“Op Reis” van Aaron Becker is een prentenboek in de puurste vorm. De prenten vertellen het verhaal. Er wordt geen tekst gebruikt. Toch leest het boek als een verhaal dankzij de kundige indeling en opbouw van Becker. De prenten sluiten naadloos op elkaar aan en stimuleren de lezer om iedere bladzijde om te slaan. Het ontbreken van de tekst maakt het avontuur eigenlijk alleen maar spannender. Het is opvallend hoe goed dit boek zich leent om voorgelezen te worden. Het boek doet een beroep op de verbeeldingskracht van de lezer die iedere keer weer meer details zal ontdekken (en dat is nu juist wat kleine kinderen aantrekt in een prentenboek). Daardoor wordt het verhaal na een paar keer (voor)lezen eigenlijk steeds rijker en steeds net wat anders….
De grote gedetailleerde pen en inkt illustraties zijn sfeervol opgebouwd in sepia tonen, waarbij alleen kleur wordt toegevoegd om het verhaal te vertellen. De combinatie met waterverf creëert een dromerige magische sfeer en dat sluit precies goed aan bij het verhaal…
Het verhaal van “op reis” (vatbaar voor meerdere interpretaties….)
Het verhaal begint eigenlijk al op de titelpagina waar een meisje op haar rode step over de stoep rijdt. De eerstvolgende overzichtstekening laat het meisje zien terwijl ze verveeld op het trappetje voor haar huis zit. Eenmaal binnen probeert ze de aandacht te trekken van haar moeder, vader en zus. Zij zijn echter te druk bezig om haar maar op te merken en ze trekt zich sip terug op haar kamer.
Dan ziet ze een rood krijtje liggen. Ze tekent met het rode krijtje een deur op de muur die haar in een sprookjesachtige wereld brengt. Ze reist door deze wereld en gebruikt het magische krijtje om haar avontuur voort te zetten. Ze vaart met een getekend rood bootje door een Venetiaans koninkrijk en vliegt met een getekende rode luchtballon tussen fantasierijke luchtschepen. Dan ziet ze een paarse vogel die gevangen wordt genomen door “oosterse krijgers”. Ze bevrijdt de vogel, maar verliest daarbij haar rode krijtje en wordt zelf gevangen genomen in een vogelkooi. De paarse vogel brengt haar rode krijtje terug en op een getekend rood vliegend tapijt ontsnapt ze. De paarse vogel brengt haar naar een paarse deur in een boom. Ze opent de deur en samen met de vogel komt ze terug in haar eigen wereld. Daar staat een jongetje met een paars krijtje die blij is zijn vogel terug te zien. Samen tekenen ze een fiets en het avontuur wordt vervolgd….Letterlijk, want in het voorjaar van 2015 komt er een vervolg van “Op reis” met de titel “Zoektocht”.
Het gebruik van een krijtje om een eigen wereld te creëren is al eens eerder toegepast, namelijk in de boekenreeks van ‘Paultje en het paarse krijtje’ van Crockett Johnson. Misschien dus niet geheel origineel, maar wel op een zeer fraaie manier voortgezet. Het debuut van Aaron Becker, in de Verenigde Staten uitgegeven door Candlewick Press onder de titel “Journey”, kreeg dan ook terecht een eervolle Caldecott vermelding in 2013. In Nederland is “Op Reis” rond de Boekenweek 2014 uitgegeven door uitgeverij Brevier. Het boek sloot natuurlijk prachtig aan bij het boekweekthema “reizen”.
Zie hieronder een prachtig filmpje over Aaron Becker en zijn werk aan Op Reis.
Gefeliciteerd met de zilveren griffel in de categorie tot 6 jaar voor “Held op sokken”. Hoe ben je op het idee gekomen en hoe verliep de samenwerking met Thé Tjong-Khing?
Dank je wel, ik ben er erg blij mee! Ik kreeg het idee voor “Held op sokken” toen eind 2010 het thema voor de Kinderboekenweek van 2011 bekend gemaakt werd: “helden”. Het verhaal kwam eigenlijk vanzelf. Ik wist meteen dat het niet over een echte held moest gaan, maar over een anti-held. Een naamloze ridder die het vuile werk doet terwijl zijn stoere kasteelgenoten jonkvrouwen imponeren door het doden van gevaarlijke draken. Tot blijkt dat de held op sokken iets kan wat een jonkvrouw pas echt weet te waarderen. De uitdrukking ‘held op sokken’ spreekt tot de verbeelding, zeker als je die letterlijk neemt. Het idee dat de held ook letterlijk ‘gehakt maakt’ van gedode draken heb ik niet van te voren bedacht. Dat diende zich al schrijvende aan.
Toen het verhaal een paar weken later af was, stuurde ik het naar Marieke Spaans van Gottmer. Zij was meteen enthousiast en ging op zoek naar een illustrator. Thé Tjong-Khing wilde het graag doen, maar was nog met andere dingen bezig. Hetzelfde gold voor een aantal andere illustratoren. We moesten ons erbij neerleggen dat het niet zou lukken. In elk geval niet voor de Kinderboekenweek. Meer dan een jaar later kreeg ik een berichtje van Marieke: Khing had naar de tekst gevraagd, hij had nu tijd. Of hij ermee aan de slag kon gaan?
We hebben niet met elkaar overlegd. Mijn samenwerking met een illustrator bestaat eruit hem of haar vrij te laten in de manier waarop hij of zij mijn verhaal wilde verbeelden. Ik geef bijna nooit aanwijzingen. Ik ben schrijver, geen tekenaar. Een goede illustrator kan het verhaal altijd beter verbeelden dan ik als schrijver zou kunnen bedenken.
Kun je een tipje van de sluier oplichten van je nieuwe prentenboek “Kietel nooit een krokodil”(ook met Thé Tjong-Khing)?
Ik was verguld met de tekeningen van Khing in “Held op sokken”. Het boek werd ook nog eens heel goed ontvangen. Ik las het voor op scholen, van groep 1 tot groep 6. Een ridder die drakenvlees door de gehaktmolen draait – een geweldige vondst van Khing – en vervolgens het bloed van de vloer dweilt, daar ben je als kind niet gauw te groot voor.
In “Kietel nooit een krokodil” maakt de lezer kennis met een op sterven liggende rover en zijn drie opgroeiende kinderen.
Op een volle-maandag sprak hij: ‘Jongens, luister even. Ik ga het land der levenden verlaten binnenkort. Gedraag je als een Rimpelbaard: Ga rovend door het leven. Zorg ervoor dat een van jullie roverhoofdman wordt. Draai poten uit, neem prinsen bij de neus, doe wat je wil. Beroof de koningin, maar kietel nooit een krokodil.
Waarom niet? Vragen de roverskinderen zich af. Zo gevaarlijk kan dat toch niet zijn? Wie goed op de illustraties let, weet wel beter. Het scheelt dan ook niet veel of het loopt slecht af met de roverszonen, die de waarschuwing van hun vader in de wind slaan. Gelukkig hebben ze nog een heel gehoorzaam zusje…
Veel van jouw boeken zijn op rijm. Wat trekt jou zo aan om een verhaal in rijmvorm te vertellen?
In het juryrapport van de Griffeljury staat: ‘Held op sokken is een humoristisch verhaal over een zegevierende anti-held, waarin de taal zingt dankzij rijm en ritme. (…) Wat is het een feest om dit boek voor te lezen!’ Ik vind dat een groot compliment. Prentenboeken moeten lekker voorlezen, anders leg je ze opzij. Rijm en ritme helpen daarbij.
Ik schrijf boeken voor een zo breed mogelijke doelgroep. Dankzij het rijm vinden ook peuters en jonge kleuters “Held op sokken” een heerlijk voorleesboek. Ze snappen misschien niet de hele verhaallijn en alle grapjes, maar dat geeft niet. Ze genieten van het metrum, van de cadans, van de klanken. Zo werken bakerrijmpjes ook. Je hoeft ze niet te snappen om ervan te genieten.
En tenslotte: Ik begin aan een prentenboek met een niet uitgewerkt idee. De verhaallijn, de climax, de afloop en heel veel details ontstaan al doende. Door mezelf te dwingen in een bepaald metrum en op rijm te schrijven kom ik op nieuwe ideeën. Sommige woorden kunnen niet, sommige zinnen passen niet. Dan moet ik gaan zoeken naar woorden en zinnen die wel passen. Daar komen soms heel verrassende dingen uit. Bijfiguren die anders niet opgedoken zouden zijn. Grappige details. Wendingen die ik anders niet bedacht zou hebben.
Waar let jij altijd goed op bij een rijm? Wat zijn de valkuilen?
De allergrootste valkuil bij het schrijven op rijm is dat de zinnen wel rijmen, maar ritmisch niet kloppen. Iets laten rijmen is niet zo moeilijk, een zin zo formuleren dat hij goed loopt en ook nog eens rijmt is veel lastiger. Het voorleesritme moet duidelijk zijn, de klanken moeten kloppen. Je moet het verhaal als minder taalgevoelige voorlezer niet fout kunnen voorlezen. En met fout bedoel ik: met de verkeerde tekstaccenten, waardoor het ritme doorbroken wordt.
Bij het woord rijm denk je meestal het eerst aan eindrijm. Maar ook gebruik van alliteratie en binnenrijm zijn heel belangrijk voor het mooi laten klinken van een tekst. Mijn advies aan beginnende prentenboek schrijvers: rijm niet, tenzij je er echt heel goed in bent.
Hoe ga jij te werk bij het schrijven van een prentenboek?
Een goed prentenboek begint bij de tekst, al zijn er ongetwijfeld uitzonderingen op de regel. Ik ben schrijver, dus ik schrijf mijn verhaal en pas als ik er helemaal tevreden over ben gaat dat, via de uitgever, naar de illustrator. De illustrator voegt met zijn of haar tekeningen iets toe aan mijn verhaal. De tekst kan niet zonder het beeld, het beeld niet zonder de tekst. Een prentenboek waarin tekst en beeld precies hetzelfde vertellen is geen goed prentenboek. Er moet spanning zijn tussen wat je ziet en wat je hoort of leest.
Ik ben de schrijver, ik bedenk het verhaal. Ik denk wel in beelden, maar niet in concrete, getekende beelden. Mijn eigen beelden laat ik los op het moment dat ik mijn verhaal aan een illustrator geef.
Toen Khing laatst aan mij vroeg of zijn tekeningen bij “Kietel nooit een krokodil” nu niet heel anders waren geworden dan wat ik me had voorgesteld, antwoordde ik zonder aarzelen: ja, heel anders. Hij keek me een beetje bezorgd aan en vroeg of ik dat dan niet erg vond. Nee, zei ik, helemaal niet, integendeel. Als tien vakkundige illustratoren illustraties maken bij hetzelfde verhaal doen ze dat tien keer anders en allemaal goed.
Een prentenboek tekst begint bij mij meestal bij het onderliggende thema. In “Held op sokken” is dat: je hoeft niet sterk en stoer te zijn om als een held door het leven te gaan. Vervolgens kies ik de enscenering: ridders in de middeleeuwen. En dan is het een kwestie van gewoon maar beginnen met schrijven. Het ene idee roept het andere op, het zoeken naar een mooi rijmwoord of een ritmisch juiste zin geeft het verhaal een onverwachte wending.
Ik lees elke zin, elke passage en uiteindelijk de hele tekst keer op keer hardop aan mezelf voor. Dan voel ik vanzelf of de tekst klopt of niet. Als het verhaal eenmaal staat, verander ik vaak nog heel veel details. Een zin die niet lekker loopt, een al te moeilijk woord, de interpunctie. Een prentenboek tekst moet je behandelen als poëzie. Er staan maar drie of vier zinnen op een pagina. Die zinnen moeten dus precies vertellen wat jij daar wilt vertellen. Niet minder, maar vooral niet meer. Als tekst en illustraties zijn samengevoegd, kijk ik altijd nog uitgebreid naar de tekst. Meestal kan er dan nog het een en ander weg. Wat het beeld al laat zien, hoeft de tekst niet ook nog eens te vertellen.
Zit er voor jou verschil in de manier van werken als je een prentenboek schrijft ten opzichte van een boek voor oudere kinderen?
Het schrijven van een prentenboek tekst lijkt op het schrijven van een gedicht: elk woord telt, elke komma, elke witregel, elke hoofdletter is van belang. Dat geldt voor langere teksten natuurlijk ook, maar wel op een andere manier. Al ik een prentenboek tekst schrijf, ga ik al meteen fijn slijpen. Bij een langer verhaal ben ik in de eerste plaats aan het vertellen, het bijschaven en het verfijnen doe ik pas later, vaak de volgende dag. Dan lees ik wat ik de vorige dag heb geschreven en ben voor ik verder ga twee uur met dat stuk tekst bezig.
Een langer verhaal vraagt om een langere spanningsboog. Voor de lezer, maar ook voor mij. Het fijne van een langer verhaal vind ik dat ik me er helemaal in kan verliezen. Soms kan ik haast niet stoppen met schrijven, gewoon omdat ik zo graag wil weten hoe het verder gaat. Het verhaal ontstaat al doende, ik ‘bedenk’ het niet van te voren. Wat ik nodig heb om te kunnen beginnen is een hoofdpersoon die iets wil. Hoe hij gaat proberen zijn doel te bereiken en of dat lukt, weet ik niet van te voren. Ik laat me al schrijvend verrassen door wat er gebeurt.
In “Zeg maar tegen de juf dat ik wat later kom” (De Fontein 2008) wordt Sander door zijn ouders, die veel waarde hechten aan consequentie in de opvoeding, achtergelaten op een parkeerplaats in Frankrijk. Hij lift mee met een vrachtwagenchauffeur. Sander was al uren onderweg en ik wist nog steeds niet wat er nu eigenlijk in die vrachtwagen zat. Sander wist het ook niet en ik was zo langzamerhand heel nieuwsgierig. Ik liet mijn dochter lezen wat ik had geschreven en vroeg wat zij dacht dat er in de vrachtwagen zat. ‘Schapen’, zei ze. Dat klopte precies, en dat er schapen in de wagen zaten was bepalend voor de rest van het boek.
Je hebt veel beroemde prentenboeken mogen vertalen van o.a. Eric Carle, Dr. Seuss en Julia Donaldson. Wat is de kunst van het goed vertalen van een prentenboek?
De meeste prentenboeken die ik vertaal zijn verhalen op rijm. Dat is lastig, want wat in het Engels rijmt, rijmt maar zelden ook in het Nederlands. Ik kan niet letterlijk vertalen wat er staat, ik moet een vorm zoeken die recht doet aan de oorspronkelijke inhoud én het oorspronkelijke rijm. Veel inhoudelijke vrijheid heb ik niet, want de illustraties blijven hetzelfde. Als iemand daar een rood hoedje op heeft, kan ik dat hoedje niet zomaar groen of blauw maken omwille van het rijm. Ik kan het wel weglaten. Het hoedje verdwijnt, er komt iets anders voor in de plaats.
Belangrijk uitgangspunt bij vertalen is voor mij: doe het zo getrouw als mogelijk is en zo vrij als nodig is. Het is aan mij als vertaler om te bepalen waar de vertaling om vrijheid vraagt. De boeken van de Amerikaanse Dr. Seuss staan vol taalgrapjes, onzinwoorden en onnavolgbare woordspelingen. Rijm en ritme kloppen perfect. De door hem zelf getekende beelden zitten vol merkwaardige details die terugkomen in het verhaal. Bij de vertaling van de Dr. Seuss-boeken heb ik me inhoudelijk veel vrijheid gepermitteerd, omwille van rijm en ritme. Ik heb vertalingen gelezen die dichter bij de oorspronkelijke tekst blijven, ten koste van het tekstritme. Er staat in het Nederlands wat er in het Amerikaans ook staat, en toch voelt de Nederlandse versie niet meer als een echte Seuss. Je kunt Dr. Seuss alleen ‘naar de geest’ vertalen, niet ‘naar de letter’.
Heb je zelf een aantal favorieten prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?
Een van mijn favorieten is nog steeds “We gaan op berenjacht” van Michael Rosen en Helen Oxenbury. Dat is mooi vertaald, al moet ik zeggen dat ik de Engelse versie qua klank en ritme toch nog mooier vind. Luister naar Michael Rosen op youtube en je hoort misschien wat ik bedoel.
En verder: “Bang Mannetje” en “De kindereter” van Mathilde Stein en Mies van Hout, “Na-apers” en “Agent en Boef” van Tjibbe Veldkamp en Kees de Boer, “De man in de wolken” en “De vuurtoren” van Koos Meinderts en Annette Fienieg. En niet te vergeten de boeken over opa Pettson en zijn kat Findus, van de Zweeds schrijver-illustrator Sven Nordqvist. Waarom? Vanwege de combinatie van mooie onderliggende thema’s, de humor, de onverwachte wendingen, het niet-alledaagse en de ontroerende karakters.
Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende schrijvers (van prentenboeken)?
Op mijn website www.bettewestera.nl– onder schrijftips – staan heel veel tips voor beginnende schrijvers. Het is een site voor kinderen en de tips zijn voor hen bedoeld, maar zeker ook van toepassing voor volwassen beginners.
Biografie Bette Westera
Bette Westera (1958) is een succesvolle schrijfster van prentenboeken en kinderboeken. Veel van haar verhalen zijn op rijm geschreven en worden gekenmerkt door originele teksten voorzien van een dosis humor en ironie. Voor “Een opa om nooit te vergeten” (illustraties Harmen van Straaten; uitgeverij De Fontein) ontving zij in 2001 een Vlag en Wimpel en een Pluim van de Maand. In 2003 kreeg ze een Vlag en Wimpel voor “Alle hens aan dek” (illustraties Barbara de Wolf; Uitgeverij De Fontein) en in 2006 voor “Oma´s rommelkamer” (illustraties Barbara de Wolf; Uitgeverij De Fontein). In 2011 ontving ze een Zilveren Griffel voor “Ik leer je liedjes van verlangen, en aan je apenstaartje hangen” (illustraties Sylvia Weve; Uitgeverij Gottmer). In 2013 werd “Aan de kant, ik ben je oma niet” bekroond met een Vlag en Wimpel voor de tekst en een Gouden Penseel voor de illustraties van Sylvia Weve. In 2014 kreeg Bette een Zilveren Griffel voor “Held op sokken” (illustraties Thé Tjong-Khing; Uitgeverij Gottmer). Bette is ook de vertaalster van bekende prentenboeken van grootheden zoals Eric Carle, Dr. Seuss en Julia Donaldson.
Bette woont in Leiden en heeft drie volwassen kinderen. Haar man Diederik van Essel speelt gitaar en maakt muziek bij haar liedteksten. Bette en Diederik treden samen op met Bettes liedjes en gedichten en met voorstellingen bij Bettes boeken.
Kijk voor meer informatie over Bette en haar bijzondere familie op www.bettewestera.nl
En ga naar http://www.laatjesmetliedjes.nl/ om liedjes te beluisteren die Bette samen met haar man Diederik heeft gemaakt.
Prentenboek Bibliografie Bette Westera
Doodgewoon, 2014, illustraties Sylvia Weve; Uitgeverij Gottmer Kietel nooit een krokodil, 2014, illustraties Thé Tjong-Khing; Uitgeverij Gottmer Held op sokken, 2013, illustraties Thé Tjong-Khing; Uitgeverij Gottmer Sint gaat op gym, 2013, illustraties Sylvia Weve; Uitgeverij Gottmer Ik wil een walvis! , 2012, illustraties Loes Riphagen; Uitgeverij de Fontein De vrolijke tweeling, 2012, illustraties Linda de Haan; Uitgeverij Gottmer Miniheksen, 2011, illustraties Loes Riphagen; Uitgeverij de Fontein De vuurvogel (met CD) , 2011, illustraties Annemarie van Haeringen; Uitgeverij Gottmer Een opa om nooit te vergeten, 2010, illustraties Harmen van Straaten, Uitgeverij De Fontein Kom je spelen, beer Baboen, 2008, illustraties Suzanne Diederen; Uitgeverij De Fontein Lieve, stoute beer Baboen, 2007, illustraties Suzanne Diederen; Uitgeverij Hillen Schimmel is ziek, 2006, illustraties Annemarie van Haeringen, Blue in green Publishing Wil je met me trouwen?, 2006, illustraties Harmen van Straaten; Uitgeverij Gottmer Suja, suja kindje, 2004, illustraties Yvonne Jagtenberg; Uitgeverij Hillen Voor jou, 2003, illustraties Yvonne Jagtenberg; Uitgeverij Hillen Ik vind jou lief, 2002, illustraties Yvonne Jagtenberg; Uitgeverij Hillen Welterusten Beer Baboen, 2001, illustraties Suzanne Diederen; Uitgeverij Hillen Boemba, 2001, illustraties Mylo Freeman; Uitgeverij Hillen Stoute schoenen, 2001, illustraties Anton Feddema; Uitgeverij Hillen Zeven zachte knuffelberen, 2000, illustraties Sylvia Weve; Uitgeverij Hillen Wat doet een heks?, 2000, illustraties Mark Janssen; Uitgeverij Hillen Bij mij onder de dekens, 1999, illustraties Sylvia Weve; Uitgeverij Gottmer
Auteur: Drew Daywalt;
Illustrator: Oliver Jeffers;
Oorspronkelijke uitgave: The day the crayons quit, Harper Collins, 2013;
Uitgever Nederland: Uitgeverij De Fontein, 2014
Vertaling: Koos Meinderts
Leeftijd: 2 t/m 8 jaar
40 pagina’s
Wat een juweeltje, dit prentenboek “de krijtjes staken!”, het debuut van schrijver Drew Daywalt (filmmaker) en geillustreerd door de gerenomeerde illustrator Oliver Jeffers. Het boek heeft terecht maanden op de eerste plek gestaan in de prentenboek bestseller lijst van de New York Times en was het beste kinderboek van Amazon in 2013. Inmiddels staat het boek in de Prentenboek Top10 van de Prentenboek van het jaar in 2016.
De tekst, vormgeving, typografie en de tekeningen vallen op een bijzondere manier helemaal samen. Alles klopt aan dit boek. De typografie is zo gebruikt dat het net zo lijkt alsof het krijtje zelf de zinnen geschreven heeft. Aangevuld met de vrolijke en levendige tekeningen die Teun ooit heeft gemaakt met het bewuste krijtje. De tekeningen zijn dus tekeningen van een 6/8 jaar oud jongetje. Een fantastische originele vondst. Een prachtig prentenboek over emoties, kleuren leren, tekenen en creativiteit.
De kleurenkrijtjes vertellen het verhaal waar het jongetje Teun de hoofdrol in speelt. Het probleem… de krijtjes van Teun staken… net op het moment dat Teun mag gaan tekenen in de klas. In plaats van zijn krijtjes vindt Teun een stapel met brieven die aan hem zijn gericht. In de brieven vertellen de krijtjes rood, paars, beige, grijs, wit, black, groen, geel, oranje, blauw, roze en perzik waarom ze “staken”. Ze vertellen eigenlijk op een openhartige, emotionele en humoristische wijze hun problemen aan Teun.
Zo vindt het rode krijtje dat hij veel te hard moet werken, zelfs in de vakantie. Hij heeft rust nodig. Terwijl het roze krijtje juist meer gebruikt wil worden. Het zwarte krijtje vindt het niet leuk dat hij alleen gebruikt wordt voor de lijntjes. De krijtjes geel en oranje zijn weer boos op elkaar omdat ze allebei vinden dat zij de kleur van de zon zijn. Teun wil kleuren en wil dat zijn krijtjes gelukkig zijn. Uiteindelijk vindt Teun de oplossing in een tekening die hij zelf maakt!
In mei 2016 is het vervolg op “de krijtjes staken”, met de titel “de groeten van de krijtjes” verschenen. Ook in dit vervolg krijgt Teun ansichtkaarten van ontevreden krijtjes die zijn achtergelaten. Hoe gaat Teun dit oplossen….? In 2017 kwam het prentenboek “Kleuren met de krijtjes” uit.
Noa is bekend van de interactieve prentenboekjes op de iPad (en iPhone, en iPod). De app “Noa’s Sterren” heeft de Media Ukkie Award voor beste Nederlandse app voor ukkies (0-6 jaar) gewonnen. De jury koos de app als winnaar omdat “de interactie geweldig is en je wordt geprikkeld mee te doen.” Nu wil Noa naar het papier! En dat prentenboek wordt niet zomaar uitgegeven. “Noa’s Tovervijver” wordt “gecrowdfund”. Initiaftiefneemster en schrijver/ illustrator Hanneke van der Meer vertelt.
Wat is eigenlijk crowdfunding?
Crowdfunding houdt in dat een groep mensen met elkaar genoeg financiën ‘pledgen’ (beloven) om een project mogelijk te maken. Ze beloven een zeker bedrag te doneren en krijgen daar, als het doel behaald wordt, een iets voor terug. In het geval van Noa Tovervijver is dat bijvoorbeeld een exemplaar van het boek, en bij hogere bedragen een gesigneerde versie, een exemplaar met iOS app, enzovoort. Wordt het doel niet gehaald, betalen de pledgers dus ook geen geld.
Illustratie uit Noa Tovervijver – Hanneke van der Meer
Waarom heb je voor crowdfunding gekozen? (En niet de reguliere weg bewandeld via een uitgever?)
Ik schrijf en illustreer al heel lang en heb een aantal jaren geleden wel eens geprobeerd om werk via een uitgever te laten publiceren. Zonder succes. Ik heb een tijdje ‘pauze’ genomen in verband met werk en (het krijgen van) kindjes. Sinds 2011 ben ik weer begonnen met het schrijven van boekjes. In de eerste instantie publiceerde ik digitaal, dat kun je ‘makkelijk’ zelf doen. Nu dus nog steeds de wens om op papier te publiceren, maar deze keer ben ik al uitgever, dus pak ik het zelf op. En het is een fijn gevoel om Noa heel dicht bij me te kunnen houden. Het is een hoop werk, maar ook leuk om te doen.
Is er in Nederland (of buitenland) al eens een prentenboek op deze manier uitgegeven?
Er is wel eens een Nederlands boek op ‘Voor de Kunst’ gecrowdfund, ‘Waar is Wollie’ heet het. Dit boek heeft het niet gehaald door middel van crowdfunden. Ik weet niet of het daarna op een andere manier nog gelukt is. In het buitenland worden wel een aantal kinderboeken gecrowdfund, maar dat zijn veelal boeken voor grotere kinderen, weinig prentenboeken.
Wat financier je dan met dit bedrag?
Het belangrijkste is het drukwerk. Daarnaast wordt er uit dit bedrag geld vrijgemaakt voor verzending/distributie, opslag, promotie en boekhandelverkoop. Ik ben vormgever, dus de opmaak doe ik zelf. De kosten per exemplaar hangen van meerdere factoren af, waaronder distributie en verkoopkanalen en kunnen variëren: tussen de €6,00 en €12,00.
Waarom wil je eigenlijk een papieren versie?
Ik ben altijd al verliefd geweest op papier. En op prentenboeken. Op mijn vijftiende haalde ik in de bibliotheek nog steeds prentenboeken uit de kinderhoek. Heerlijk. Interactieve boekjes, zoals Noa’s Sterren, zijn heel erg leuk voor kinderen. Ze zijn echter geen vervanging van papier. Het is een ander medium en het geeft een andere beleving. Mijn kindjes staan zelf vaak een poosje te neuzen in de kast, kiezen een stapel boekjes uit en slepen die naar mij toe. Dan kruipen ze op schoot en laten zich voorlezen. Dat is niet te vervangen! Ze liggen ook graag op de grond door boekjes heen te bladeren. Ze verzinnen zelf verhalen bij de platen die voorbij komen. Dit alles geeft papier een enorme waarde. Met een iPad mag je van je ouders niet rondlopen en je kunt ook niet zo lekker ‘uitzoeken’ als in de boekenkast.
Komt er ook een app van Noa’s Tovervijver?
Over een poosje. Ik ben nu – naast het kickstarterproject – bezig met een prentenboek-app over dromen. Ontzettend leuk, het wordt een juweel (en dat zeg ik niet heel snel). Daar zijn we de komende maanden nog heel druk mee bezig. Ik wil het verhaal – als Tovervijver slaagt – ook op papier uitgeven. Daarna staat Tovervijver op de lijst.
Waar gaat Noa’s Tovervijver over?
Noa Tovervijver is een nieuw verhaal over Noa, dat een vleugje natuur en veel fantasie bevat. Het boek is geschreven voor kinderen tot ca. 6 jaar.
Noa ligt op haar buik in het gras. Aan de rand van de vijver. Maar ineens… ziet ze iets bewegen! En er komen allemaal mooie, gekleurde bubbels uit het water! Hoe kan dat? Gelukkig zit er een kikker op een lelieblad in de vijver. Hij weet wel wat er aan de hand is. Hij neemt Noa mee onder water om het te ontdekken!
Wat komt er allemaal bij kijken om een app te maken van een prentenboek?
Als het verhaal geschreven is, wordt het nog eens onder de loep genomen. Wat moet erbij, wat moet eruit om er een app van te kunnen maken? Als het verhaal helemaal klaar is, wordt het gestoryboard. Zo weten we precies welke pagina’s waar komen, hoeveel pagina’s we gaan maken en welke functionaliteiten op pagina’s komen en hoe de menustructuur eruit ziet. Aan de hand van het storyboard ga ik illustraties maken. Die maak ik in losse delen, zodat ze makkelijk vrijstaand kunnen worden gemaakt en je alle elementen over elkaar heen kunt leggen. Dat is handiger animeren.
De illustraties worden gescand, opgeschoond en gaan naar mijn vriend. Hij animeert voegt interactiviteit toe. Dan huren we een studio en stemacteurs om voice-overs op te nemen. Mijn vriend schrijft dan muziek voor de app en neemt geluidseffecten op. Die worden toegevoegd aan de app in wording. Als alles getest en verbeterd is, maken we de verschillende versies (iPad, iPhone, Retina) en dan bouwen we er een app van en kunnen we hem uploaden naar de App Store.
Gaat er veel tijd in zitten/ is het duur om een prentenboek app te (laten) ontwikkelen?
Heel veel. De eerste apps kostten ons ruim 8 maanden. Na 800 uur zijn we gestopt met bijhouden. Ik werk overal aan apps. In de trein, met de kinderen aan tafel (mooi vak: samen tekenen!), ’s avonds en als ik ’s nachts wakker lig. Dus het is moeilijk bij te houden hoeveel tijd je erin steekt. Over het algemeen werken we elke avond twee tot drie uur met twee man aan een app. En dat dus 8 tot 9 maanden lang.
Hoe gaat de verkoop van de app’s die je hebt ontwikkeld? Loont het?
In Nederland lonen prentenboeken-apps niet. Spelletjes doen het wat beter, maar de Nederlandse markt is klein en behoorlijk verzadigd. Je moet er echt uitspringen of heel bekend zijn, zodat mensen zelf naar je op zoek gaan. De verkoop van Noa’s Sterren en Heksje & Willem loopt nu redelijk, na het winnen van de Media Ukkie Award. Daarvoor was het lastig. Je moet heel veel moeite doen en promoten om jezelf in de App Store te handhaven. Je merkt dat mensen het toch een drempel vinden om iets te betalen voor digitale boekjes, terwijl ze het echt wel waard zijn! Het is niet voor niets dat uitgevers bijna allemaal gestopt zijn met apps maken van prentenboeken: het is niet rendabel. Wij halen nu net de investering eruit die we in de voice-overs hebben gestopt, maar ervan rondkomen is een utopie.
Heb je nog tips voor mensen die op deze manier een prentenboek willen uitgeven?
Kwaliteit wordt beloond. Mooie illustraties. Huur goede stemacteurs in. Maak daarnaast van tevoren een flink promotieplan, want uiteindelijk ben je met promotie langer bezig dan met het maken van je apps. Daar moet je zin in hebben! Apps verkopen zichzelf niet, ze verdwijnen makkelijk in het enorme aanbod dat er momenteel is.
We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze site zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van deze site, gaan we er vanuit dat je ermee instemt.OkPrivacybeleid