en me met hem ging bezig houden. Later heb ik begrepen dat het, onvermijdelijk, altijd over jezelf gaat. Ik herkende in dat slappe oor iets van mezelf. Ik verzin ze dus niet, ik wek ze, om het groot te zeggen, alleen maar tot leven.

Onstaan van Rikki
Onstaan van Rikki – Genechten – 1999 – Clavis
Rikki timmert internationaal aardig aan de weg. Is Rikki de nieuwe Nijntje?

Nee, Nijntje is wellicht nog universeler. Bruna is ook een veel grotere stilist. Rikki is wel mijn best vertaalde reeks. Ik vermoed dat hij in een dertigtal talen uitgegeven wordt en er komen er nog steeds nieuwe bij.

Je bent met “Kleine Kangoeroe” en “De Wiebelbillenboogie” al twee keer verkozen tot het Prentenboek van het Jaar. Hoe zijn deze boeken tot stand gekomen?

Ik zag een stukje van een documentaire over kangoeroes. Kangoeroes groeien in de buidel tot ze bijna te groot zijn om er nog in te passen. Hun poten steken na een tijdje alle kanten op echt een heel koddig zicht. In dat stukje ‘duwde’ een mama kangoeroe een dergelijk groot kleintje uit haar buidel. Het kleintje plofte neer, hupte onbeholpen wat rond en sprong dan weer terug de buidel in. Dat is althans wat ik er van maakte. Dat beeld heb ik meteen genoteerd, in één van de vele schetsboekjes die altijd bij de hand heb. Zonder te weten wat ik er mee kon, ik vond het gewoon een heel ontroerend beeld. Later begreep ik dat het over loslaten ging. Het beeld dat ik hierboven beschrijf, uit en in de buidel, heb ik trouwens letterlijk gebruikt in mijn boek.

Zo gaat het vaak, iets wat ik zie of hoor treft me en zet mijn verbeelding aan het werk.
Dat gebeurt automatisch, op de onmogelijkste tijdstippen en op plekken waar je het helemaal niet verwacht, Net dan en daar.

Verschillende illustraties en titels voor de Wiebelbillenboogie
Verschillende illustraties en titels voor de Wiebelbillenboogie – Genechten – 2008 – Clavis

Ik wilde na “Kleine Kangoeroe”, dat een ‘mama boek’ is, eens een papa in de hoofdrol.
Aangezien mannen iets fysieker omgaan met hun kinderen kwam ik al snel uit op samen spelen en dansen. In de eerste versie, die Weekendpapa heette, was het dansen nog niet zo prominent. De tweede versie had ik de Rimpelbillenboogie genoemd. Olifanten hebben een rimpelachtige huid en ze hadden ook nogal lang in bad gezeten. Het dansen was nu uitgesproken aanwezig. Als olifanten dansen wiebelen hun billen, vandaar de Wiebelbillenboogie, logisch toch.

Hoe ga je te werk bij het maken van de illustraties?

Na het idee en de eerste schetsen is de volgende stap het ‘storyboard’. Omdat het verhaal op een beperkt aantal pagina’s verteld moet worden (bijna altijd 32-pagina’s) probeer ik zo snel mogelijk om het basisidee in dit ‘format’ te passen. Dit komt neer om het verhaal in scenes op te delen. Daarna begint het vormgeven van de hoofdfiguren en de setting en het uitteken van elke scene. Na deze fase heb ik overleg met mijn uitgeefster. Dan ga ik de definitieve tekeningen maken, allemaal achter elkaar. In deze fase werk ik ook niet aan andere tekeningen.

De definitieve tekeningen gaan dan naar de fotogravure om te worden in gescand (er wordt ook een proefdruk van gemaakt). Ik beoordeel nu de kleur en corrigeer waar nodig samen met de mensen van de productie. Ik bepaal ook zelf de vormgeving (cover, titelpagina, lettertype, plaatsing van de tekst, backcover….) van het boek. Alles wordt uitgeprint en beoordeeld, waar nodig bijgestuurd tot goed voor druk. Een heel proces, waar ik het laatste woord heb. Al luister ik zeker ook naar alle medewerkers.

Wat zijn jouw favorieten materialen om te illustreren?

Ik gebruik echt van alles zoals gouache, aquarel, kleurpotlood, krijt, inkt. Ik schilder, teken, knip, scheur en plak. Ik probeer graag nieuwe technieken en materialen uit. Gewoon om het voor mezelf spannend te houden. Als ik zelf niet geboeid ben, kan ik natuurlijk onmogelijk anderen boeien. Maar ik ben zeker meer een schilder dan een tekenaar. Voor buitenstaanders misschien een vreemd onderscheid. Maar het klopt wel.

Materiaal Guido
Materiaal Guido
Waar moet je op letten bij het gebruik van deze materialen?

Vooral nergens op letten, gewoon beginnen. Doen. En dan pas denken. Trial and error.

Aan welke boeken bewaar je de beste (of leukste) herinneringen / op welke ben je het meest trots?

Het eerste Rikki boek, daar heb ik veel uit geleerd. Het is ook het boek dat de meeste reacties uitlokt. Ik kreeg en krijg nog altijd reacties uit vele landen waar het verschenen is. Meestal van mama’s die een kind hebben dat anders is. Om me te melden hoe belangrijk dat boek voor hun kind (en voor henzelf) geweest is. Dat is wel fijn.

En op ‘Misschien’ een recent boek ben ik echt trots. Het heeft jaren geduurd om dat verhaal helemaal rond te krijgen. Maar ik kijk eigenlijk niet vaak terug op mijn werk. Ik zit altijd helemaal in het boek waar ik op dat moment aan werk. Dat wordt het beste, het mooiste.

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers?

Te veel om allemaal te noemen. Max Velthuijs met zijn kikkerboeken, Shaun Tan,
Oliver Jeffers, Jon Klassen, Wolf Erlbruch natuurlijk, alles van Kitty Crowther, Imme Dros en Harrie Geelen, Leo Lionni is steengoed. Een boek als ‘Uilskuikentjes’ van Martin Waddell met heel sfeervolle tekeningen van Patrick Benson bijvoorbeeld ontroerd me telkens weer. En zo kan ik nog uren doorgaan….

Ben je momenteel al weer bezig aan een nieuw prentenboek? Zo ja, kun je een tipje van de sluier oplichten?

Ik werk altijd aan verschillende dingen tegelijk. Momenteel maak ik de definitieve tekeningen voor ‘Wat een geluk dat ik jou heb gevonden’ (verschijnt volgend voorjaar 2015 bij uitgeverij Clavis). Een boekje over de liefde natuurlijk. Ik denk na over een nieuw Rikki verhaal.

Ik experimenteer met water en vissen van papier, en er zitten nog minstens negen
halve ideetjes in mijn hoofd…spannend allemaal.

Illustratie uit wat een geluk dat ik jou gevonden heb - Genechten
Illustratie uit wat een geluk dat ik jou gevonden heb – Genechten – 2014 – Clavis
Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren (van prentenboeken)?

Tekenen. Tekenen. Tekenen. En je amuseren!

kijkje in het atelier van Guido van Genechten
kijkje in het atelier van Guido van Genechten

Meer weten over Guido van Genechten? Hij heeft een eigen website waar je onder andere een biografie en een overzicht van zijn boeken zult vinden.

Interview Marije Tolman

Marije, hoe ben jij “prentenboek illustrator” geworden?

Bij de KABK (Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag) heb ik grafisch en typografisch ontwerpen gestudeerd, in Schotland heb ik een half jaar illustratie gedaan. Tijdens mijn afstudeerjaar heb ik in Italië bij Fabrica gewerkt, de studio van Oliviero Toscani. Alle plekken waren zeer inspirerend en leerzaam, maar niet specifiek gericht op het maken van prentenboeken. Daar ben ik pas na mijn studie aan begonnen door boeken te bekijken van zeer uiteenlopende makers en door heel veel te tekenen. De beeldtaal die ik gebruik voor prentenboeken heb ik mijzelf aangeleerd, maar ik denk zeker dat mijn grafische achtergrond een belangrijk aandeel heeft geleverd in verschillende lagen van mijn vak.

Marije Tolman aan het werk
Marije Tolman aan het werk in eigen atelier
Ben je fulltime boek illustrator of heb je daarnaast nog andere werkzaamheden?

Ik ben fulltime illustrator. Het vak is zeer divers en gelukkig heb ik ontzettend veel op mijn lijst staan de komende jaren, concrete opdrachten, maar ook wensen en dromen. Momenteel werk ik o.a. aan een animatiefilm voor KRO-Kindertijd. Vanaf december te zien op tv!

In 2002 debuteerde je met je eerste prentenboek “Tussen Mees en Mol” geschreven door Carli Biessels. Kun je wat vertellen over het tot stand komen van dit prentenboek?

Oorspronkelijk ben ik opgeleid tot Grafisch ontwerper. Maar in de praktijk vond ik het vak veel minder creatief dan verwacht. Daarom bleef ik altijd tekenen, ook naast mijn baan bij een grafische studio. Op een dag heb ik bij uitgeverij Van Goor mijn tekeningen laten zien. Het was puur toeval en geluk dat nét in die periode Carli Biessels op zoek was naar een nieuwe geschikte illustrator voor haar boek Tussen Mees en Mol. Ik kreeg het vertrouwen en mocht de twee vrienden verbeelden. De tekst van Carli raakte mij direct, ik kon mij heel goed verplaatsen in de karakters van Mees en Mol. Na vele schetsen ontstonden de personages en vervolgens heb ik het boek in twee maanden uitgewerkt. Sinds Mees en Mol is mijn atelier altijd in beweging geweest.

Illustraties uit Tussen Mees en Mol, Biessels, 2003, van Goor
Illustraties uit Tussen Mees en Mol, Biessels, 2003, van Goor
Is het werkproces voor “Mees en Mol” illustratief voor hoe je nu werkt aan een prentenboek?

In het begin, rond 2006 tekende ik heel veilig, koos ik voor een zoektocht met veel schetsen en een volledig doordacht storyboard. Ik tekende als het ware volgens mijn eigen regels en zelfbedachte opgelegde mogelijkheden. Tegenwoordig vind ik het fijn en bijzonder spannend om dit hele proces in de uitgewerkte illustraties te laten ontstaan. De zoektocht naar de juiste sfeer, kleurgebruik, compositie, vormtaal, lijnvoering, daar speel ik mee in de illustraties die daadwerkelijk het boek gaan vormen. Daarmee hoop ik de spanning van een eerste schets (die bij veel tekenaars krachtig en raak is) direct in de originelen te behouden.

Ter illustratie, de etsen uit de Boomhut zijn allemaal direct beschilderd, zonder schets, plan of scenario. Ik laat mij volledig omarmen door de wereld, de sfeer en emotie van de tekening waar ik aan werk. De werkwijze van een prentenboek is nooit hetzelfde, ik handel altijd in belang van het betreffende boek. De boomhut vroeg om licht lucht en ruimte, zonder woorden. De vrijheid van de natuur en van stille geheimen hoog in een hut.

van ets naar illustratie, de boomhut, tolman, 2009, Lemniscaat
van ets naar illustratie, de boomhut, tolman, 2009, Lemniscaat

Het boek verkeerde sokken met Youp is veel concreter. Om daar extra lagen in te zoeken heb ik gewerkt met reeds bestaande schilderijen. Olieverf schilderijen uit mijn Academie tijd. De doeken heb ik allemaal los gesneden en dat werd ‚het papier’ waar ik op werkte. Ik draaide de doeken om of knipte er stukken uit, tekende er overheen of plakte weer een stuk linnen aan. Laag voor laag en daar dwars doorheen veel humor in details, waar de tekst van Youp om vraagt.

Cover verkeerde sokken, Tolman, van 't Hek, 2014, Leopold
Cover doek verkeerde sokken, Tolman, van ’t Hek, 2014, Leopold
Je hebt zelf twee prentenboeken gemaakt “de boomhut”en “het eiland” (met je vader Ronald Tolman). Opvallend is dat beide boeken tekstloos zijn. Wat is hier de reden van?

De boomhut en Het eiland zijn beide boeken waar wij proberen de kijkers en lezers te dwingen om zélf verhalen te verzinnen. Voor de serie van Leopold/Gemeentemuseum Den Haag heb ik een prentenboek getekend én geschreven; „Ensor, de grote maskerade.” Bij tekstloze prentenboeken kan ik de totale ruimte nemen, bij teksten van auteurs laat ik mij graag meedeinen in de emotie en uitwerking waar het verhaal om vraagt.

 

Je hebt inmiddels behoorlijk wat prentenboeken geïllustreerd.  Op welke ben je zelf het meest trots?

De boomhut staat nog steeds met stip bovenaan. Vanwege de experimentele uitwerking, de internationale prijzen en reizen, het gouden penseel, maar bovenal de vriendschap met mijn vader waardoor het een juweel van een boek is geworden.

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers?

Favoriete schrijvers heb ik zeker. Wenslijsten ook. Maar dat is een soort magie waar ik geen woorden aan wil besteden. Illustratoren: Shaun Tan, Wolf Erlbruch, Oliver Jeffers, Maurice Sendak, Quentin Blake, Janosch, Sempé, Michael Sowa en vele anderen…

Wat zijn jouw favorieten materialen / technieken / media om te illustreren? En waarom?

De combinatie van grafiek en tekeningen vind ik erg fijn. Grafische lijnvoering/drukwerk geeft een helder stevig karakter, tekenen juist fijngevoelig. Mijn atelier is analoog ingericht, ik werk nooit digitaal.

Illustratie uit Het Eiland, Tolman & Tolman, 2012, Lemniscaat
Illustratie uit Het Eiland, Tolman & Tolman, 2012, Lemniscaat
Ben je momenteel bezig aan een nieuw prentenboek? Zo ja, kun je een tipje van de sluier oplichten?

Er staat een aardig stapeltje prentenboeken klaar. Dat blijft in mijn atelier tot de wereld het mag zien. Wél kan ik mijn nieuwe prentenboek met Edward van de Vendel alvast aankondigen: “Doei!”, uitgegeven door Querido. Een droom van een prentenboek, over nachtmerries en vliegdromen. Het boek verschijnt in december van dit jaar.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren en schrijvers (van prentenboeken)?

Als je durft te maken wie je bent dan wordt je werk oprecht, eerlijk, kwetsbaar en krachtig. En zal je ook zelf het meest plezier beleven aan het tekenen!

Atelier Marije Tolman
Atelier Marije Tolman
Biografie Marije Tolman

Marije Tolman (1976) groeide op in Beuningen vlakbij Nijmegen. Ze studeerde grafisch en typografisch ontwerpen aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Aan de Edinburgh College of Art in Schotland studeerde zij Illustration & Design. Na haar studie werkte ze in Italië als vormgever. In 2002 maakte ze haar debuut als illustrator voor kinder- en prentenboeken met “Tussen Mees en Mol” (auteur Carli Biessels). Sindsdien werkt ze als illustrator voor verschillende uitgeverijen. Haar prentenboeken worden in veel landen uitgegeven. Marije won o.a. het Gouden penseel, Troisdorfer Bilderbuchpreis, Bologna Ragazzi Award en de Bilderbuchpreis Vienna met De boomhut dat zij samen met haar vader (Ronald Tolman) maakte. Marije haalt haar inspiratie uit de natuur, muziek, theater en literatuur. Ze maakt voor haar illustraties gebruik van verschillende materialen, zoals pen en inkt, aquarelverf, (kleur)potloden, gouache en krijt en traditionele grafische technieken zoals linosnedes en etsen.

Meer informatie over Marije en haar werk vind je op haar eigen website.

Bibliografie Marije Tolman (selectie)

Doei!, Edward van de Vendel , Querido, 2014
De dikke mejuffrouw muis, Erik van Os en Elle van Lieshout, Lemniscaat, 2014
Verkeerde sokken, Youp van ’t Hek, Leopold, 2014
Hond weet alles en wolf niets, Sylvia Vanden Heede, Lannoo, 2014
Jij en ik en alle andere kinderen, Bart Moeyaert, Querido, 2013
Springende pinguins en lachende hyena’s, Jesse Goossens, Lemniscaat, 2013
Het woeste boek van Wolf en Hond, Sylvia Vanden Heede, Lannoo, 2013
Sinterklaas en het kleine hoogtevreespietje, Youp van ’t Hek, Leopold, 2012
Hond bijt Wolf, Sylvia Vanden Heede, Lannoo, 2012
De grote Robin, Sjoerd Kuyper, Lemniscaat, 2012
Het eiland, samen met Ronald Tolman, Lemniscaat, 2012

Interview Marit Törnqvist

portret Marit Törnqvist
Marit Törnqvist

Dag Marit, drukke Kinderboekenweek gehad?
Heel erg druk! Vanaf 29 september ben ik elke dag op pad geweest. Van Groningen naar Zeeland naar Limburg. Ik heb deels met muzikant Rodolpho Ravissant opgetreden. Hij vergezelde me ook op het Kinderboekenbal en was verkleed als een personage uit mijn boek met een accordeon en een trommel op zijn rug. Ik heb ook met schoolklassen gesproken, voorgelezen en natuurlijk getekend voor de kinderen.

Fabians Feest was het prentenboek ter gelegenheid van de feestelijke zestigste Kinderboekenweek. Hoe is dit boek tot stand gekomen?
Ik kreeg in februari 2012 de opdracht – ik ben een langzame tekenaar dus de CPNB wist dat ik een jaar extra nodig zou hebben. Ik ben eerst een half jaar gaan nadenken, schetsen en daarna ben ik gaan tekenen. Na 13 maanden was het af.  Er is trouwens ook een feestlijke app van Fabians Feest gemaakt.

Hoe ben je op dit verhaal gekomen?
Toen ik het thema hoorde, dacht ik direct aan het “Feest der verbeelding”. Daar ben ik mee aan de slag gegaan. Natuurlijk kwamen heel veel van mijn eigen herinneringen langs. Herinneringen van vroeger maar ook van toen mijn kinderen klein waren. Kinderen zijn vrije geesten, die zich met gemak een heel andere wereld kunnen voorstellen. Wij volwassenen dreigen vaak terug te vallen in oude groeven. Iets waar ik eigenlijk een hekel aan heb. In mijn boek staat het rationele tegenover de verbeelding.

Van schets naar definitieve illustratie uit Fabians Feest; Marit Törnqvist, CPNB
Van schets naar definitieve illustratie uit Fabians Feest; Marit Törnqvist, CPNB

Had je volledig vrij spel in tekst en illustratie?
Ja, al heb ik technisch een aantal beperkingen ontmoet omdat de uitklappagina’s niet overal in het boek konden zitten. Dat werd wat gepuzzel.

In de onderstaande video gaat Marit in op “Fabians Feest” en haar werk als illustrator.

Je laatste prentenboek “Groter dan een droom” (auteur Jef Aerts, Querido 2013) heeft prachtige recensies gekregen en diverse  prijzen gewonnen (o.a. de Vlaamse Boekenleeuw en een Zilveren Griffel in 2014). Hoe verklaar jij dit succes?
Heel simpel. Het is een prachtig universeel en toch persoonlijk verhaal. Ik werd er ook direct door gegrepen toen ik het las omdat het een heel vrije benadering van een onderwerp als de dood en verlies/verlangen was. Wat ook heel mooi is aan het boek, is dat het vooral gaat over de machteloosheid van een kind om iets te veranderen aan de voorgeschiedenis van zijn of haar ouders. En dat is iets waar heel erg veel kinderen onbewust mee worstelen. Het is een boek dat eigenlijk in alle schoolklassen gelezen zou moeten worden.

Illustratie omslag "Groter dan een droom", Marit Törnqvist, Querido, 2013
Illustratie uit “Groter dan een droom”, Marit Törnqvist, Auteur Jef Aerts, Querido, 2013

Welke keuzes heb je gemaakt bij het illustreren van dit “zware” thema?
Ik heb gekozen om de ouders weg te laten en te focussen op het kind. Om witte vogels als een soort troostrijke zwerm tussen leven en dood te maken. Om altijd de poes te tekenen als zus er niet is. Om duidelijk het eind en de volle ontbijttafel vrolijker te maken dan de kale tafel aan het begin. Om de droomontmoeting niet te donker te maken, al speelt het zich ’s nachts af. En vast nog veel meer…

Hoe ben je (prentenboek) illustrator geworden?
Ik ben op de Gerrit Rietveld Academie illustratie gaan studeren tussen 1982 en 1987 en heb daarna direct opdrachten gekregen om prentenboeken te maken. Ik debuteerde met een prentenboek voor Astrid Lindgren toen ik 23 jaar was. En bijna al mijn eindexamenwerk werd uitgegeven.

Heeft Astrid Lindgren jouw werk als schrijver en/of illustrator beïnvloed?  
Ik weet niet wat er nog in mijn werk van nu doorklinkt, maar ik ben zeker in het begin door Astrid Lindgren heel erg op gang gekomen met het schilderen van de Zweedse taferelen en landschappen. Dat klinkt vast nog wel een beetje door. Astrid beschreef vaak heel gevoelige personages van vlees en bloed en ik denk wel dat de mensen die ik teken daardoor vaak niet karikaturaal zijn. Dat is mogelijk nog een invloed uit die tijd.

Hoe ga je te werk bij het maken van de illustraties?
Het in elkaar zetten van een boek, het denkproces, duurt meestal een half jaar of soms ook veel langer. Als dat plan er een beetje is, begin ik te schetsen om een formaat te bepalen. Elk boek is anders en elke tekening ook. Soms eindeloos veel geschets, soms in één keer goed. Ik gebruik allerlei materialen.

Zie hieronder een korte video over de zoektocht van Marit bij het illustreren.

Wat zijn jouw favorieten materialen / technieken / media om te illustreren?
Ik schilder meestal met acryl en gouache, maak contouren met inkt, maar ik gebruik ook als het nodig is krijt, houtskool, ecoline, aquarel, medium, stempels. Ach, eigenlijk alles behalve olieverf.

Waar moet je op letten bij het gebruik van deze materialen / technieken?
O, jeetje, dat is heel veel. Transparantie, in water oplosbaar, kleuren die moeilijk te drukken zijn, helderheid etc. Dit is iets wat je in 25 jaar je eigen maakt, niet zo gemakkelijk in een paar regels te vangen.

gebruik stempeltechniek; Illustratie uit "Groter dan een droom", Marit Törnqvist, Querido, 2013
Gebruikte stempeltechniek; Illustratie uit “Groter dan een droom”, Marit Törnqvist, Querido, 2013

Je hebt inmiddels behoorlijk wat prentenboeken geïllustreerd. Aan welke bewaar je de beste (of leuke) herinneringen / op welke ben je het meest trots?
Mijn zelfgeschreven boeken “Wat niemand had verwacht” en “Klein verhaal over liefde” zijn me erg dierbaar omdat ze heel dichtbij me staan. “Groter dan een droom” was moeilijk, maar is wel één van mijn mooiste boeken denk ik. “Pikkuhenki” was spannend omdat ik een heel register in mezelf nooit aan de buitenwereld getoond had en dat kwam opeens in dat boek tevoorschijn. En Fabians feest was eigenlijk wel gewoon een feest en niet zo moeilijk.

Je illustreert ook kinderboeken. Zit er een verschil in de wijze van illustreren tussen kinderboeken en prentenboeken?
Eigenlijk zijn de verschillen niet zo groot. Je moet wat secuurder kiezen wat je gaat illustreren omdat er minder tekeningen in staan en vaak is het zwart wit geweest (wat ik heel erg mooi vind).

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?
Shaun Tan maakt heel erg mooie dingen. Hij heeft alles. Sfeer, een waanzinnige techniek en heel vervreemdend werk met erg veel diepgang, ook voor volwassenen. Hij is mijn lievelingstekenaar en staat op grote eenzame hoogte boven een heel stel anderen die ik ook goed vind.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren (van prentenboeken)?
Wees jezelf en geloof daarin. Doe geen anderen na. Neem de tijd om te voelen en te denken. Laat iets rijpen en leg af en toe maanden iets weg, maar zet wel door. Crisis hoort erbij. Weggooien ook. Kijk met de ogen van het kind dat je vroeger was als het klaar is.

Marit Törnqvist heeft een eigen website waar je veel informatie over Marit en werk vindt. Ook vind je hier een agenda van haar lezingen, nieuwsberichten en informatie over tentoonstellingen van haar werk. Voor haar werk ontving ze diverse nationale en internationale prijzen.

In het TV-programma “Het Klokhuis” van drie oktober 2014 gaat Marit nog dieper in op de totstandkoming van “Fabians feest”en “Groter dan een droom”.

Interview Frank Daenen

Dag Frank, waar ben je momenteel mee bezig?

Met de voorbereidingen van een nieuw prentenboek over Millie Duizendvoet, een geboortekaartje en een website voor de apotheek van mijn vrouw. Tussendoor werk ik nog aan een eigen boek, maar ‘Millie’ moet eerst af. Het boek zou volgend jaar moeten verschijnen, waarschijnlijk in het voorjaar. Het nieuwe boek van Millie is weer een samenwerking met Stijn Moekaars en gaat over Millie die een beetje te wild is bij het voetballen en daardoor héél eventjes in het ziekenhuis belandt.

Frank Daenen
Frank Daenen draagt voor uit eigen werk
Wat was je eerste echte prentenboek dat werd uitgegeven? Kun je wat vertellen over het tot stand komen van dit prentenboek?

Mijn eerste prentenboek was ‘Brutale Bertus’. Mijn broer kende de schrijver, Guy Daniëls, en ik had me laten ontvallen dat ik de prenten van zijn boeken niet zo mooi vond. Mijn broer vertelde dit natuurlijk verder waarop Guy me uitdaagde om het beter te doen dan mijn collega’s. Ik maakte test-tekeningen en ik mocht het boek maken. De tekeningen waren achteraf niet beter dan die van de collega’s hoor :-), ze werden gewoon goed bevonden door Guy. Vanaf dat moment heb ik ieder jaar minstens één boek geproduceerd.

Hoe maak je nu de illustraties voor een prentenboek?

Ik begin, net zoals de meeste illustratoren, met het lezen van de tekst en het schetsen van hele kleine tekeningen. Daarna worden de schetsen minder ruw en op ware grootte getekend. Deze schetsen gaan door de scanner en worden verbeterd met de computer, er wordt zo ook nog heel wat gesleuteld aan de composities. Daarna maak ik de nette potloodtekening die ik vervolgens inkleur met de computer. Sommige tekeningen hebben wel 14 dagen nodig om ingekleurd te worden. Een beetje zot eigenlijk, maar op deze manier werk ik het beste. Als ik met eigen ideeën aan de slag ga schrijf ik soms eerst de tekst, soms komen eerst de tekeningen.

Illustratie uit "Millie Duizendvoet",
Illustratie uit “Millie Duizendvoet”, auteur Stijn Moekaars – De Eenhoorn 2012.
Je hebt een aantal “kartonnen” prentenboekjes geillustreerd voor kinderen van 1 tot 3 jaar (o.a. “Beer Vliegt” en “Victor aan Zee”) . Zit er een verschil in de wijze van illustreren voor deze doelgroep ten opzichte van oudere kinderen? Zo ja, wat zijn de verschillen?

Het grootste verschil is de mate van detail. Voor de kleinere kinderen moet alles meteen duidelijk zijn. Dan kan je niet zo gedetailleerd werken. Al kan je voor alle leeftijden wel kleine details verstoppen, ze zien het allemaal heel snel. Kinderen kijken heel goed.

Illustratie uit " Beertje Vliegt", Clavis 2011
Illustratie uit ” Beertje Vliegt”, Clavis 2011
Aan welk prentenboek bewaar je de beste (of leuke) herinneringen / op welke ben je zelf het meest trots?

‘Wow, wat een wolf!’. Dit was een heel leuk boek om te maken en ik had ook voortdurend het gevoel dat alles goed zat. Het boek werd heel goed ontvangen en won zelfs enkele prijzen. We mochten het boek zelfs gaan voorstellen op de beurs van Bankok. ’t Is wel al een tijdje geleden dat dit boek verscheen. Meestal ben ik ook heel trots op m’n laatste boek.

Heb je zelf een aantal favorieten prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?

Het werk van Leo Timmers, Lieve Baeten en Guido Van Genechten vind ik heel goed. Ik kijk ook graag naar het werk van Jim Flora en Maurice Sendak.

Wat zijn jouw favorieten materialen / technieken / media om te illustreren? En waarom?

Potlood, acryl, aquarel en computer. En liefst breng ik dan alles samen met de computer omdat je dan eindeloze combinaties kan testen.

Illustratie uit "Het Pleintje, Winterwarmte"
Illustratie uit “Het Pleintje, Winterwarmte” – Auteur: Hilde Vandermeeren – Uitgeverij: De Eenhoorn 2013.
Waar moet je op letten bij het gebruik van deze materialen / technieken / media?

Eigenlijk hoef je dan nergens op te letten omdat je met de computer alles kan bijwerken en uitproberen.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren (van prentenboeken)?

Tracht trots te zijn op het werk dat je maakt. Doe geen dingen tegen je zin en probeer zo weinig mogelijk gratis te werken. De bakker geeft z’n taartjes ook niet gratis weg. Wees trots op je beroep, zelfs al doe je het niet voltijds, zelfs al voelt het niet altijd als werken.

Biografie Frank Daenen

Frank Daenen (geboren op 21 december 1977 in Bree, opgegroeid in Opglabbeek, woont in Meeuwen-Gruitrode), studeerde in 1999 af aan de Media and Design Academy (MDA) in Genk  als grafisch vormgever.

Sinds 2007 is hij fulltime illustrator van onder meer prentenboeken voor uitgeverijen Clavis, De Eenhoorn en Zwijsen. Enkele boeken zijn vertaald in het Frans, Koreaans, thai, Zweeds, Deens en het Kroatisch. Hij tekent ook voor de tijdschriften van Averbode: Zonnekind, Doremi, Dopido, Dokadi en Zonnestraal en educatieve uitgaven van uitgeverij Malmberg. Regelmatig trekt hij erop uit om lezingen te geven in scholen en bibliotheken. Zijn tekenworkshops en verteltheater betoverden al vele kinderen in Vlaanderen en Nederland.

In 2001 won hij de bronzen medaille Kinder-en Jeugdjury Limburg en in 2006 was hij de fiere winnaar van Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen (voor kinderen van 6 tot 8 jaar).

Frank geeft lezingen en workshops
Frank geeft lezingen en workshops
Bibliografie Frank Daenen

•    Brutale Bertus – Auteur: Guy Daniëls – Uitgeverij: De Vries Brouwers, 2000.
•    Wat zit er in dit ei? – Auteur: Stijn Moekaars – Uitgeverij: Clavis, 2001.
•    Even Anders – Auteur: Frank Daenen – Uitgeverij: Clavis, 2002.
•    Post Voor Tim – Auteur: Guy Daniëls – Uitgeverij: Clavis, 2003.
•    Wow, wat een wolf! – Auteur: Stefan Boonen – Uitgeverij: Clavis, 2004.
•    Muizenbeetje – Auteur: Marc De Bel, Uitgeverij: Tingel, 2006.
•    Over Liefde en Zo – Auteurs: kinderen basisscholen Hasselt – Stad Hasselt, 2007.
•    Laps en Wieb – Auteur: Stefan Boonen – Uitgeverij: Clavis, 2008.
•    Victor en zijn dieren – Auteur: Frank Daenen – Uitgeverij: Clavis, 2008.
•    Victor in de tuin – Auteur: Frank Daenen – Uitgeverij: Clavis, 2008.
•    Victor aan zee – Auteur: Frank Daenen – Uitgeverij: Clavis, 2008.
•    Een huis voor Wiezewotje – Auteur: Guy Didelez – Uitgeverij: Clavis, 2009.
•    Brrr, wat koud! – Uitgeverij: Zwijsen, 2009.
•    Leeuw voor een dag – Auteur: Stefan Boonen – Uitgeverij: Zwijsen, 2009.
•    Ik verkleed me – Auteur: Frank Daenen – Uitgeverij: Clavis, 2009.
•    Beertje Vaart – Auteur: Frank Daenen – Uitgeverij: Clavis, 2010.
•    Beertje Vliegt – Auteur: Frank Daenen – Uitgeverij: Clavis, 2011.
•    Het uur bij Tuur – Auteur: Riet Wille – Uitgeverij: De Eenhoorn, 2012.
•    Millie Duizendvoet – Auteur: Stijn Moekaars – Uitgeverij: De Eenhoorn 2012.
•    Het Pleintje, Winterwarmte – Auteur: Hilde Vandermeeren – Uitgeverij: De Eenhoorn 2013.

prijzen

Bronzen medaille Kinder -en Jeugdjury Limburg 2001, België
Winnaar Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen 2006 – groep 2 van 6 tot 8 jaar.
Nominatie Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen 2013/2014 – groep 2 van 6 tot 8 jaar.

Interview Loes Riphagen

Loes, waar haal jij je inspiratie vandaan?

Loes RiphagenMeestal schiet een idee me zo floep te binnen. Daar kan ik niks aan doen. Ik heb op mijn Ipad een mapje. Hierin bewaar ik al deze nieuwe verhaal ideeën, flarden leuke zinnen, of een grapje om een keer ergens in de achtergrond van mijn boek te gebruiken. Elke keer als ik een nieuw idee heb, al is het maar heel klein, dan voeg ik dat idee hieraan toe. Als ik dan een nieuw boek wil maken kijk ik in deze map en stromen er weer heel veel extra ideeën in mijn hoofd. Het komt vanzelf.

Ik heb nooit het probleem dat ik geen inspiratie heb. Mijn probleem is juist dat ik nooit kan kiezen welk idee ik zal uitwerken omdat ik te veel keus heb. Soms komt mijn inspiratie ook uit dingen die er om mij heen gebeuren. Bijvoorbeeld toen ik mijn allereerste prentenboek “Slaapkamernachtdieren” verzon. Ik kon niet slapen en lag in bed. Er was een heel vervelende mug die de hele tijd om mij heen zoemde en ik kreeg hem niet te pakken.

Toen ben ik gaan fantaseren over die mug en ik bedacht me dat die mug misschien wel helemaal geen mug was maar een “Flurrelmupper”. De Flurrelmupper wordt heel vaak door de war gehaald met de mug, maar eigenlijk is dat stom want de Flurrelmupper is helemaal niet vervelend. Hij zoemt dan wel maar hij kan helemaal niet prikken. Dus daarom moet je voordat je een mug doodslaat altijd heel goed kijken of het niet per ongeluk een Flurrelmupper is. Dat zou zonde zijn…..

De Flurrelmupper van Loes Riphagen
De Flurrelmupper van Loes Riphagen
Voel je je meer een prentenboekillustrator of –schrijver?

Als ik een boek helemaal zelf maak dan loopt het proces helemaal door elkaar heen. Dan kun je het niet los van elkaar zien. Maar mijn laatste boeken zijn zonder woorden met grote kijkplaten waarop heel veel te ontdekken is. Ik heb helemaal zelf bedacht wat er allemaal moet gebeuren. In dat geval kun je me dan misschien geen schrijver noemen want er zitten geen woorden in het boek.

Hoe ben je “prentenboek illustrator/schrijver geworden”?

Ik ben afgestudeerd aan de Illustratie-afdeling van de Willem de Kooning Academie. Ik kan niet zeggen dat je per se hier naar toe moet gaan als je kinderboek illustrator wilt worden. Ik denk dat het niet uit maakt op welke Academie je dan afgestudeerd bent. De Willem de Kooning academie is vooral erg gericht op digitale media. Ik zelf maak juist alles met de hand. Hier heb ik dan ook best wel eens moeite mee gehad omdat ik niet zo heel goed met computers overweg kan. Maar in het derde jaar koos ik de richting Traditionele illustratie en toen waren de praktijk lessen meer gericht op Grafische technieken, schilderen en modeltekenen enzo. Ik heb veel technieken geleerd en uiteindelijk mijn eigen stijl gevormd. Maar dat had net zo goed op een andere academie kunnen gebeuren. Je weet dat als je iets veel doet wordt je er beter in. Ik heb heel veel geoefend en ontzettend hard gewerkt in mijn academie jaren. Hier is de basis gelegd.

Als afstudeeropdracht heb je de basis gelegd voor je eerste prentenboek “Slaapkamernachtdieren (2008)”, hoe ging dat in zijn werk?

Omdat ik op de academie heel weinig opdrachten kreeg die aansloten op wat ik later wilde worden, namelijk kinderboek illustrator, wilde ik heel graag als afstudeerproject een eigen prentenboek idee uitwerken. Het was wel moeilijk om het uiteindelijke idee te verzinnen want ik wist nog helemaal niet waar ik allemaal rekening mee moest houden. ook qua praktische kant. Hoeveel pagina’s, welk formaat. Hoe moet dat dan allemaal.

Mijn eerste idee was om een soort van determinatie gids te maken van allemaal verzonnen beesten. Zodat als je er een tegen kwam je aan de hand van de vragen in het boek, hoeveel pootjes heeft hij, welke kleur is hij enz. kon bekijken welk dier je gevonden had. Maar dit werd zo groot en ingewikkeld dat het eigenlijk onmogelijk was om dit te maken en er miste ook een soort van duidelijke basis. Toen besloot ik om alleen dieren te gebruiken die in je slaapkamer leven. En het op te schrijven als een soort van encyclopedie zodat het allemaal veel overzichtelijker werd en dus ook veel geschikter voor de doelgroep.

Slaapkamernachtdieren (Loes Riphagen, 2008, De Fontein
Slaapkamernachtdieren (Loes Riphagen, 2008, De Fontein

Uiteindelijk heb ik  voor mijn afstuderen de cover gemaakt en een plattegrond en 6 slaapkamernachtdieren uitgewerkt. Dit was dus een heel duidelijk idee. Toen ik was afgestudeerd heb ik mijn slaapkamernachtdieren idee met nog een aantal andere illustraties opgestuurd naar een aantal uitgeverijen waarvan ik vond dat mijn werk bij hen past. Ik kreeg meteen van de Fontein een hele positieve reactie. Ze wilde mijn idee uitgeven. Fantastisch was dat. Verder kreeg ik ook illustratie opdrachten van andere uitgeverijen. Ik heb sinds dit moment altijd heel veel te doen gehad.

Is het werkproces dat je gebruikte voor “Slaapkamernachtdieren (2008)” illustratief voor hoe je nu werkt?

Nee. Slaapkamernachtdieren was mijn eerste boek en ik moest nog zoveel leren. Ik wist helemaal nog niet hoe dat allemaal werkte.  Ik vind achteraf ook dat er best meer illustraties in hadden gekund. Er zit vrij veel tekst in en maar kleine illustraties. Dit past wel heel goed bij het idee van dit boek. Maar al mijn volgende boeken heb ik hierdoor wel veel voller getekend.  En op een gegeven moment gaat alles veel sneller want dan snap je hoe het allemaal werkt.

Eerst schrijf ik mijn idee op en dan werk ik het uit als een heel klein storyboard schetsje. Niemand begrijpt wat ik getekend heb maar ikzelf heb dan al het hele verhaal in mijn hoofd ik kan zo al wel voor mezelf op een rijtje zetten of de opbouw goed is en of ik nog extra scenes nodig heb of dat er misschien iets weg kan. Dit is altijd best wel een puzzeltje om dit goed te krijgen.

Schets Kreukel, Loes Riphagen 2014
Schets Kreukel, Loes Riphagen 2014

Dan werk ik deze schets in verhouding van het boek groter uit. meestal op A4. Dit is dan meteen de eindschets. Die eindschets scan ik in op de computer en vergroot ik op het juiste formaat. Dan print ik hem uit zodat hij precies even groot is als het uiteindelijke boek. Ik trek dit over op aquarel papier en dan kan ik gaan inkleuren. Als mijn originele illustraties klaar zijn dan gaat het als pakket naar de lithograaf en daarna naar de vormgever en dan naar de drukker. Je wordt er steeds sneller en handiger in en je bedenkt je eigen manier van hoe je te werk gaat en wat voor jou het handigste is. Tegenwoordig werk ik wel altijd op deze manier.

Bekijk hier een inspirerend filmpje over Loes en haar werkwijze.

Hoe lang duurt het dit hele proces eigenlijk? Van idee/concept tot drukklaar boek?

Meestal als een boek helemaal van mijzelf is doe ik er 2 tot 3 maanden over om de illustraties helemaal af te maken. Als ik een tekst krijg aangeleverd en hier dus niet over na hoef te denken kan het meestal een stuk sneller. De lithograaf heeft meestal 3 weken nodig om alles in te scannen en te bewerken zodat de kleuren als ze straks gedrukt worden zo dicht mogelijk in de buurt komen bij mijn tekeningen.

Aan welk prentenboek bewaar je de beste herinneringen? Op welke ben je het meest trots?
Vlieg op dikke bromvlieg! (Loes Riphagen, 2013, De Fontein)
Vlieg op dikke bromvlieg! (Loes Riphagen, 2013, De Fontein)

Ik weet nog hoe blij ik was toen mijn allereerste boek uit kwam. “Slaapkamernachtdieren” dus hier heb ik nog wel een heel speciaal gevoel bij. Maar op elk boek van mezelf ben ik trots. En allemaal op een andere manier. Ik vind dat ze niet op elkaar lijken en allemaal hun eigen kwaliteit hebben. Als ik nu terugkijk op alle boeken die ik gemaakt heb dan ben ik het meest trots op “Vlieg op, dikke Bromvlieg!”.

Ik vind zelf het idee en de uitwerking van dit boek heel goed. Het is een vijfluik over een heel vervelende bromvlieg. Hij is echt een eikel en doet allemaal stomme dingen.   Hij zet een poppenhuis overhoop, komt in een strip, een krant en in een heel beroemd schilderij terecht. En ook in de tv waar hij allemaal problemen veroorzaakt. Als hij in de krant is zijn de pagina’s dus ook zwart wit en als hij in het schilderij komt dan heb ik de spreads in de kleuren en stijl van Vermeer geschilderd. Dit boek heeft ook een heel verpletterend einde.

Ook ben ik nog steeds heel blij dat ik vorig jaar het prentenboek van de Kinderboekenweek 2013 mocht maken “Zzz”. Ik was zo super blij toen ik deze eervolle opdracht kreeg van de CPNB.

Illustratie uit ZZZ, Loes Riphagen 2013, CPNB
Illustratie uit ZZZ, Loes Riphagen 2013, CPNB
Ben je momenteel bezig aan een nieuw prentenboek? Zo ja, kun je een tipje van de sluier oplichten?

Ik heb net een boek af. “Kreukel” het is vorige week naar de lithograaf gegaan. Het gaat over een hond die Kreukel heet. Hij denkt dat hij dikke vette maatjes is met zijn baas. En dat hij zijn baasje ontzettend goed helpt altijd. maar eigenlijk doet hij alles verkeerd. Op een gegeven moment zet zijn baasje hem bij het vuilnis, maar Kreukel denkt dat hij op vakantie mag. Uiteindelijk ontmoet hij een nieuw baasje die Kreukel helemaal fantastisch vind en ze doen allemaal gekke dingen samen.

Illustratie uit Kreukel, Loes Riphagen, 2014, De Fontein
Illustratie uit Kreukel, Loes Riphagen, 2014, De Fontein

Ik wil nu wel ook weer een nieuw boek gaan maken, eerst moet ik nog een paar projecten afronden voor educatieve uitgeverijen. Maar daarna ga ik weer nadenken over een nieuw eigen boek. Ik denk dat ik iets wil gaan doen in een nieuwe techniek.

Wat zijn jouw favorieten materialen / technieken / media om te illustreren? En waarom?

Ik illustreer meestal in een heel gemengde techniek. Ik gebruik ecoline, aquarel, gouache, potlood, inkt, pastel enz. enz. Ik gebruik soms ook collage. Ik kijk wat er moet gebeuren op de tekening en hoe ik dat dan het beste kan verbeelden. hier kies ik dan mijn materiaal bij.

Waar moet je op letten bij het gebruik van deze materialen / technieken / media?

Op een heleboel. Vooral omdat ik zoveel verschillende materialen tegelijk gebruik. sommige kunnen niet goed over elkaar heen omdat het dan bijvoorbeeld gaat vlekken ofzo dan weet ik dat ik bijvoorbeeld eerst de aquarel moet opzetten en dan pas de ecoline moet gebruiken. Dat leer je als je er veel mee werkt. Maar soms vind ik het ook wel fijn als er iets mis gaat en er iets onverwachts gebeurd. Dat los je dan weer op en dan wordt het heel anders dan je van tevoren had kunnen bedenken. Maar dat is ook wel heel spannend. De uitwerking van een boek is voor mij altijd een heel spannend moment.

Heb je zelf een aantal favorieten prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?

Ik heb heel veel favoriete prentenboeken. Vooral Franse prentenboeken vind ik heel mooi. Als ik op vakantie ga dan ga ik ook altijd naar een boekenwinkel om mijn verzameling aan te vullen. Ik vind de boeken van Catharina Valckx heel goed. Ze zijn heel grappig en mooi uitgewerkt.

Wat zijn voor jou zaken waar je echt op let tijdens het schrijven van een prentenboek?

Ik vind het belangrijk dat er veel humor in mijn werk zit. Ik denk vooral heel hard na over de opbouw van het verhaal en wat er op elke pagina moet gebeuren in beeld.

Wanneer ben je tevreden over de tekst?

Ik ben niet snel tevreden over mijn teksten. Daarom probeer ik ook altijd om zoveel mogelijk in beeld uit te leggen zodat ik zo min mogelijk tekst hoef te gebruiken. Mijn laatste drie boeken zijn zonder woorden. Soms heb je geen woorden nodig om een verhaal te vertellen. Dan laat ik de woorden liever weg. Vroeger waren mijn eigen favoriete boeken altijd de boeken waar grote kijkplaten in zitten en waarop dus heel veel te ontdekken is. Daarom wil ik zelf ook altijd graag zulke mooie kijkplaten maken.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren en schrijvers (van prentenboeken)?

Probeer veel uit en maak heel veel werk. Het is hard werken, maar als je iets veel doet word je er beter in.

Het Atelier van Loes Riphagen
Het Atelier van Loes Riphagen

Informatie over Loes en haar werk vind je op haar eigen website http://loesriphagen.nl/ en facebookpagina  https://nl-nl.facebook.com/LoesRiphagenKinderboeken .

Origineel werk van Loes Riphagen nu te koop in de Prentenboek Winkel.

Biografie Loes Riphagen

Loes Riphagen (1983) studeerde in 2007 af aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam. Ze debuteerde in 2008 als kinderboekenschrijver en illustrator met het prentenboek “Slaapkamernachtdieren” (de Fontein). Met haar vrolijke, humoristische en eigenwijze illustraties valt Loes Riphagen op bij het publiek, de pers en verschillende jury’s. Haar werk is al in meerdere landen verschenen o.a. Frankrijk, Rusland, Duitsland, de Verenigde Staten, Denemarken, China, Korea, Japan en Slovenië. Voor haar illustraties in het boek “Huisbeestenboel” (Fontein) heeft zij De Vlag en Wimpel 2010 ontvangen en met het boek “Slaapkamernachtdieren” was zij genomineerd voor de kinderboekwinkelprijs 2009/2010. “Superheldjes” (Fontein) is zelfs verkozen tot kerntitel van de Kinderboekenweek 2011. In 2013 maakte Loes het speciale prentenboek van de kinderboekenweek “Zzz” (CPNB). Op dit moment werkt Loes in Amsterdam. Naast het werk aan haar eigen prentenboeken, bouwt Riphagen aan een oeuvre als illustrator van boeken van anderen. Ze illustreert werk voor verschillende schrijvers en uitgevers.

Bibliografie Loes Riphagen

“Tekst en illustraties van Loes Riphagen:
2008 Slaapkamernachtdieren: van Ammehoela tot Zwamneus (De Fontein)
2009 Huisbeestenboel (De Fontein)
2011 Superheldjes (De Fontein)
2012 De gele olifant (De Fontein)
2013 Vlieg op dikke bromvlieg! (De Fontein)
2013 Zzz (CPNB) (speciale prentenboek van de kinderboekenweek 2013)
2014 Kreukel (De Fontein)
2015 Bij de neus genomen (De fontein)

Illustraties van Loes Riphagen :
2008 Betoverend. Tekst van Nanda Roep (Pimento)
2009 De Kusjeskrokodil en andere lieve nachtbeesten. Tekst van Jozua Douglas (Clavis)
2009 De bloes van oom Ben. Tekst van Suzan Boshouwers (Clavis)
2009 Hoe je van niets iets kunt maken. Tekst Gesineke Veerman (Zwijsen)
2009 De weeshuisbende. Tekst van Martine Kamphuis (Clavis)
2010 Het rode ei. Tekst van Han van der Vegt (Gottmer)
2010 Giga Gertie: Wie niet groot is moet slim zijn. Tekst van Silvia van de Put (Clavis)
2010 Grimmie. Tekst van Pieter Feller (Moon)
2011 De grootste, de gevaarlijkste en andere bijzondere dieren. Tekst Jozua Douglas (Clavis)
2011 Wessel van Texel. Tekst van Erik van Os en Elle van Lieshout (Gottmer)
2011 Wat een mop. Tekst van Erik van Os en Elle van Lieshout (Zwijsen)
2011 Miniheksen. Tekst van Bette Westera (De Fontein)
2011 Wat een lef! Tekst van Monique van der Zanden (Zwijden)
2011 Wie niet groot is, moet een opa hebben. Tekst van Silvia van de Put (Clavis)
2011 Ik vaar met Sep en Saar. Tekst van Riet Wille (Zwijsen)
2011 Ik bak een koe. Tekst van Riet Wille (Zwijsen)
2011 Schaapjes op het droge. Tekst Bavo Dhooge (Zwijsen)
2011 De held van alle helden. Tekst Mark Haayema (Gottmer
2012 Ik wil een walvis! Tekst van Bette Westera (Gottmer)
2012 Dag Tim en aap Pim. Tekst van Riet Wille (Zwijsen)
2012 Sint en de pakjesdief. Tekst van Martine Bijl (De Fontein)”
2012 Klussen in de klas. Tekst Berdie Bartels (Zwijsen)
2012 Ik rijm, rijm, rijm. tekst diverse auteurs (Zwijsen)
2012 Er zit een feest in mij. Querido’s Poëziespektakel 5 (Querido)
2013 Smakelijk eten. Tekst Isabel Versteeg (Malmberg)
2013 De schat. Tekst Eus Roovers (Malmberg)
2013 De kluts van kip. Tekst Berdie Bartels (Zwijsen)
2014 Superpa gezocht. Tekst Bavo Dhooge (Zwijsen)
2014 Het zwarte ei. Tekst Han van der Vegt (Gottmer)
2014 Wat zit er in die tas? Tekst Maria van Eeden (Malmberg)
2014 Dirk durft het wel. Tekst Berdie Bartels (Malmberg)
2014 Pet gaat op reis. Tekst Monique van der Zanden. (Malmberg)

Interview Milja Praagman

foto milja praagmanMilja, waar haal jij je inspiratie vandaan?

Overal vandaan, het lijkt wel of ik een soort van onzichtbare voelsprieten op mijn hoofd heb die voortdurend van alles horen en zien wat ik kan gebruiken. Maar als je me zou opsluiten in een kale cel zou ik nog steeds ideeën krijgen denk ik zoveel zit er in mijn hoofd.

 

Vanaf december 2015 zijn er originele illustraties en art-prints van Milja Praagman te koop in de winkel van Prentenboek.nl.

Voel je je meer een prentenboek illustrator of –schrijver? Of toch gewoon allebei? Kun je het naar jouw mening ook los van elkaar zien? Wat doe je het liefst?

Allebei ik zie het niet echt als twee losse dingen. Die ideeën die ik heb hebben anderen niet en ik ben het stadium ook al lang voorbij dat ik op verhalen van anderen ging zitten wachten. Daarbij vind ik maar zelden echt iets heel leuk. En ik kan niet iets gaan illustreren wat ik niet leuk vind heb ik gemerkt dan zakt mijn motivatie weg. Als ik een goed idee heb moet ik er ook meteen beeld bij zien anders is het niet goed.

Je bent afgestudeerd als grafisch ontwerper aan de Academie voor beeldende kunsten Sint Joost in Breda. Hoe ben je “prentenboek illustrator/schrijver geworden?

De opleiding duurde toen 5 jaar, daar kreeg je naast vakken als typografie, fotografie, ook illustreren. Achteraf vind ik het wel fijn dat ik voor deze studie heb gekozen alles wat ik heb geleerd komt van pas. Na mijn studie wilde ik het liefst afficheontwerper worden en ik merk nog steeds dat het ontwerpen van een omslag een van de leukste dingen vind van een boek maken. Omslagen zijn eigenlijk ook een soort mini-affiches. Na de academie kreeg ik langzaam wat illustratieopdrachten. Toen ik ook voor de Okki ging werken kwamen er vanzelf ook ideeën voor prentenboeken zoals bijv. “Meneer Po”.

In 2005 debuteerde je met je eerste prentenboek “Meneer Po (Lannoo)”. Kun je wat vertellen over het tot stand komen van dit prentenboek?  

Ik zag de po van mijn zoon staan en vond die wel op een gleufhoed lijken, zo kwam ik op het idee voor dit eerste prentenboek. Meneer Po is zijn bril kwijt en zet dan per ongeluk de po op zijn hoofd met alle gevolgen van dien. Ik stuurde het op naar verschillende uitgeverijen, kreeg wat afwijzingen maar toen ineens ook twee die het wel zagen zitten. Toen kon ik ineens kiezen.

Is het werkproces voor “Meneer Po” illustratief voor hoe je nu werkt aan een prentenboek?

Ja en nee. De vorming van een idee gaat iedere keer anders. Een keer lag ik met koorts op bed en kwamen mijn kinderen steeds naar boven. De deur open en dicht makend zag ik dat zo’n deur wel erg leek op een boek zo verzon ik ‘Kom maar binnen’. Meestal zie of hoor ik iets dat dan gekoppeld word aan een idee of een gedachte waar ik al langer meeliep en dat smelt dan samen tot een origineel nieuw iets.

Als ik het idee heb uitgeschreven ga ik meestal ook al snel wat schetsen gewoon om te zien of het klopt wat in gedachten heb. Soms is zo’n heel klein schetsje (meestal maar 5 cm groot) later de basis voor een omslag. Een prentenboek heeft bijna altijd 12 spreads ( dubbele pagina). Dus in het schrijven hou je daar al rekening mee. Meestal begin ik met het uitwerken van de omslag omdat ik dan ook weet welke kant ik qua illustraties op wil in het boek. De computer gebruik ik om mijn schetsen te scannen. Ik maak dan vaak een miniboekje van al die schetsen om te kijken of het werkt. En ga dan aan de hand van die schetsen de grote illustraties maken. Maar bij het uitwerken in het groot kom je dan weer allerlei dingen tegen waardoor het weer anders moet.

schetsen voor Vergeet me nietje
schetsen voor Vergeet me nietje

De uitwerking en de techniek hangen bij mij erg af van het verhaal wat ik wil vertellen. In  “Nog 100 nachtjes slapen” knipt Dorus bijvoorbeeld voortdurend uit stoffen. Ik merkte al tekenend dat het uitknippen veel duidelijker overkomt als je het ook echt uit de illustraties van bijv. kleding knipt vandaar dat ik in dat boek veel met collage heb gewerkt. Maar bij “Ik doe het lekker toch” had ik een heel zonnige wereld voor ogen dus ging ik van een gele ondergrond uit waarin het leeuwtje bijna opgaat in zijn omgeving. Om het niet een te knalgeel boek te maken heb ik er overgangen in gemaakt van dag naar nacht.

Wat zijn dan zaken waar je extra op let? Wat zou je nu niet meer zo doen? Kun je dit toelichten met leerpunten uit je eerdere boeken?

Dat is ook steeds anders, met het prentenboek “Voor jou” wilde ik eens een langere periode experimenteren. Ik was het een beetje zat hoe ik tekende en wilde me zo graag onderscheiden van anderen door nog meer op zoek te gaan naar mijn eigen stijl. In ‘Voor jou’ heb ik heel veel uitgeprobeerd. Eigenlijk wilde ik eens een boek maken met telkens een compleet andere achtergronden, bijna dessins die een gevoel konden uitdrukken en waar je steeds een “Ohh” gevoel bij kreeg, maar dan nog wel dat het een verhaal zou blijven. Dat is wel heel moeilijk merkte ik in de uitwerking. Maar het heeft me wel veel inzicht gegeven en bij “Vergeet mij nietje” kon ik dit nog weer beter toepassen wat ik daarmee geleerd heb. Het laat zich moeilijk omschrijven waar dat nou precies in zit, maar voor mij is dat op zoek gaan naar vernieuwen een soort uitvinden. Op die manier vind ik illustreren het leukst. Door op zoek te gaan naar hoe het nog beter kan.

Naar een definitieve omslag
Naar een definitieve omslag voor Vergeet me nietje (2013 – De Eenhoorn)

Wat ik er vooral van heb geleerd is dat je niet te bang moet zijn om iets te veranderen. Ook al levert dat meer werk op, het wordt er altijd interessanter van. Het is een beetje als op reis gaan. Ga je de gebaande wegen op om snel op de plaats van bestemming te komen of neem je dat spannende zijstraatje het duurt dan wel wat langer maar wie weet wat je tegen gaat komen.

 Hoe lang duurt dit hele proces eigenlijk? Van idee/concept tot drukklaar boek? 

Is moeilijk te zeggen soms zit zo’n idee jaren in je hoofd. Het boek wat ik nu et af heb is ook iets waar ik al heel lang meeliep. Ik geloof dat ik het al 10 jaar geleden dacht dat wanneer een kind alsmaar ‘wat is dat?’ vraagt of je dan als ouder wel doorhebt wat hij eigenlijk bedoelt. Dat vond ik wel een leuk uitgangspunt.

Zit er veel verschil in dit proces als je “alleen” de illustraties hoeft te maken en de tekst dus krijgt aangeleverd?

Weet ik niet, dat hangt af van het verhaal. Het kartonboek wat ik nu ga tekenen is een tweede boekje. Eerder maakte ik een stoffen boekje met dit karakter. De baby zit nu al in mijn vingers, de dessintjes zijn bedacht, het is dan niet meer zoveel werk dan wanneer je nieuwe karakters moet bedenken. Muis en Varken ken ik ook. Ik weet bijvoorbeeld waar ze wonen enz. Dat scheelt. Maar het is wel elke keer weer zoeken naar de juiste vorm. En ik wil me ook blijven vernieuwen en ook dat kost tijd.

Je hebt inmiddels behoorlijk wat prentenboeken geschreven en geïllustreerd. In 2013 werd jouw prentenboek “Nog 100 nachtjes slapen” verkozen tot prentenboek van het jaar. Aan welke bewaar je de beste (of leuke) herinneringen / op welke ben je zelf het meest trots?

Het meest trots ben ik meestal op het laatst verschenen boek. Dat is nu “Vergeet mij nietje”. Al duurt dat trots zijn ook nooit lang, want dan zie ik weer van alles dat nog beter kan. Dus dan ga ik vol goede moed weer verder met een nieuw idee. Ik ben niet zo van het terug uit kijken geloof ik. Als ik iets inlever en het klaar is, zit ik met mijn hoofd al weer in een nieuw project. Hoewel het steeds nog wel erg spannend is als het gedrukt is en te zien hoe het er dan uitziet.

Heb je zelf een aantal favorieten prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?

Ik ben erg fan van Catharina Valckx, haar illustraties vind ik geweldig mooi en op haar kleurgebruik ben ik gewoon jaloers. Afgelopen week moesten we samen ergens voorlezen toen lag ik voortdurend in een deuk er zit zoveel humor in haar werk. In Frankrijk is ze wereldberoemd maar in Nederland mogen ze wel eens wat trotser op haar worden vind ik.

Ze is niet voor niets al twee maal genomineerd voor de Alma award. Chris Haughton en Jon Klassen en Beatrice Alemagna vind ik ook erg goed. Zij hebben allemaal een direct herkenbare eigen stijl.

Wat zijn jouw favorieten materialen / technieken / media om te illustreren? En waarom?

Ecoline, plakkaatverf, potlood, stempelinkt, wascokrijt, collage noem maar op ik gebruik alles. Ik probeer altijd van alles uit. Ik gebruik de computer wel om even te kijken of iets werkt bijvoorbeeld door kleuren uit te proberen maar liever experimenteer ik in het echt met verf enzo dan kunnen er ook dingen gebeuren die je niet had voorzien.

Wat zijn voor jou zaken waar je echt op let tijdens het schrijven van een prentenboek?
Bij mij staat alles in het teken van de vondst van een verhaal die moet heel origineel zijn en humor vind ik heel belangrijk. Wat ik probeer te vermijden is een moralistisch toontje.Voor Jou Wanneer ben je tevreden over de tekst?

Ik loop vrij lang rond met een idee en dan op een gegeven moment moet het eruit. Dan schaaf ik daar nog wel aan maar voor mij werkt het zo dat ik graag het idee toets bij de uitgever. Als zij het zien zitten dan werk ik de tekst naar mijn zin uit. Als ik ga tekenen veranderen er soms ook nog dingen in de tekst. Dan zie ik dat ik bijvoorbeeld iets heb beschreven wat ik ook al heb getekend dan kan dat in de tekst weg. Het fijne van zelf schrijven is dat je ruimtes of een plaats waar het zich afspeelt zelf kan invullen.

Ben je momenteel bezig aan een nieuw prentenboek? Zo ja, kun je een tipje van de sluier oplichten?

Ik heb net een nieuw prentenboek af dat heet ’Wat is dat’ en verschijnt in augustus bij Uitgeverij Leopold. Het gaat over een kleine krokodil die steeds van alles ziet en ‘Wat is dat?’ zegt tegen zijn moeder. Die moeder ziet niet zoveel want ze is alsmaar bezig met wat ze nou weer is vergeten dus die heeft ook helemaal niet door dat er een dinosaurus achter hun aanloopt. Daarna ga ik nog het derde prentenboek maken met varken en muis voor de Eenhoorn waarvan eerder ‘Voor jou’ en ‘’Vergeet me nietje’ verschenen. Dat verhaal is al even klaar en er ligt nog een idee voor een tekstloos prentenboek. Plus nog een boek daarna…best wel druk nog. Sinds vorige week ben ik begonnen aan een kartonboek voor Betty Sluyzer dat verschijnt ook in het najaar bij Leopold.

Wat is dat? (2014 - Leopold)
Wat is dat? (2014 – Leopold)
Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren en schrijvers (van prentenboeken)?  

Ja, ga op zoek naar je eigen stijl. Kijk naar wat je mooi vindt in andere boeken maar ook in beeldende kunst, films fotografie noem maar op. En zet door als je er in gelooft!

Biografie Milja Praagman

Milja is geboren in Amsterdam (1971) en groeide op in Den Dungen. Ze studeerde grafisch ontwerpen aan de Academie voor beeldende kunsten Sint Joost in Breda. Na de academie woonde zij een jaar in Frankrijk. In 1995 keert ze terug naar Nederland en werkt als zelfstandig ontwerper/illustrator. Haar opdrachtgevers waren in het begin voornamelijk kranten en tijdschriften. Later werkte ze ook voor Okki, Bobo, Sesamstraat en Taptoe en werd het tekenen voor kinderen haar belangrijkste bezigheid. Voor Sesamstraat televisie maakt ze animaties.

Door het illustreren en vooral door het verzinnen in opdracht voor Okki e.a. ontstonden er ook veel nieuwe ideeën voor ‘eigen’ verhalen. Een van die verhalen was haar eerste prentenboek Meneer Po dat meteen goed werd ontvangen door de pers. Sindsdien is ze niet meer te stoppen. Bij uitgeverij Leopold verschenen: Miki en de sneeuwpop, Mijn mama is een prinses, Nog 100 nachtjes slapen – prentenboek van het jaar 2013 – en Ik doe het lekker toch! In maart 2013 verscheen Voor jou bij uitgeverij de Eenhoorn. In september is Pas op verschenen het tweede boek met Dorus (Nog 100 nachtjes) in de hoofdrol.
In Milja’s boeken gaan kleine mensen en dieren hun eigen gang. Stoer en met een subtiel gevoel voor humor.

Informatie over het Milja en haar werk vind je op haar eigen website http://www.miljapraagman.nl/ en blog http://miljapraagman.blogspot.nl/

Milja aan het werk

 Bibliografie Milja Praagman

2005 Meneer Po (Lannoo)
2006 Lieve lieve… (Lannoo)
2007 In de dierentuin (Lannoo)
2007 Beertje Bij kleurt alles / Beertje bij heeft honger (Lannoo)
2008 Wasco weet een mop (Gottmer)
2009 Zeg, wie zit er in de heg? (Lannoo)
2009 Miki en de sneeuwpop (Leopold)
2010 Kom maar binnen (Gottmer)
2010 Mijn mama is een prinses (Leopold)
2011 Nog 100 nachtjes slapen (Leopold)
2011 Viezeltje. Tekst van Suzan Peters (De Eenhoorn)
2011 Wat hoort konijn? (Leopold)
2011 Als de bomen straks gaan rijden. Gedichten van Frank Adam (De Eenhoorn)
2012 Ik doe het lekker toch! (Leopold)
2013 De wereld in mijn handen (De Eenhoorn)
2013 Voor jou ( De Eenhoorn)
2013 Pas op! (Leopold)
2014 Vergeet me nietje (De Eenhoorn)
2014 Wat is dat? (Leopold) verschijningsdatum augustus

Een aantal prentenboeken bij van Milja Praagman bij bol.com

Interview Paula Gerritsen

Paula GerritsenPaula is geboren in Rijswijk (ZH) en woont nu in Brabant, in een mooi dorpje aan de Maas.  Ze heeft 13 jaar in de psychodiagnostiek met kinderen gewerkt. Nu werkt ze al geruime tijd als illustrator. Eerst voor tijdschriften en uiteindelijk steeds meer voor educatieve uitgevers en prentenboeken. In 2011 heeft ze de BIKopleiding gedaan (beroepskunstenaar in de klas) en verzorgt ze ook workshops en projecten op ondere andere basisscholen. Paula Gerritsen heeft een eigen website: http://www.paulagerritsen.nl/

Paula is illustrator van tal van prentenboeken waaronder:

“Een koning van niks”, “De wens”, “Noten” (tevens auteur), “Samen aan zee” en “Wit” (allen uitgegeven door Lemniscaat). “Grote Griezels”, “Wie o wie” en “Iieeek, een luis!” (allen uitgegeven door Gottmer). “Lekker weer”, “Beer” en “Nooit meer een luier” (allen uitgegeven door Kimio). “Klaas, de per ongeluk Sinterklaas”, uitgegeven door van Goor, “Bergen zand met hoedjes op” (Zwijssen) en “Al die boeken over beren” (Malmberg).

Schets en uiteindelijke omslag voor "Wit"
Schets en uiteindelijke omslag voor “Wit” (2012; met C. Kranen)


Hoe ben je “prentenboek illustrator geworden”?

Er was al een samenwerking met Erik van Os en Elle van Lieshout voor de educatieve uitgevers. Voor een nieuw boek bij Lemniscaat zochten ze nog een illustrator en hebben mij daar toen voorgesteld.

Wat was je eerste prentenboek dat werd gepubliceerd? Hoe vond je dat en hoe ging dat in zijn werk?

Dat was “Fijn feestje” met bovengenoemd schrijversduo. Om te beginnen is er een groot verschil met educatief werk omdat er, behalve met de uitgever, ook veel overleg met de schrijvers is. In plaats van kleine losse tekeningen moet er nu een echt beeldverhaal gemaakt worden. Je moet beginnen met een storyboard, waarbij je over ieder fragment na moet denken: hoe zien de figuren eruit, welke kenmerken hebben ze, in welke omgeving speelt het zich af, wat zijn de meest aansprekende momenten om te illustreren, zijn de platen gevarieerd genoeg, etc.

Aan welke prentenboeken bewaar je de beste herinneringen / op welke ben je het meest trots?

Een prentenboek maken is enorm intens, je vergroeid als het ware met het de verhalen en de personages. Daarmee staat ieder me heel erg na en kan ik daar geen keuze in maken.
Op zich ben ik wel wat trots op het prentenboek “Noten”, omdat ik daar ook zelf de tekst voor heb geschreven.

Ben je momenteel bezig aan een nieuw prentenboek? Zo ja, kun je een tipje van de sluier oplichten?

Er liggen verschillende manuscripten bij uitgevers van schrijvers die met me willen samenwerken. Dat is dus nog even afwachten.

Paula voor de klas

Heb je zelf een aantal favorieten prentenboeken? En illustratoren? En waarom zijn dit jouw favorieten?

“Tin Lin de reuzenvis” (van Klaus Kordon en The Tjong Khing) is het boek dat ik eindeloos heb voorgelezen aan m’n jongste dochter. Ik heb dat ooit als groots gebaar aan iemand weggegeven. Laatst vroeg m’n dochter (inmiddels 19 jaar) er weer om. Gelukkig heb ik bij Bol.com nog een exemplaar kunnen bemachtigen. Voordat ik zelf als illustrator ging werken was ik enorme fan (en nog steeds) van Ingrid en Dieter Schubert. Ik voelde me zo vereerd toen ik ze bij Lemniscaat-feestjes ‘gewoon’ tegenkwam. Er zijn ontzettend veel geweldige illustratoren, met zeer verschillende stijlen. Het werk van Wolf Erlbruch vind ik echt fantastisch!

Kun je iets vertellen over het illustratieproces van een prentenboek? Hoe ga jij te werk?

Na overleg en maken van een storyboard gaat het echte schetsen per plaat beginnen.
Tegenwoordig ‘schets’ ik op de computer (photoshop). Je kunt dan makkelijk schuiven, verkleinen, vergroten, omkeren etc. Ook de schetsen worden uitvoerig doorgesproken met uitgever en schrijver. De schets zet ik dan over op papier of karton.

digitale schets Paula Gerritsen voor "Samen aan Zee"
digitale schets Paula Gerritsen voor “Samen aan Zee”

Bij het schilderen moeten ook weer keuzes gemaakt worden ten aanzien kleurgebruik en techniek en stijl van werken. Daar zit wel iets of wat verschil in, hoewel mijn stijl wel herkenbaar blijft.

Wat zijn jouw favorieten materialen / technieken / media? En waarom?

Prentenboeken wil ik absoluut met de hand schilderen. Ik werk altijd met acryl, gecombineerd met krijt. Voor tijdschriften en educatieve opdrachten werk ik digitaal. Een combinatie is ook mogelijk, eerst schilderen en daarna bewerken in photoshop.

Waar moet je op letten bij het gebruik van deze materialen / technieken / media?

Acryl droogt snel. Je moet het langzaam opbouwen en uitkijken dat je niet te dik werkt. Voordeel is dat je snel door kunt werken en dat is voor mij , als ongeduldig mens, heel prettig. Ik heb heel lang op karton (grijsboard) gewerkt omdat dat precies goed het water opnam. Ik heb nu echter een goede kwaliteit acrylpapier gevonden (Schut Acryl 360gr.). Voordeel is dat je dan een witte ondergrond hebt en stukken open (en dus echt wit) kunt laten.

Heb je tot slot nog tips voor beginnende illustratoren (van prentenboeken)?

Probeer eerst tot een eigen stijl te komen, waarin je je helemaal thuis voelt. Een opdrachtgever moet er op kunnen rekenen dat het hele boek een prachtig samenhangend geheel wordt, en niet alleen maar één prachtige plaat oplevert.

De meeste prentenboeken die Paula Gerritsen heeft geillustreerd zijn nog (2e hands) te bestellen. Onder andere bij bol.com