Categorie archieven: Interviews

In deze categorie komen interviews met onder meer schrijvers, illustratoren en uitgevers van prentenboeken

Interview Bette Westera

Bette WesteraGefeliciteerd met de zilveren griffel in de categorie tot 6 jaar voor “Held op sokken”. Hoe ben je op het idee gekomen en hoe verliep de samenwerking met Thé Tjong-Khing?

Dank je wel, ik ben er erg blij mee! Ik kreeg het idee voor “Held op sokken” toen eind 2010 het thema voor de Kinderboekenweek van 2011 bekend gemaakt werd: “helden”. Het verhaal kwam eigenlijk vanzelf. Ik wist meteen dat het niet over een echte held moest gaan, maar over een anti-held. Een naamloze ridder die het vuile werk doet terwijl zijn stoere kasteelgenoten jonkvrouwen imponeren door het doden van gevaarlijke draken. Tot blijkt dat de held op sokken iets kan wat een jonkvrouw pas echt weet te waarderen. De uitdrukking ‘held op sokken’ spreekt tot de verbeelding, zeker als je die letterlijk neemt. Het idee dat de held ook letterlijk ‘gehakt maakt’ van gedode draken heb ik niet van te voren bedacht. Dat diende zich al schrijvende aan.

Toen het verhaal een paar weken later af was, stuurde ik het naar Marieke Spaans van Gottmer. Zij was meteen enthousiast en ging op zoek naar een illustrator. Thé Tjong-Khing wilde het graag doen, maar was nog met andere dingen bezig. Hetzelfde gold voor een aantal andere illustratoren. We moesten ons erbij neerleggen dat het niet zou lukken. In elk geval niet voor de Kinderboekenweek. Meer dan een jaar later kreeg ik een berichtje van Marieke: Khing had naar de tekst gevraagd, hij had nu tijd. Of hij ermee aan de slag kon gaan?

We hebben niet met elkaar overlegd. Mijn samenwerking met een illustrator bestaat eruit hem of haar vrij te laten in de manier waarop hij of zij mijn verhaal wilde verbeelden. Ik geef bijna nooit aanwijzingen. Ik ben schrijver, geen tekenaar. Een goede illustrator kan het verhaal altijd beter verbeelden dan ik als schrijver zou kunnen bedenken.

Kun je een tipje van de sluier oplichten van je nieuwe prentenboek “Kietel nooit een krokodil”(ook met Thé Tjong-Khing)?

Ik was verguld met de tekeningen van Khing in “Held op sokken”. Het boek werd ook nog eens heel goed ontvangen. Ik las het voor op scholen, van groep 1 tot groep 6. Een ridder die drakenvlees door de gehaktmolen draait – een geweldige vondst van Khing – en vervolgens het bloed van de vloer dweilt, daar ben je als kind niet gauw te groot voor.
In “Kietel nooit een krokodil” maakt de lezer kennis met een op sterven liggende rover en zijn drie opgroeiende kinderen.

Omslag "Kietel nooit een krokodil",
Omslag “Kietel nooit een krokodil”, illustraties Thé Tjong-Khing; Uitgeverij Gottmer, 2014

Op een volle-maandag sprak hij: ‘Jongens, luister even.
Ik ga het land der levenden verlaten binnenkort.
Gedraag je als een Rimpelbaard: Ga rovend door het leven.
Zorg ervoor dat een van jullie roverhoofdman wordt.
Draai poten uit, neem prinsen bij de neus, doe wat je wil.
Beroof de koningin, maar kietel nooit een krokodil.

Waarom niet? Vragen de roverskinderen zich af. Zo gevaarlijk kan dat toch niet zijn? Wie goed op de illustraties let, weet wel beter. Het scheelt dan ook niet veel of het loopt slecht af met de roverszonen, die de waarschuwing van hun vader in de wind slaan. Gelukkig hebben ze nog een heel gehoorzaam zusje…

Veel van jouw boeken zijn op rijm. Wat trekt jou zo aan om een verhaal in rijmvorm te vertellen?

In het juryrapport van de Griffeljury staat: ‘Held op sokken is een humoristisch verhaal over een zegevierende anti-held, waarin de taal zingt dankzij rijm en ritme. (…) Wat is het een feest om dit boek voor te lezen!’  Ik vind dat een groot compliment. Prentenboeken moeten lekker voorlezen, anders leg je ze opzij. Rijm en ritme helpen daarbij.

Ik schrijf boeken voor een zo breed mogelijke doelgroep. Dankzij het rijm vinden ook peuters en jonge kleuters “Held op sokken” een heerlijk voorleesboek. Ze snappen misschien niet de hele verhaallijn en alle grapjes, maar dat geeft niet. Ze genieten van het metrum, van de cadans, van de klanken. Zo werken bakerrijmpjes ook. Je hoeft ze niet te snappen om ervan te genieten.

En tenslotte: Ik begin aan een prentenboek met een niet uitgewerkt idee. De verhaallijn, de climax, de afloop en heel veel details ontstaan al doende. Door mezelf te dwingen in een bepaald metrum en op rijm te schrijven kom ik op nieuwe ideeën. Sommige woorden kunnen niet, sommige zinnen passen niet. Dan moet ik gaan zoeken naar woorden en zinnen die wel passen. Daar komen soms heel verrassende dingen uit. Bijfiguren die anders niet opgedoken zouden zijn. Grappige details. Wendingen die ik anders niet bedacht zou hebben.

Waar let jij altijd goed op bij een rijm? Wat zijn de valkuilen?

De allergrootste valkuil bij het schrijven op rijm is dat de zinnen wel rijmen, maar ritmisch niet kloppen. Iets laten rijmen is niet zo moeilijk, een zin zo formuleren dat hij goed loopt en ook nog eens rijmt is veel lastiger. Het voorleesritme moet duidelijk zijn, de klanken moeten kloppen. Je moet het verhaal als minder taalgevoelige voorlezer niet fout kunnen voorlezen. En met fout bedoel ik: met de verkeerde tekstaccenten, waardoor het ritme doorbroken wordt.

Bij het woord rijm denk je meestal het eerst aan eindrijm. Maar ook gebruik van alliteratie en binnenrijm zijn heel belangrijk voor het mooi laten klinken van een tekst. Mijn advies aan beginnende prentenboek schrijvers: rijm niet, tenzij je er echt heel goed in bent.

Hoe ga jij te werk bij het schrijven van een prentenboek?

Een goed prentenboek begint bij de tekst, al zijn er ongetwijfeld uitzonderingen op de regel. Ik ben schrijver, dus ik schrijf mijn verhaal en pas als ik er helemaal tevreden over ben gaat dat, via de uitgever, naar de illustrator. De illustrator voegt met zijn of haar tekeningen iets toe aan mijn verhaal. De tekst kan niet zonder het beeld, het beeld niet zonder de tekst. Een prentenboek waarin tekst en beeld precies hetzelfde vertellen is geen goed prentenboek. Er moet spanning zijn tussen wat je ziet en wat je hoort of leest.
Ik ben de schrijver, ik bedenk het verhaal. Ik denk wel in beelden, maar niet in concrete, getekende beelden. Mijn eigen beelden laat ik los op het moment dat ik mijn verhaal aan een illustrator geef.

Toen Khing laatst aan mij vroeg of zijn tekeningen bij “Kietel nooit een krokodil” nu niet heel anders waren geworden dan wat ik me had voorgesteld, antwoordde ik zonder aarzelen: ja, heel anders. Hij keek me een beetje bezorgd aan en vroeg of ik dat dan niet erg vond. Nee, zei ik, helemaal niet, integendeel. Als tien vakkundige illustratoren illustraties maken bij hetzelfde verhaal doen ze dat tien keer anders en allemaal goed.

De eerste schetsen en teksten van "Miniheksen,
De eerste schetsen en teksten van “Miniheksen, 2011, illustraties Loes Riphagen; Uitgeverij de Fontein

Een prentenboek tekst begint bij mij meestal bij het onderliggende thema. In “Held op sokken” is dat: je hoeft niet sterk en stoer te zijn om als een held door het leven te gaan. Vervolgens kies ik de enscenering: ridders in de middeleeuwen. En dan is het een kwestie van gewoon maar beginnen met schrijven. Het ene idee roept het andere op, het zoeken naar een mooi rijmwoord of een ritmisch juiste zin geeft het verhaal een onverwachte wending.

Ik lees elke zin, elke passage en uiteindelijk de hele tekst keer op keer hardop aan mezelf voor. Dan voel ik vanzelf of de tekst klopt of niet. Als het verhaal eenmaal staat, verander ik vaak nog heel veel details. Een zin die niet lekker loopt, een al te moeilijk woord, de interpunctie. Een prentenboek tekst moet je behandelen als poëzie. Er staan maar drie of vier zinnen op een pagina. Die zinnen moeten dus precies vertellen wat jij daar wilt vertellen. Niet minder, maar vooral niet meer. Als tekst en illustraties zijn samengevoegd, kijk ik altijd nog uitgebreid naar de tekst. Meestal kan er dan nog het een en ander weg. Wat het beeld al laat zien, hoeft de tekst niet ook nog eens te vertellen.

Zit er voor jou verschil in de manier van werken als je een prentenboek schrijft ten opzichte van een boek voor oudere kinderen?

Het schrijven van een prentenboek tekst lijkt op het schrijven van een gedicht: elk woord telt, elke komma, elke witregel, elke hoofdletter is van belang. Dat geldt voor langere teksten natuurlijk ook, maar wel op een andere manier. Al ik een prentenboek tekst schrijf, ga ik al meteen fijn slijpen. Bij een langer verhaal ben ik in de eerste plaats aan het vertellen, het bijschaven en het verfijnen doe ik pas later, vaak de volgende dag. Dan lees ik wat ik de vorige dag heb geschreven en ben voor ik verder ga twee uur met dat stuk tekst bezig.

Een langer verhaal vraagt om een langere spanningsboog. Voor de lezer, maar ook voor mij. Het fijne van een langer verhaal vind ik dat ik me er helemaal in kan verliezen. Soms kan ik haast niet stoppen met schrijven, gewoon omdat ik zo graag wil weten hoe het verder gaat. Het verhaal ontstaat al doende, ik ‘bedenk’ het niet van te voren. Wat ik nodig heb om te kunnen beginnen is een hoofdpersoon die iets wil. Hoe hij gaat proberen zijn doel te bereiken en of dat lukt, weet ik niet van te voren. Ik laat me al schrijvend verrassen door wat er gebeurt.

In “Zeg maar tegen de juf dat ik wat later kom” (De Fontein 2008) wordt Sander door zijn ouders, die veel waarde hechten aan consequentie in de opvoeding, achtergelaten op een parkeerplaats in Frankrijk. Hij lift mee met een vrachtwagenchauffeur. Sander was al uren onderweg en ik wist nog steeds niet wat er nu eigenlijk in die vrachtwagen zat. Sander wist het ook niet en ik was zo langzamerhand heel nieuwsgierig. Ik liet mijn dochter lezen wat ik had geschreven en vroeg wat zij dacht dat er in de vrachtwagen zat. ‘Schapen’, zei ze. Dat klopte precies, en dat er schapen in de wagen zaten was bepalend voor de rest van het boek.

Je hebt veel beroemde prentenboeken mogen vertalen van o.a. Eric Carle, Dr. Seuss en Julia Donaldson. Wat is de kunst van het goed vertalen van een prentenboek?

De meeste prentenboeken die ik vertaal zijn verhalen op rijm. Dat is lastig, want wat in het Engels rijmt, rijmt maar zelden ook in het Nederlands. Ik kan niet letterlijk vertalen wat er staat, ik moet een vorm zoeken die recht doet aan de oorspronkelijke inhoud én het oorspronkelijke rijm. Veel inhoudelijke vrijheid heb ik niet, want de illustraties blijven hetzelfde. Als iemand daar een rood hoedje op heeft, kan ik dat hoedje niet zomaar groen of blauw maken omwille van het rijm. Ik kan het wel weglaten. Het hoedje verdwijnt, er komt iets anders voor in de plaats.

Belangrijk uitgangspunt bij vertalen is voor mij: doe het zo getrouw als mogelijk is en zo vrij als nodig is. Het is aan mij als vertaler om te bepalen waar de vertaling om vrijheid vraagt. De boeken van de Amerikaanse Dr. Seuss staan vol taalgrapjes, onzinwoorden en onnavolgbare woordspelingen. Rijm en ritme kloppen perfect. De door hem zelf getekende beelden zitten vol merkwaardige details die terugkomen in het verhaal. Bij de vertaling van de Dr. Seuss-boeken heb ik me inhoudelijk veel vrijheid gepermitteerd, omwille van rijm en ritme. Ik heb vertalingen gelezen die dichter bij de oorspronkelijke tekst blijven, ten koste van het tekstritme. Er staat in het Nederlands wat er in het Amerikaans ook staat, en toch voelt de Nederlandse versie niet meer als een echte Seuss. Je kunt Dr. Seuss alleen ‘naar de geest’ vertalen, niet ‘naar de letter’.

Heb je zelf een aantal favorieten prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?

Een van mijn favorieten is nog steeds “We gaan op berenjacht” van Michael Rosen en Helen Oxenbury. Dat is mooi vertaald, al moet ik zeggen dat ik de Engelse versie qua klank en ritme toch nog mooier vind. Luister naar Michael Rosen op youtube en je hoort misschien wat ik bedoel.

En verder: “Bang Mannetje” en “De kindereter” van Mathilde Stein en Mies van Hout, “Na-apers” en “Agent en Boef” van Tjibbe Veldkamp en Kees de Boer, “De man in de wolken” en “De vuurtoren” van Koos Meinderts en Annette Fienieg. En niet te vergeten de boeken over opa Pettson en zijn kat Findus, van de Zweeds schrijver-illustrator Sven Nordqvist. Waarom? Vanwege de combinatie van mooie onderliggende thema’s, de humor, de onverwachte wendingen, het niet-alledaagse en de ontroerende karakters.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende schrijvers (van prentenboeken)?

Op mijn website  www.bettewestera.nl– onder schrijftips – staan heel veel tips voor beginnende schrijvers. Het is een site voor kinderen en de tips zijn voor hen bedoeld, maar zeker ook van toepassing voor volwassen beginners.

Biografie Bette Westera

Bette Westera (1958) is een succesvolle schrijfster van prentenboeken en kinderboeken. Veel van haar verhalen zijn op rijm geschreven en worden gekenmerkt door originele teksten voorzien van een dosis humor en ironie. Voor “Een opa om nooit te vergeten” (illustraties Harmen van Straaten; uitgeverij De Fontein) ontving zij in 2001 een Vlag en Wimpel en een Pluim van de Maand. In 2003 kreeg ze een Vlag en Wimpel voor “Alle hens aan dek” (illustraties Barbara de Wolf; Uitgeverij De Fontein) en in 2006 voor “Oma´s rommelkamer” (illustraties Barbara de Wolf; Uitgeverij De Fontein). In 2011 ontving ze een Zilveren Griffel voor “Ik leer je liedjes van verlangen, en aan je apenstaartje hangen” (illustraties Sylvia Weve; Uitgeverij Gottmer). In 2013 werd “Aan de kant, ik ben je oma niet” bekroond met een Vlag en Wimpel voor de tekst en een Gouden Penseel voor de illustraties van Sylvia Weve. In 2014 kreeg Bette een Zilveren Griffel voor “Held op sokken” (illustraties Thé Tjong-Khing; Uitgeverij Gottmer). Bette is ook de vertaalster van bekende prentenboeken van grootheden zoals Eric Carle, Dr. Seuss en Julia Donaldson.

Bette woont in Leiden en heeft drie volwassen kinderen. Haar man Diederik van Essel speelt gitaar en maakt muziek bij haar liedteksten. Bette en Diederik treden samen op met Bettes liedjes en gedichten en met voorstellingen bij Bettes boeken.
Kijk voor meer informatie over Bette en haar bijzondere familie op www.bettewestera.nl
En ga naar http://www.laatjesmetliedjes.nl/ om liedjes te beluisteren die Bette samen met haar man Diederik heeft gemaakt.

Prentenboek Bibliografie Bette Westera

Doodgewoon, 2014, illustraties Sylvia Weve; Uitgeverij Gottmer
Kietel nooit een krokodil,  2014, illustraties Thé Tjong-Khing; Uitgeverij Gottmer
Held op sokken, 2013, illustraties Thé Tjong-Khing; Uitgeverij Gottmer
Sint gaat op gym, 2013, illustraties Sylvia Weve; Uitgeverij Gottmer
Ik wil een walvis! , 2012, illustraties Loes Riphagen; Uitgeverij de Fontein
De vrolijke tweeling, 2012,  illustraties Linda de Haan; Uitgeverij Gottmer
Miniheksen, 2011,  illustraties Loes Riphagen; Uitgeverij de Fontein
De vuurvogel (met CD) , 2011, illustraties Annemarie van Haeringen; Uitgeverij Gottmer
Een opa om nooit te vergeten, 2010, illustraties Harmen van Straaten, Uitgeverij De Fontein
Kom je spelen, beer Baboen,  2008, illustraties Suzanne Diederen; Uitgeverij De Fontein
Lieve, stoute beer Baboen, 2007, illustraties Suzanne Diederen; Uitgeverij Hillen 
Schimmel is ziek,  2006, illustraties  Annemarie van Haeringen, Blue in green Publishing
Wil je met me trouwen?, 2006, illustraties Harmen van Straaten; Uitgeverij Gottmer
Suja, suja kindje, 2004, illustraties Yvonne Jagtenberg; Uitgeverij Hillen
Voor jou, 2003, illustraties Yvonne Jagtenberg; Uitgeverij Hillen
Ik vind jou lief, 2002, illustraties Yvonne Jagtenberg; Uitgeverij Hillen
Welterusten Beer Baboen, 2001, illustraties Suzanne Diederen; Uitgeverij Hillen
Boemba, 2001,  illustraties Mylo Freeman; Uitgeverij Hillen
Stoute schoenen, 2001, illustraties Anton Feddema; Uitgeverij Hillen
Zeven zachte knuffelberen, 2000, illustraties Sylvia Weve; Uitgeverij Hillen
Wat doet een heks?, 2000, illustraties Mark Janssen; Uitgeverij Hillen
Bij mij onder de dekens, 1999, illustraties Sylvia Weve; Uitgeverij Gottmer

Interview Loes Riphagen

Loes, waar haal jij je inspiratie vandaan?

Loes RiphagenMeestal schiet een idee me zo floep te binnen. Daar kan ik niks aan doen. Ik heb op mijn Ipad een mapje. Hierin bewaar ik al deze nieuwe verhaal ideeën, flarden leuke zinnen, of een grapje om een keer ergens in de achtergrond van mijn boek te gebruiken. Elke keer als ik een nieuw idee heb, al is het maar heel klein, dan voeg ik dat idee hieraan toe. Als ik dan een nieuw boek wil maken kijk ik in deze map en stromen er weer heel veel extra ideeën in mijn hoofd. Het komt vanzelf.

Ik heb nooit het probleem dat ik geen inspiratie heb. Mijn probleem is juist dat ik nooit kan kiezen welk idee ik zal uitwerken omdat ik te veel keus heb. Soms komt mijn inspiratie ook uit dingen die er om mij heen gebeuren. Bijvoorbeeld toen ik mijn allereerste prentenboek “Slaapkamernachtdieren” verzon. Ik kon niet slapen en lag in bed. Er was een heel vervelende mug die de hele tijd om mij heen zoemde en ik kreeg hem niet te pakken.

Toen ben ik gaan fantaseren over die mug en ik bedacht me dat die mug misschien wel helemaal geen mug was maar een “Flurrelmupper”. De Flurrelmupper wordt heel vaak door de war gehaald met de mug, maar eigenlijk is dat stom want de Flurrelmupper is helemaal niet vervelend. Hij zoemt dan wel maar hij kan helemaal niet prikken. Dus daarom moet je voordat je een mug doodslaat altijd heel goed kijken of het niet per ongeluk een Flurrelmupper is. Dat zou zonde zijn…..

De Flurrelmupper van Loes Riphagen
De Flurrelmupper van Loes Riphagen
Voel je je meer een prentenboekillustrator of –schrijver?

Als ik een boek helemaal zelf maak dan loopt het proces helemaal door elkaar heen. Dan kun je het niet los van elkaar zien. Maar mijn laatste boeken zijn zonder woorden met grote kijkplaten waarop heel veel te ontdekken is. Ik heb helemaal zelf bedacht wat er allemaal moet gebeuren. In dat geval kun je me dan misschien geen schrijver noemen want er zitten geen woorden in het boek.

Hoe ben je “prentenboek illustrator/schrijver geworden”?

Ik ben afgestudeerd aan de Illustratie-afdeling van de Willem de Kooning Academie. Ik kan niet zeggen dat je per se hier naar toe moet gaan als je kinderboek illustrator wilt worden. Ik denk dat het niet uit maakt op welke Academie je dan afgestudeerd bent. De Willem de Kooning academie is vooral erg gericht op digitale media. Ik zelf maak juist alles met de hand. Hier heb ik dan ook best wel eens moeite mee gehad omdat ik niet zo heel goed met computers overweg kan. Maar in het derde jaar koos ik de richting Traditionele illustratie en toen waren de praktijk lessen meer gericht op Grafische technieken, schilderen en modeltekenen enzo. Ik heb veel technieken geleerd en uiteindelijk mijn eigen stijl gevormd. Maar dat had net zo goed op een andere academie kunnen gebeuren. Je weet dat als je iets veel doet wordt je er beter in. Ik heb heel veel geoefend en ontzettend hard gewerkt in mijn academie jaren. Hier is de basis gelegd.

Als afstudeeropdracht heb je de basis gelegd voor je eerste prentenboek “Slaapkamernachtdieren (2008)”, hoe ging dat in zijn werk?

Omdat ik op de academie heel weinig opdrachten kreeg die aansloten op wat ik later wilde worden, namelijk kinderboek illustrator, wilde ik heel graag als afstudeerproject een eigen prentenboek idee uitwerken. Het was wel moeilijk om het uiteindelijke idee te verzinnen want ik wist nog helemaal niet waar ik allemaal rekening mee moest houden. ook qua praktische kant. Hoeveel pagina’s, welk formaat. Hoe moet dat dan allemaal.

Mijn eerste idee was om een soort van determinatie gids te maken van allemaal verzonnen beesten. Zodat als je er een tegen kwam je aan de hand van de vragen in het boek, hoeveel pootjes heeft hij, welke kleur is hij enz. kon bekijken welk dier je gevonden had. Maar dit werd zo groot en ingewikkeld dat het eigenlijk onmogelijk was om dit te maken en er miste ook een soort van duidelijke basis. Toen besloot ik om alleen dieren te gebruiken die in je slaapkamer leven. En het op te schrijven als een soort van encyclopedie zodat het allemaal veel overzichtelijker werd en dus ook veel geschikter voor de doelgroep.

Slaapkamernachtdieren (Loes Riphagen, 2008, De Fontein
Slaapkamernachtdieren (Loes Riphagen, 2008, De Fontein

Uiteindelijk heb ik  voor mijn afstuderen de cover gemaakt en een plattegrond en 6 slaapkamernachtdieren uitgewerkt. Dit was dus een heel duidelijk idee. Toen ik was afgestudeerd heb ik mijn slaapkamernachtdieren idee met nog een aantal andere illustraties opgestuurd naar een aantal uitgeverijen waarvan ik vond dat mijn werk bij hen past. Ik kreeg meteen van de Fontein een hele positieve reactie. Ze wilde mijn idee uitgeven. Fantastisch was dat. Verder kreeg ik ook illustratie opdrachten van andere uitgeverijen. Ik heb sinds dit moment altijd heel veel te doen gehad.

Is het werkproces dat je gebruikte voor “Slaapkamernachtdieren (2008)” illustratief voor hoe je nu werkt?

Nee. Slaapkamernachtdieren was mijn eerste boek en ik moest nog zoveel leren. Ik wist helemaal nog niet hoe dat allemaal werkte.  Ik vind achteraf ook dat er best meer illustraties in hadden gekund. Er zit vrij veel tekst in en maar kleine illustraties. Dit past wel heel goed bij het idee van dit boek. Maar al mijn volgende boeken heb ik hierdoor wel veel voller getekend.  En op een gegeven moment gaat alles veel sneller want dan snap je hoe het allemaal werkt.

Eerst schrijf ik mijn idee op en dan werk ik het uit als een heel klein storyboard schetsje. Niemand begrijpt wat ik getekend heb maar ikzelf heb dan al het hele verhaal in mijn hoofd ik kan zo al wel voor mezelf op een rijtje zetten of de opbouw goed is en of ik nog extra scenes nodig heb of dat er misschien iets weg kan. Dit is altijd best wel een puzzeltje om dit goed te krijgen.

Schets Kreukel, Loes Riphagen 2014
Schets Kreukel, Loes Riphagen 2014

Dan werk ik deze schets in verhouding van het boek groter uit. meestal op A4. Dit is dan meteen de eindschets. Die eindschets scan ik in op de computer en vergroot ik op het juiste formaat. Dan print ik hem uit zodat hij precies even groot is als het uiteindelijke boek. Ik trek dit over op aquarel papier en dan kan ik gaan inkleuren. Als mijn originele illustraties klaar zijn dan gaat het als pakket naar de lithograaf en daarna naar de vormgever en dan naar de drukker. Je wordt er steeds sneller en handiger in en je bedenkt je eigen manier van hoe je te werk gaat en wat voor jou het handigste is. Tegenwoordig werk ik wel altijd op deze manier.

Bekijk hier een inspirerend filmpje over Loes en haar werkwijze.

Hoe lang duurt het dit hele proces eigenlijk? Van idee/concept tot drukklaar boek?

Meestal als een boek helemaal van mijzelf is doe ik er 2 tot 3 maanden over om de illustraties helemaal af te maken. Als ik een tekst krijg aangeleverd en hier dus niet over na hoef te denken kan het meestal een stuk sneller. De lithograaf heeft meestal 3 weken nodig om alles in te scannen en te bewerken zodat de kleuren als ze straks gedrukt worden zo dicht mogelijk in de buurt komen bij mijn tekeningen.

Aan welk prentenboek bewaar je de beste herinneringen? Op welke ben je het meest trots?
Vlieg op dikke bromvlieg! (Loes Riphagen, 2013, De Fontein)
Vlieg op dikke bromvlieg! (Loes Riphagen, 2013, De Fontein)

Ik weet nog hoe blij ik was toen mijn allereerste boek uit kwam. “Slaapkamernachtdieren” dus hier heb ik nog wel een heel speciaal gevoel bij. Maar op elk boek van mezelf ben ik trots. En allemaal op een andere manier. Ik vind dat ze niet op elkaar lijken en allemaal hun eigen kwaliteit hebben. Als ik nu terugkijk op alle boeken die ik gemaakt heb dan ben ik het meest trots op “Vlieg op, dikke Bromvlieg!”.

Ik vind zelf het idee en de uitwerking van dit boek heel goed. Het is een vijfluik over een heel vervelende bromvlieg. Hij is echt een eikel en doet allemaal stomme dingen.   Hij zet een poppenhuis overhoop, komt in een strip, een krant en in een heel beroemd schilderij terecht. En ook in de tv waar hij allemaal problemen veroorzaakt. Als hij in de krant is zijn de pagina’s dus ook zwart wit en als hij in het schilderij komt dan heb ik de spreads in de kleuren en stijl van Vermeer geschilderd. Dit boek heeft ook een heel verpletterend einde.

Ook ben ik nog steeds heel blij dat ik vorig jaar het prentenboek van de Kinderboekenweek 2013 mocht maken “Zzz”. Ik was zo super blij toen ik deze eervolle opdracht kreeg van de CPNB.

Illustratie uit ZZZ, Loes Riphagen 2013, CPNB
Illustratie uit ZZZ, Loes Riphagen 2013, CPNB
Ben je momenteel bezig aan een nieuw prentenboek? Zo ja, kun je een tipje van de sluier oplichten?

Ik heb net een boek af. “Kreukel” het is vorige week naar de lithograaf gegaan. Het gaat over een hond die Kreukel heet. Hij denkt dat hij dikke vette maatjes is met zijn baas. En dat hij zijn baasje ontzettend goed helpt altijd. maar eigenlijk doet hij alles verkeerd. Op een gegeven moment zet zijn baasje hem bij het vuilnis, maar Kreukel denkt dat hij op vakantie mag. Uiteindelijk ontmoet hij een nieuw baasje die Kreukel helemaal fantastisch vind en ze doen allemaal gekke dingen samen.

Illustratie uit Kreukel, Loes Riphagen, 2014, De Fontein
Illustratie uit Kreukel, Loes Riphagen, 2014, De Fontein

Ik wil nu wel ook weer een nieuw boek gaan maken, eerst moet ik nog een paar projecten afronden voor educatieve uitgeverijen. Maar daarna ga ik weer nadenken over een nieuw eigen boek. Ik denk dat ik iets wil gaan doen in een nieuwe techniek.

Wat zijn jouw favorieten materialen / technieken / media om te illustreren? En waarom?

Ik illustreer meestal in een heel gemengde techniek. Ik gebruik ecoline, aquarel, gouache, potlood, inkt, pastel enz. enz. Ik gebruik soms ook collage. Ik kijk wat er moet gebeuren op de tekening en hoe ik dat dan het beste kan verbeelden. hier kies ik dan mijn materiaal bij.

Waar moet je op letten bij het gebruik van deze materialen / technieken / media?

Op een heleboel. Vooral omdat ik zoveel verschillende materialen tegelijk gebruik. sommige kunnen niet goed over elkaar heen omdat het dan bijvoorbeeld gaat vlekken ofzo dan weet ik dat ik bijvoorbeeld eerst de aquarel moet opzetten en dan pas de ecoline moet gebruiken. Dat leer je als je er veel mee werkt. Maar soms vind ik het ook wel fijn als er iets mis gaat en er iets onverwachts gebeurd. Dat los je dan weer op en dan wordt het heel anders dan je van tevoren had kunnen bedenken. Maar dat is ook wel heel spannend. De uitwerking van een boek is voor mij altijd een heel spannend moment.

Heb je zelf een aantal favorieten prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?

Ik heb heel veel favoriete prentenboeken. Vooral Franse prentenboeken vind ik heel mooi. Als ik op vakantie ga dan ga ik ook altijd naar een boekenwinkel om mijn verzameling aan te vullen. Ik vind de boeken van Catharina Valckx heel goed. Ze zijn heel grappig en mooi uitgewerkt.

Wat zijn voor jou zaken waar je echt op let tijdens het schrijven van een prentenboek?

Ik vind het belangrijk dat er veel humor in mijn werk zit. Ik denk vooral heel hard na over de opbouw van het verhaal en wat er op elke pagina moet gebeuren in beeld.

Wanneer ben je tevreden over de tekst?

Ik ben niet snel tevreden over mijn teksten. Daarom probeer ik ook altijd om zoveel mogelijk in beeld uit te leggen zodat ik zo min mogelijk tekst hoef te gebruiken. Mijn laatste drie boeken zijn zonder woorden. Soms heb je geen woorden nodig om een verhaal te vertellen. Dan laat ik de woorden liever weg. Vroeger waren mijn eigen favoriete boeken altijd de boeken waar grote kijkplaten in zitten en waarop dus heel veel te ontdekken is. Daarom wil ik zelf ook altijd graag zulke mooie kijkplaten maken.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren en schrijvers (van prentenboeken)?

Probeer veel uit en maak heel veel werk. Het is hard werken, maar als je iets veel doet word je er beter in.

Het Atelier van Loes Riphagen
Het Atelier van Loes Riphagen

Informatie over Loes en haar werk vind je op haar eigen website http://loesriphagen.nl/ en facebookpagina  https://nl-nl.facebook.com/LoesRiphagenKinderboeken .

Origineel werk van Loes Riphagen nu te koop in de Prentenboek Winkel.

Biografie Loes Riphagen

Loes Riphagen (1983) studeerde in 2007 af aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam. Ze debuteerde in 2008 als kinderboekenschrijver en illustrator met het prentenboek “Slaapkamernachtdieren” (de Fontein). Met haar vrolijke, humoristische en eigenwijze illustraties valt Loes Riphagen op bij het publiek, de pers en verschillende jury’s. Haar werk is al in meerdere landen verschenen o.a. Frankrijk, Rusland, Duitsland, de Verenigde Staten, Denemarken, China, Korea, Japan en Slovenië. Voor haar illustraties in het boek “Huisbeestenboel” (Fontein) heeft zij De Vlag en Wimpel 2010 ontvangen en met het boek “Slaapkamernachtdieren” was zij genomineerd voor de kinderboekwinkelprijs 2009/2010. “Superheldjes” (Fontein) is zelfs verkozen tot kerntitel van de Kinderboekenweek 2011. In 2013 maakte Loes het speciale prentenboek van de kinderboekenweek “Zzz” (CPNB). Op dit moment werkt Loes in Amsterdam. Naast het werk aan haar eigen prentenboeken, bouwt Riphagen aan een oeuvre als illustrator van boeken van anderen. Ze illustreert werk voor verschillende schrijvers en uitgevers.

Bibliografie Loes Riphagen

“Tekst en illustraties van Loes Riphagen:
2008 Slaapkamernachtdieren: van Ammehoela tot Zwamneus (De Fontein)
2009 Huisbeestenboel (De Fontein)
2011 Superheldjes (De Fontein)
2012 De gele olifant (De Fontein)
2013 Vlieg op dikke bromvlieg! (De Fontein)
2013 Zzz (CPNB) (speciale prentenboek van de kinderboekenweek 2013)
2014 Kreukel (De Fontein)
2015 Bij de neus genomen (De fontein)

Illustraties van Loes Riphagen :
2008 Betoverend. Tekst van Nanda Roep (Pimento)
2009 De Kusjeskrokodil en andere lieve nachtbeesten. Tekst van Jozua Douglas (Clavis)
2009 De bloes van oom Ben. Tekst van Suzan Boshouwers (Clavis)
2009 Hoe je van niets iets kunt maken. Tekst Gesineke Veerman (Zwijsen)
2009 De weeshuisbende. Tekst van Martine Kamphuis (Clavis)
2010 Het rode ei. Tekst van Han van der Vegt (Gottmer)
2010 Giga Gertie: Wie niet groot is moet slim zijn. Tekst van Silvia van de Put (Clavis)
2010 Grimmie. Tekst van Pieter Feller (Moon)
2011 De grootste, de gevaarlijkste en andere bijzondere dieren. Tekst Jozua Douglas (Clavis)
2011 Wessel van Texel. Tekst van Erik van Os en Elle van Lieshout (Gottmer)
2011 Wat een mop. Tekst van Erik van Os en Elle van Lieshout (Zwijsen)
2011 Miniheksen. Tekst van Bette Westera (De Fontein)
2011 Wat een lef! Tekst van Monique van der Zanden (Zwijden)
2011 Wie niet groot is, moet een opa hebben. Tekst van Silvia van de Put (Clavis)
2011 Ik vaar met Sep en Saar. Tekst van Riet Wille (Zwijsen)
2011 Ik bak een koe. Tekst van Riet Wille (Zwijsen)
2011 Schaapjes op het droge. Tekst Bavo Dhooge (Zwijsen)
2011 De held van alle helden. Tekst Mark Haayema (Gottmer
2012 Ik wil een walvis! Tekst van Bette Westera (Gottmer)
2012 Dag Tim en aap Pim. Tekst van Riet Wille (Zwijsen)
2012 Sint en de pakjesdief. Tekst van Martine Bijl (De Fontein)”
2012 Klussen in de klas. Tekst Berdie Bartels (Zwijsen)
2012 Ik rijm, rijm, rijm. tekst diverse auteurs (Zwijsen)
2012 Er zit een feest in mij. Querido’s Poëziespektakel 5 (Querido)
2013 Smakelijk eten. Tekst Isabel Versteeg (Malmberg)
2013 De schat. Tekst Eus Roovers (Malmberg)
2013 De kluts van kip. Tekst Berdie Bartels (Zwijsen)
2014 Superpa gezocht. Tekst Bavo Dhooge (Zwijsen)
2014 Het zwarte ei. Tekst Han van der Vegt (Gottmer)
2014 Wat zit er in die tas? Tekst Maria van Eeden (Malmberg)
2014 Dirk durft het wel. Tekst Berdie Bartels (Malmberg)
2014 Pet gaat op reis. Tekst Monique van der Zanden. (Malmberg)

Noa tovervijver, van app naar prentenboek via crowdfunding

Cover Noa Tovervijver - Hanneke van der Meer
Cover Noa Tovervijver – Hanneke van der Meer

Noa is bekend van de interactieve prentenboekjes op de iPad (en iPhone, en iPod). De app “Noa’s Sterren” heeft de Media Ukkie Award voor beste Nederlandse app voor ukkies (0-6 jaar) gewonnen. De jury koos de app als winnaar omdat “de interactie geweldig is en je wordt geprikkeld mee te doen.”  Nu wil Noa naar het papier! En dat prentenboek wordt niet zomaar uitgegeven. “Noa’s Tovervijver” wordt “gecrowdfund”. Initiaftiefneemster en schrijver/ illustrator Hanneke van der Meer vertelt.

Wat is eigenlijk crowdfunding?

Crowdfunding houdt in dat een groep mensen met elkaar genoeg financiën ‘pledgen’ (beloven) om een project mogelijk te maken. Ze beloven een zeker bedrag te doneren en krijgen daar, als het doel behaald wordt, een iets voor terug. In het geval van Noa Tovervijver is dat bijvoorbeeld een exemplaar van het boek, en bij hogere bedragen een gesigneerde versie, een exemplaar met iOS app, enzovoort. Wordt het doel niet gehaald, betalen de pledgers dus ook geen geld.

Voor 30 juni heeft Noa Tovervijver 3000 euro nodig om 1000 exemplaren te laten drukken. Bekijk het Kickstarterproject van Noa Tovervijver en steun het!Illustratie uit Noa Tovervijver - Hanneke van der Meer

Illustratie uit Noa Tovervijver – Hanneke van der Meer
Waarom heb je voor crowdfunding gekozen? (En niet de reguliere weg bewandeld via een uitgever?)

Ik schrijf en illustreer al heel lang en heb een aantal jaren geleden wel eens geprobeerd om werk via een uitgever te laten publiceren. Zonder succes. Ik heb een tijdje ‘pauze’ genomen in verband met werk en (het krijgen van) kindjes. Sinds 2011 ben ik weer begonnen met het schrijven van boekjes. In de eerste instantie publiceerde ik digitaal, dat kun je ‘makkelijk’ zelf doen. Nu dus nog steeds de wens om op papier te publiceren, maar deze keer ben ik al uitgever, dus pak ik het zelf op. En het is een fijn gevoel om Noa heel dicht bij me te kunnen houden. Het is een hoop werk, maar ook leuk om te doen.

Is er in Nederland (of buitenland) al eens een prentenboek op deze manier uitgegeven?

Er is wel eens een Nederlands boek op ‘Voor de Kunst’ gecrowdfund, ‘Waar is Wollie’ heet het. Dit boek heeft het niet gehaald door middel van crowdfunden. Ik weet niet of het daarna op een andere manier nog gelukt is. In het buitenland worden wel een aantal kinderboeken gecrowdfund, maar dat zijn veelal boeken voor grotere kinderen, weinig prentenboeken.

Wat financier je dan met dit bedrag?

Het belangrijkste is het drukwerk. Daarnaast wordt er uit dit bedrag geld vrijgemaakt voor verzending/distributie, opslag, promotie en boekhandelverkoop. Ik ben vormgever, dus de opmaak doe ik zelf. De kosten per exemplaar hangen van meerdere factoren af, waaronder distributie en verkoopkanalen en kunnen variëren: tussen de €6,00 en €12,00.

Illustratie uit Noa Tovervijver - Hanneke van der Meer
Illustratie uit Noa Tovervijver – Hanneke van der Meer
Waarom wil je eigenlijk een papieren versie?

Ik ben altijd al verliefd geweest op papier. En op prentenboeken. Op mijn vijftiende haalde ik in de bibliotheek nog steeds prentenboeken uit de kinderhoek. Heerlijk. Interactieve boekjes, zoals Noa’s Sterren, zijn heel erg leuk voor kinderen. Ze zijn echter geen vervanging van papier. Het is een ander medium en het geeft een andere beleving. Mijn kindjes staan zelf vaak een poosje te neuzen in de kast, kiezen een stapel boekjes uit en slepen die naar mij toe. Dan kruipen ze op schoot en laten zich voorlezen. Dat is niet te vervangen! Ze liggen ook graag op de grond door boekjes heen te bladeren. Ze verzinnen zelf verhalen bij de platen die voorbij komen. Dit alles geeft papier een enorme waarde. Met een iPad mag je van je ouders niet rondlopen en je kunt ook niet zo lekker ‘uitzoeken’ als in de boekenkast.

Komt er ook een app van Noa’s Tovervijver?

Over een poosje. Ik ben nu – naast het kickstarterproject – bezig met een prentenboek-app over dromen. Ontzettend leuk, het wordt een juweel (en dat zeg ik niet heel snel). Daar zijn we de komende maanden nog heel druk mee bezig. Ik wil het verhaal – als Tovervijver slaagt – ook op papier uitgeven. Daarna staat Tovervijver op de lijst.

Waar gaat Noa’s Tovervijver over?

Noa Tovervijver is een nieuw verhaal over Noa, dat een vleugje natuur en veel fantasie bevat. Het boek is geschreven voor kinderen tot ca. 6 jaar.

Noa ligt op haar buik in het gras. Aan de rand van de vijver. Maar ineens… ziet ze iets bewegen! En er komen allemaal mooie, gekleurde bubbels uit het water! Hoe kan dat? Gelukkig zit er een kikker op een lelieblad in de vijver. Hij weet wel wat er aan de hand is. Hij neemt Noa mee onder water om het te ontdekken!

Wat komt er allemaal bij kijken om een app te maken van een prentenboek?
Hanneke aan het werk
Hanneke aan het werk

Als het verhaal geschreven is, wordt het nog eens onder de loep genomen. Wat moet erbij,  wat moet eruit om er een app van te kunnen maken? Als het verhaal helemaal klaar is, wordt het gestoryboard. Zo weten we precies welke pagina’s waar komen, hoeveel pagina’s we gaan maken en welke functionaliteiten op pagina’s komen en hoe de menustructuur eruit ziet. Aan de hand van het storyboard ga ik illustraties maken. Die maak ik in losse delen, zodat ze makkelijk vrijstaand kunnen worden gemaakt en je alle elementen over elkaar heen kunt leggen. Dat is handiger animeren.

De illustraties worden gescand, opgeschoond en gaan naar mijn vriend. Hij animeert voegt interactiviteit toe. Dan huren we een studio en stemacteurs om voice-overs op te nemen. Mijn vriend schrijft dan muziek voor de app en neemt geluidseffecten op. Die worden toegevoegd aan de app in wording. Als alles getest en verbeterd is, maken we de verschillende versies (iPad, iPhone, Retina) en dan bouwen we er een app van en kunnen we hem uploaden naar de App Store.

Gaat er veel tijd in zitten/ is het duur om een prentenboek app te (laten) ontwikkelen?

Heel veel. De eerste apps kostten ons ruim 8 maanden. Na 800 uur zijn we gestopt met bijhouden. Ik werk overal aan apps. In de trein, met de kinderen aan tafel (mooi vak: samen tekenen!), ’s avonds en als ik ’s nachts wakker lig. Dus het is moeilijk bij te houden hoeveel tijd je erin steekt. Over het algemeen werken we elke avond twee tot drie uur met twee man aan een app. En dat dus 8 tot 9 maanden lang.

Hoe gaat de verkoop van de app’s die je hebt ontwikkeld? Loont het?

In Nederland lonen prentenboeken-apps niet. Spelletjes doen het wat beter, maar de Nederlandse markt is klein en behoorlijk verzadigd. Je moet er echt uitspringen of heel bekend zijn, zodat mensen zelf naar je op zoek gaan. De verkoop van Noa’s Sterren en Heksje & Willem loopt nu redelijk, na het winnen van de Media Ukkie Award. Daarvoor was het lastig. Je moet heel veel moeite doen en promoten om jezelf in de App Store te handhaven. Je merkt dat mensen het toch een drempel vinden om iets te betalen voor digitale boekjes, terwijl ze het echt wel waard zijn! Het is niet voor niets dat uitgevers bijna allemaal gestopt zijn met apps maken van prentenboeken: het is niet rendabel. Wij halen nu net de investering eruit die we in de voice-overs hebben gestopt, maar ervan rondkomen is een utopie.

Heb je nog tips voor mensen die op deze manier een prentenboek willen uitgeven?

Kwaliteit wordt beloond. Mooie illustraties. Huur goede stemacteurs in. Maak daarnaast van tevoren een flink promotieplan, want uiteindelijk ben je met promotie langer bezig dan met het maken van je apps. Daar moet je zin in hebben! Apps verkopen zichzelf niet, ze verdwijnen makkelijk in het enorme aanbod dat er momenteel is.

Bekijk de apps van Hanneke van der Meer waaronder Noa’s Sterren.

Interview Marcel van Driel

Marcel van DrielWie is Marcel van Driel (korte biografie)?

Marcel van Driel is sinds 2002 schrijver en heeft meer dan veertig boeken op zijn naam staan. Zijn bekendste titels is de drie internetthrillers Superhelden.nl, Superhelden2.nl en Superhelden3.nl, de beide subrozaboeken, de twaalf prentenboeken over pinguïn Bino, die hij met illustrator Vera de Backker maakte en natuurlijk ‘Billy de Kip’, het prentenboek dat hij samen met Jeroen Schipper schreef en waar Jort van der Jagt de prachtige platen bij maakte. ‘Waanzinnige Plannen – en hoe ze te realiseren’ is zijn eerste non-fictieboek en is gebaseerd op een lezing die hij nog steeds geeft.

In 2015 verschijnt ‘Nachtmerrieman,’ een bloedstollende thriller voor volwassenen bij uitgeverij Meulenhoff Boekerij. Marcel is getrouwd, vader van twee jongens en geeft lezingen aan jonge en volwassenen mensen. Ieder jaar bedenkt hij opnieuw een Waanzinnig Plan.

Meer over Marcel vind je op zijn blog stoerboek.nl

De Bino reeks samen met Vera de Backker (Kwintessens)
De Bino reeks samen met Vera de Backker (Kwintessens)
Hoe ben je “prenten/kinderboek schrijver geworden”?

Ik maakte korte (horror)filmpjes en kreeg de vraag om een scenario te schrijven voor een Nederlandse animatiefilm. De film ging niet door, maar het verhaal bleef in mijn hoofd rondzingen. Op aanraden van een collega besloot ik er een boek van te maken. Ik zegde mijn baan op en nam een jaar ‘vrij’ om ‘De Werelddromer’ te schrijven. Het boek werd (terecht) afgewezen door mijn huidige uitgeverij De Fontein en ik kreeg het advies om iets kleiners en simpelers te proberen. Dat werd ‘Een Elfje in de Sneeuw’.

Waar haal jij je inspiratie vandaan?

Veel uit andere media en cultuur. Mijn Superhelden.nl-trilogie is geïnspireerd door het boek ‘Ender’s Game,’ de X-Men comics en de tv-serie ‘Lost’. ‘Billy de Kip’ is een ode aan de western zoals we die kennen uit de Amerikaanse films, op Japanse robotverhalen en op een obscure strip die ik in mijn jeugd las. En natuurlijk op de tekeningen van Jort! Zijn illustratie van een boomhut in de vorm van een vos was de aanleiding voor ‘Billy’.

Illustratie uit Billy de Kip (van Driel, Schipper, van der Jagt; uitgeverij David en Goliat, 2013)
Illustratie uit Billy de Kip (van Driel, Schipper, van der Jagt; uitgeverij David en Goliat, 2013)
Zit er voor jou een verschil in aanpak/ werkwijze tussen het schrijven van een prentenboek en andere jeugdliteratuur? Zo ja, wat zijn de verschillen?

Ten eerste: ik schrijf geen jeugdliteratuur, ik schreef superspannende pageturners. Maar ja, er zit een groot verschil tussen een prentenboek en de boeken die ik voor oudere kinderen schrijf. Het grootste verschil is natuurlijk de beperkte tekst. Een prentenboek is als een gedicht, zeker bij mij, want mijn prentenboeken zijn tot nu toe altijd op rijm. Ik probeer met zo min mogelijk woorden een mooi verhaal te vertellen. Daarnaast zit er in een prentenboek vaak herhaling, iets dat in een roman juist niet werkt.

Omdat mijn prentenboeken op rijm staan, vind ik het ritme ook enorm belangrijk. Dat is waarom ik voor ‘Billy de Kip’ Jeroen Schipper erbij heb gehaald. Hij schrijft kinderliedjes en geweldig goed in rijm en ritme en alliteratie.

Kun je jouw manier van werken bij het schrijven van een prentenboek toelichten?

Al mijn boeken beginnen met een idee, behalve de prentenboeken, die beginnen altijd met een illustrator waar ik graag mee wil werken. Meestal bedenken we samen een karakter of een verhaal. Dat werk ik dan grof uit in ‘spreads. Dat verhaal gaat een paar keer heen en weer tussen mij en de illustrator tot we tevreden zijn. Andere schrijvers schrijven dan de tekst, maar ik vraag altijd of de illustrator eerst het verhaal wil tekenen. Pas dan schrijf ik de daadwerkelijke tekst, waarbij ik probeer om niet te schrijven wat er al getekend is.

Hoe lang duurt het dit hele proces eigenlijk?

Bij ‘Bino’ duurt het proces gemiddeld zes weken tot twee maanden per boek. Billy duurde veel langer omdat we het ‘tussendoor’ hebben gedaan.

Illustratie Billy de Kip (van Driel, Schipper, van der Jagt; uitg.David en Goliat, 2013)
Illustratie Billy de Kip (van Driel, Schipper, van der Jagt; uitg.David en Goliat, 2013)
Waarom heb je Billy eigenlijk in rijmvorm geschreven?

Er is een authentieke westernsong die ‘Billy the Kid’ heet. De tekst van ‘Billy de Kip’ past precies op die melodie.

Hoe loopt de verkoop van Billy de Kip? Wat is er allemaal gedaan om Billy te promoten (wat heb jij zelf gedaan?). Loont het een beetje, zo’n prentenboek schrijven?
Billy de Kip (
Billy de Kip (van der Jagt)

Het loont voor geen meter als je naar geld kijkt. Omdat ik een co-auteur heb, krijg ik 5% van de omzet en dat is niet veel. Maar dat is niet belangrijk. Wij wilden met ‘Billy’ en statement maken dat prentenboeken die niet lief en zoet zijn, en niet gemaakt zijn in zachte pasteltinten ook succesvol kunnen zijn. Dat daar wel degelijk een markt voor is. Dat er jongens en meisjes zijn die stoere prentenboeken kunnen waarderen.

Voor de verkoop (en de lol!) heeft Billy een eigen Facebookpagina, waar Billy woordgrappen maakt. Daarnaast is er de traditionele maner van verkopen aan boekhandels, door middel van mailings, bezoeken van de vertegenwoordiger en beurzen.

Heb je zelf een aantal favorieten prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?

Ik lees graag de Gruffalo voor, ondanks dat de Nederlandse vertaling niet helemaal goed loopt. En de prentenboeken van Loes Riphagen vind ik fantastisch.

Wat zijn voor jou zaken waar je echt op let tijdens het schrijven van een prentenboek?

Ik let op ieder woord, op iedere zin, op iedere samenhang. Ik let op ritme, rijm, verhaal en samenhang. En uiteraard op de karakters, hoe consequent ze zijn, hoe uniek.

Wanneer ben je tevreden over de tekst?

Nooit.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende schrijvers (van prentenboeken)?

Kopieer niet! Maak iets nieuws, ook al lijkt het alsof er niemand op zit te wachten. Niemand wil het zoveelste ‘ik vind je lief, mama’ prentenboek.

Interview Milja Praagman

foto milja praagmanMilja, waar haal jij je inspiratie vandaan?

Overal vandaan, het lijkt wel of ik een soort van onzichtbare voelsprieten op mijn hoofd heb die voortdurend van alles horen en zien wat ik kan gebruiken. Maar als je me zou opsluiten in een kale cel zou ik nog steeds ideeën krijgen denk ik zoveel zit er in mijn hoofd.

 

Vanaf december 2015 zijn er originele illustraties en art-prints van Milja Praagman te koop in de winkel van Prentenboek.nl.

Voel je je meer een prentenboek illustrator of –schrijver? Of toch gewoon allebei? Kun je het naar jouw mening ook los van elkaar zien? Wat doe je het liefst?

Allebei ik zie het niet echt als twee losse dingen. Die ideeën die ik heb hebben anderen niet en ik ben het stadium ook al lang voorbij dat ik op verhalen van anderen ging zitten wachten. Daarbij vind ik maar zelden echt iets heel leuk. En ik kan niet iets gaan illustreren wat ik niet leuk vind heb ik gemerkt dan zakt mijn motivatie weg. Als ik een goed idee heb moet ik er ook meteen beeld bij zien anders is het niet goed.

Je bent afgestudeerd als grafisch ontwerper aan de Academie voor beeldende kunsten Sint Joost in Breda. Hoe ben je “prentenboek illustrator/schrijver geworden?

De opleiding duurde toen 5 jaar, daar kreeg je naast vakken als typografie, fotografie, ook illustreren. Achteraf vind ik het wel fijn dat ik voor deze studie heb gekozen alles wat ik heb geleerd komt van pas. Na mijn studie wilde ik het liefst afficheontwerper worden en ik merk nog steeds dat het ontwerpen van een omslag een van de leukste dingen vind van een boek maken. Omslagen zijn eigenlijk ook een soort mini-affiches. Na de academie kreeg ik langzaam wat illustratieopdrachten. Toen ik ook voor de Okki ging werken kwamen er vanzelf ook ideeën voor prentenboeken zoals bijv. “Meneer Po”.

In 2005 debuteerde je met je eerste prentenboek “Meneer Po (Lannoo)”. Kun je wat vertellen over het tot stand komen van dit prentenboek?  

Ik zag de po van mijn zoon staan en vond die wel op een gleufhoed lijken, zo kwam ik op het idee voor dit eerste prentenboek. Meneer Po is zijn bril kwijt en zet dan per ongeluk de po op zijn hoofd met alle gevolgen van dien. Ik stuurde het op naar verschillende uitgeverijen, kreeg wat afwijzingen maar toen ineens ook twee die het wel zagen zitten. Toen kon ik ineens kiezen.

Is het werkproces voor “Meneer Po” illustratief voor hoe je nu werkt aan een prentenboek?

Ja en nee. De vorming van een idee gaat iedere keer anders. Een keer lag ik met koorts op bed en kwamen mijn kinderen steeds naar boven. De deur open en dicht makend zag ik dat zo’n deur wel erg leek op een boek zo verzon ik ‘Kom maar binnen’. Meestal zie of hoor ik iets dat dan gekoppeld word aan een idee of een gedachte waar ik al langer meeliep en dat smelt dan samen tot een origineel nieuw iets.

Als ik het idee heb uitgeschreven ga ik meestal ook al snel wat schetsen gewoon om te zien of het klopt wat in gedachten heb. Soms is zo’n heel klein schetsje (meestal maar 5 cm groot) later de basis voor een omslag. Een prentenboek heeft bijna altijd 12 spreads ( dubbele pagina). Dus in het schrijven hou je daar al rekening mee. Meestal begin ik met het uitwerken van de omslag omdat ik dan ook weet welke kant ik qua illustraties op wil in het boek. De computer gebruik ik om mijn schetsen te scannen. Ik maak dan vaak een miniboekje van al die schetsen om te kijken of het werkt. En ga dan aan de hand van die schetsen de grote illustraties maken. Maar bij het uitwerken in het groot kom je dan weer allerlei dingen tegen waardoor het weer anders moet.

schetsen voor Vergeet me nietje
schetsen voor Vergeet me nietje

De uitwerking en de techniek hangen bij mij erg af van het verhaal wat ik wil vertellen. In  “Nog 100 nachtjes slapen” knipt Dorus bijvoorbeeld voortdurend uit stoffen. Ik merkte al tekenend dat het uitknippen veel duidelijker overkomt als je het ook echt uit de illustraties van bijv. kleding knipt vandaar dat ik in dat boek veel met collage heb gewerkt. Maar bij “Ik doe het lekker toch” had ik een heel zonnige wereld voor ogen dus ging ik van een gele ondergrond uit waarin het leeuwtje bijna opgaat in zijn omgeving. Om het niet een te knalgeel boek te maken heb ik er overgangen in gemaakt van dag naar nacht.

Wat zijn dan zaken waar je extra op let? Wat zou je nu niet meer zo doen? Kun je dit toelichten met leerpunten uit je eerdere boeken?

Dat is ook steeds anders, met het prentenboek “Voor jou” wilde ik eens een langere periode experimenteren. Ik was het een beetje zat hoe ik tekende en wilde me zo graag onderscheiden van anderen door nog meer op zoek te gaan naar mijn eigen stijl. In ‘Voor jou’ heb ik heel veel uitgeprobeerd. Eigenlijk wilde ik eens een boek maken met telkens een compleet andere achtergronden, bijna dessins die een gevoel konden uitdrukken en waar je steeds een “Ohh” gevoel bij kreeg, maar dan nog wel dat het een verhaal zou blijven. Dat is wel heel moeilijk merkte ik in de uitwerking. Maar het heeft me wel veel inzicht gegeven en bij “Vergeet mij nietje” kon ik dit nog weer beter toepassen wat ik daarmee geleerd heb. Het laat zich moeilijk omschrijven waar dat nou precies in zit, maar voor mij is dat op zoek gaan naar vernieuwen een soort uitvinden. Op die manier vind ik illustreren het leukst. Door op zoek te gaan naar hoe het nog beter kan.

Naar een definitieve omslag
Naar een definitieve omslag voor Vergeet me nietje (2013 – De Eenhoorn)

Wat ik er vooral van heb geleerd is dat je niet te bang moet zijn om iets te veranderen. Ook al levert dat meer werk op, het wordt er altijd interessanter van. Het is een beetje als op reis gaan. Ga je de gebaande wegen op om snel op de plaats van bestemming te komen of neem je dat spannende zijstraatje het duurt dan wel wat langer maar wie weet wat je tegen gaat komen.

 Hoe lang duurt dit hele proces eigenlijk? Van idee/concept tot drukklaar boek? 

Is moeilijk te zeggen soms zit zo’n idee jaren in je hoofd. Het boek wat ik nu et af heb is ook iets waar ik al heel lang meeliep. Ik geloof dat ik het al 10 jaar geleden dacht dat wanneer een kind alsmaar ‘wat is dat?’ vraagt of je dan als ouder wel doorhebt wat hij eigenlijk bedoelt. Dat vond ik wel een leuk uitgangspunt.

Zit er veel verschil in dit proces als je “alleen” de illustraties hoeft te maken en de tekst dus krijgt aangeleverd?

Weet ik niet, dat hangt af van het verhaal. Het kartonboek wat ik nu ga tekenen is een tweede boekje. Eerder maakte ik een stoffen boekje met dit karakter. De baby zit nu al in mijn vingers, de dessintjes zijn bedacht, het is dan niet meer zoveel werk dan wanneer je nieuwe karakters moet bedenken. Muis en Varken ken ik ook. Ik weet bijvoorbeeld waar ze wonen enz. Dat scheelt. Maar het is wel elke keer weer zoeken naar de juiste vorm. En ik wil me ook blijven vernieuwen en ook dat kost tijd.

Je hebt inmiddels behoorlijk wat prentenboeken geschreven en geïllustreerd. In 2013 werd jouw prentenboek “Nog 100 nachtjes slapen” verkozen tot prentenboek van het jaar. Aan welke bewaar je de beste (of leuke) herinneringen / op welke ben je zelf het meest trots?

Het meest trots ben ik meestal op het laatst verschenen boek. Dat is nu “Vergeet mij nietje”. Al duurt dat trots zijn ook nooit lang, want dan zie ik weer van alles dat nog beter kan. Dus dan ga ik vol goede moed weer verder met een nieuw idee. Ik ben niet zo van het terug uit kijken geloof ik. Als ik iets inlever en het klaar is, zit ik met mijn hoofd al weer in een nieuw project. Hoewel het steeds nog wel erg spannend is als het gedrukt is en te zien hoe het er dan uitziet.

Heb je zelf een aantal favorieten prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?

Ik ben erg fan van Catharina Valckx, haar illustraties vind ik geweldig mooi en op haar kleurgebruik ben ik gewoon jaloers. Afgelopen week moesten we samen ergens voorlezen toen lag ik voortdurend in een deuk er zit zoveel humor in haar werk. In Frankrijk is ze wereldberoemd maar in Nederland mogen ze wel eens wat trotser op haar worden vind ik.

Ze is niet voor niets al twee maal genomineerd voor de Alma award. Chris Haughton en Jon Klassen en Beatrice Alemagna vind ik ook erg goed. Zij hebben allemaal een direct herkenbare eigen stijl.

Wat zijn jouw favorieten materialen / technieken / media om te illustreren? En waarom?

Ecoline, plakkaatverf, potlood, stempelinkt, wascokrijt, collage noem maar op ik gebruik alles. Ik probeer altijd van alles uit. Ik gebruik de computer wel om even te kijken of iets werkt bijvoorbeeld door kleuren uit te proberen maar liever experimenteer ik in het echt met verf enzo dan kunnen er ook dingen gebeuren die je niet had voorzien.

Wat zijn voor jou zaken waar je echt op let tijdens het schrijven van een prentenboek?
Bij mij staat alles in het teken van de vondst van een verhaal die moet heel origineel zijn en humor vind ik heel belangrijk. Wat ik probeer te vermijden is een moralistisch toontje.Voor Jou Wanneer ben je tevreden over de tekst?

Ik loop vrij lang rond met een idee en dan op een gegeven moment moet het eruit. Dan schaaf ik daar nog wel aan maar voor mij werkt het zo dat ik graag het idee toets bij de uitgever. Als zij het zien zitten dan werk ik de tekst naar mijn zin uit. Als ik ga tekenen veranderen er soms ook nog dingen in de tekst. Dan zie ik dat ik bijvoorbeeld iets heb beschreven wat ik ook al heb getekend dan kan dat in de tekst weg. Het fijne van zelf schrijven is dat je ruimtes of een plaats waar het zich afspeelt zelf kan invullen.

Ben je momenteel bezig aan een nieuw prentenboek? Zo ja, kun je een tipje van de sluier oplichten?

Ik heb net een nieuw prentenboek af dat heet ’Wat is dat’ en verschijnt in augustus bij Uitgeverij Leopold. Het gaat over een kleine krokodil die steeds van alles ziet en ‘Wat is dat?’ zegt tegen zijn moeder. Die moeder ziet niet zoveel want ze is alsmaar bezig met wat ze nou weer is vergeten dus die heeft ook helemaal niet door dat er een dinosaurus achter hun aanloopt. Daarna ga ik nog het derde prentenboek maken met varken en muis voor de Eenhoorn waarvan eerder ‘Voor jou’ en ‘’Vergeet me nietje’ verschenen. Dat verhaal is al even klaar en er ligt nog een idee voor een tekstloos prentenboek. Plus nog een boek daarna…best wel druk nog. Sinds vorige week ben ik begonnen aan een kartonboek voor Betty Sluyzer dat verschijnt ook in het najaar bij Leopold.

Wat is dat? (2014 - Leopold)
Wat is dat? (2014 – Leopold)
Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren en schrijvers (van prentenboeken)?  

Ja, ga op zoek naar je eigen stijl. Kijk naar wat je mooi vindt in andere boeken maar ook in beeldende kunst, films fotografie noem maar op. En zet door als je er in gelooft!

Biografie Milja Praagman

Milja is geboren in Amsterdam (1971) en groeide op in Den Dungen. Ze studeerde grafisch ontwerpen aan de Academie voor beeldende kunsten Sint Joost in Breda. Na de academie woonde zij een jaar in Frankrijk. In 1995 keert ze terug naar Nederland en werkt als zelfstandig ontwerper/illustrator. Haar opdrachtgevers waren in het begin voornamelijk kranten en tijdschriften. Later werkte ze ook voor Okki, Bobo, Sesamstraat en Taptoe en werd het tekenen voor kinderen haar belangrijkste bezigheid. Voor Sesamstraat televisie maakt ze animaties.

Door het illustreren en vooral door het verzinnen in opdracht voor Okki e.a. ontstonden er ook veel nieuwe ideeën voor ‘eigen’ verhalen. Een van die verhalen was haar eerste prentenboek Meneer Po dat meteen goed werd ontvangen door de pers. Sindsdien is ze niet meer te stoppen. Bij uitgeverij Leopold verschenen: Miki en de sneeuwpop, Mijn mama is een prinses, Nog 100 nachtjes slapen – prentenboek van het jaar 2013 – en Ik doe het lekker toch! In maart 2013 verscheen Voor jou bij uitgeverij de Eenhoorn. In september is Pas op verschenen het tweede boek met Dorus (Nog 100 nachtjes) in de hoofdrol.
In Milja’s boeken gaan kleine mensen en dieren hun eigen gang. Stoer en met een subtiel gevoel voor humor.

Informatie over het Milja en haar werk vind je op haar eigen website http://www.miljapraagman.nl/ en blog http://miljapraagman.blogspot.nl/

Milja aan het werk

 Bibliografie Milja Praagman

2005 Meneer Po (Lannoo)
2006 Lieve lieve… (Lannoo)
2007 In de dierentuin (Lannoo)
2007 Beertje Bij kleurt alles / Beertje bij heeft honger (Lannoo)
2008 Wasco weet een mop (Gottmer)
2009 Zeg, wie zit er in de heg? (Lannoo)
2009 Miki en de sneeuwpop (Leopold)
2010 Kom maar binnen (Gottmer)
2010 Mijn mama is een prinses (Leopold)
2011 Nog 100 nachtjes slapen (Leopold)
2011 Viezeltje. Tekst van Suzan Peters (De Eenhoorn)
2011 Wat hoort konijn? (Leopold)
2011 Als de bomen straks gaan rijden. Gedichten van Frank Adam (De Eenhoorn)
2012 Ik doe het lekker toch! (Leopold)
2013 De wereld in mijn handen (De Eenhoorn)
2013 Voor jou ( De Eenhoorn)
2013 Pas op! (Leopold)
2014 Vergeet me nietje (De Eenhoorn)
2014 Wat is dat? (Leopold) verschijningsdatum augustus

Een aantal prentenboeken bij van Milja Praagman bij bol.com

Interview Paula Gerritsen

Paula GerritsenPaula is geboren in Rijswijk (ZH) en woont nu in Brabant, in een mooi dorpje aan de Maas.  Ze heeft 13 jaar in de psychodiagnostiek met kinderen gewerkt. Nu werkt ze al geruime tijd als illustrator. Eerst voor tijdschriften en uiteindelijk steeds meer voor educatieve uitgevers en prentenboeken. In 2011 heeft ze de BIKopleiding gedaan (beroepskunstenaar in de klas) en verzorgt ze ook workshops en projecten op ondere andere basisscholen. Paula Gerritsen heeft een eigen website: http://www.paulagerritsen.nl/

Paula is illustrator van tal van prentenboeken waaronder:

“Een koning van niks”, “De wens”, “Noten” (tevens auteur), “Samen aan zee” en “Wit” (allen uitgegeven door Lemniscaat). “Grote Griezels”, “Wie o wie” en “Iieeek, een luis!” (allen uitgegeven door Gottmer). “Lekker weer”, “Beer” en “Nooit meer een luier” (allen uitgegeven door Kimio). “Klaas, de per ongeluk Sinterklaas”, uitgegeven door van Goor, “Bergen zand met hoedjes op” (Zwijssen) en “Al die boeken over beren” (Malmberg).

Schets en uiteindelijke omslag voor "Wit"
Schets en uiteindelijke omslag voor “Wit” (2012; met C. Kranen)


Hoe ben je “prentenboek illustrator geworden”?

Er was al een samenwerking met Erik van Os en Elle van Lieshout voor de educatieve uitgevers. Voor een nieuw boek bij Lemniscaat zochten ze nog een illustrator en hebben mij daar toen voorgesteld.

Wat was je eerste prentenboek dat werd gepubliceerd? Hoe vond je dat en hoe ging dat in zijn werk?

Dat was “Fijn feestje” met bovengenoemd schrijversduo. Om te beginnen is er een groot verschil met educatief werk omdat er, behalve met de uitgever, ook veel overleg met de schrijvers is. In plaats van kleine losse tekeningen moet er nu een echt beeldverhaal gemaakt worden. Je moet beginnen met een storyboard, waarbij je over ieder fragment na moet denken: hoe zien de figuren eruit, welke kenmerken hebben ze, in welke omgeving speelt het zich af, wat zijn de meest aansprekende momenten om te illustreren, zijn de platen gevarieerd genoeg, etc.

Aan welke prentenboeken bewaar je de beste herinneringen / op welke ben je het meest trots?

Een prentenboek maken is enorm intens, je vergroeid als het ware met het de verhalen en de personages. Daarmee staat ieder me heel erg na en kan ik daar geen keuze in maken.
Op zich ben ik wel wat trots op het prentenboek “Noten”, omdat ik daar ook zelf de tekst voor heb geschreven.

Ben je momenteel bezig aan een nieuw prentenboek? Zo ja, kun je een tipje van de sluier oplichten?

Er liggen verschillende manuscripten bij uitgevers van schrijvers die met me willen samenwerken. Dat is dus nog even afwachten.

Paula voor de klas

Heb je zelf een aantal favorieten prentenboeken? En illustratoren? En waarom zijn dit jouw favorieten?

“Tin Lin de reuzenvis” (van Klaus Kordon en The Tjong Khing) is het boek dat ik eindeloos heb voorgelezen aan m’n jongste dochter. Ik heb dat ooit als groots gebaar aan iemand weggegeven. Laatst vroeg m’n dochter (inmiddels 19 jaar) er weer om. Gelukkig heb ik bij Bol.com nog een exemplaar kunnen bemachtigen. Voordat ik zelf als illustrator ging werken was ik enorme fan (en nog steeds) van Ingrid en Dieter Schubert. Ik voelde me zo vereerd toen ik ze bij Lemniscaat-feestjes ‘gewoon’ tegenkwam. Er zijn ontzettend veel geweldige illustratoren, met zeer verschillende stijlen. Het werk van Wolf Erlbruch vind ik echt fantastisch!

Kun je iets vertellen over het illustratieproces van een prentenboek? Hoe ga jij te werk?

Na overleg en maken van een storyboard gaat het echte schetsen per plaat beginnen.
Tegenwoordig ‘schets’ ik op de computer (photoshop). Je kunt dan makkelijk schuiven, verkleinen, vergroten, omkeren etc. Ook de schetsen worden uitvoerig doorgesproken met uitgever en schrijver. De schets zet ik dan over op papier of karton.

digitale schets Paula Gerritsen voor "Samen aan Zee"
digitale schets Paula Gerritsen voor “Samen aan Zee”

Bij het schilderen moeten ook weer keuzes gemaakt worden ten aanzien kleurgebruik en techniek en stijl van werken. Daar zit wel iets of wat verschil in, hoewel mijn stijl wel herkenbaar blijft.

Wat zijn jouw favorieten materialen / technieken / media? En waarom?

Prentenboeken wil ik absoluut met de hand schilderen. Ik werk altijd met acryl, gecombineerd met krijt. Voor tijdschriften en educatieve opdrachten werk ik digitaal. Een combinatie is ook mogelijk, eerst schilderen en daarna bewerken in photoshop.

Waar moet je op letten bij het gebruik van deze materialen / technieken / media?

Acryl droogt snel. Je moet het langzaam opbouwen en uitkijken dat je niet te dik werkt. Voordeel is dat je snel door kunt werken en dat is voor mij , als ongeduldig mens, heel prettig. Ik heb heel lang op karton (grijsboard) gewerkt omdat dat precies goed het water opnam. Ik heb nu echter een goede kwaliteit acrylpapier gevonden (Schut Acryl 360gr.). Voordeel is dat je dan een witte ondergrond hebt en stukken open (en dus echt wit) kunt laten.

Heb je tot slot nog tips voor beginnende illustratoren (van prentenboeken)?

Probeer eerst tot een eigen stijl te komen, waarin je je helemaal thuis voelt. Een opdrachtgever moet er op kunnen rekenen dat het hele boek een prachtig samenhangend geheel wordt, en niet alleen maar één prachtige plaat oplevert.

De meeste prentenboeken die Paula Gerritsen heeft geillustreerd zijn nog (2e hands) te bestellen. Onder andere bij bol.com