Categorie archieven: Interviews

In deze categorie komen interviews met onder meer schrijvers, illustratoren en uitgevers van prentenboeken

Interview Marjet Huiberts

Dag Marjet Huiberts! “We hebben er een geitje bij!” is verkozen tot prentenboek van het jaar 2016. Hoe is dit boek tot stand gekomen?
“We hebben er een geitje bij!”, marjet huiberts en iris deppe
“We hebben er een geitje bij!”, Huiberts, Deppe, Gottmer, 2014

De tekst was er het eerst. Ik had een lang vers gemaakt voor jonge kinderen over een ‘kraamvisite’ op een kinderboerderij en toen ik dat na een bespreking over ‘Ridder Florian’ aan mijn uitgever en redacteur bij Gottmer liet lezen, reageerden ze heel enthousiast. Mijn uitgever Melanie Lasance zag er onmiddellijk een mooi prentenboek in.

Redacteur Marieke Spaans is toen op zoek gegaan naar een passende illustrator. Ze heeft daar een uitstekende kijk op, bijvoorbeeld voor mijn boek ‘Roodkapje was een toffe meid’ kwam ze met Wendy Panders aan, die meteen een Vlag en Wimpel kreeg voor haar bijzondere illustraties bij het boek. Marieke had net een mapje met illustraties van de onbekende Iris Deppe gekregen en liet me werk van haar zien. We waren allebei erg gecharmeerd van haar dierenillustraties. Toen heeft Iris de opdracht gekregen.

De samenwerking met illustrator Iris Deppe is zeker goed bevallen, aangezien er inmiddels een nieuw prentenboek van jullie is verschenen (“Dag meneer, hebt u een hond?”)?

Ja, het is erg fijn om met Iris samen te werken. Ze laat me altijd eerst schetsen zien (waar ik dan nog wat over kan zeggen) en steeds een paar nieuwe illustraties, zodat ik al snel een beeld krijg. Ik vind haar illustraties vaak ontroerend, zoals dat stralende konijn in ‘We hebben er een geitje bij!’ en de optocht van de trotse boer met alle boerderijdieren in zijn kielzog. Iedere keer als ik het boek bekijk word ik er blij van. Nu natuurlijk extra blij, omdat het Prentenboek van het Jaar is geworden. Mijn redacteur zei dat het nooit voorkomt dat een illustrator dat bij zijn eerste boek meteen overkomt.

‘Dag meneer, hebt u een hond?’ was toen overigens al verschenen. Het komt een beetje door Iris’ stralende konijn dat ik het idee kreeg voor dit boek. En door een ervaring uit de tijd dat mijn kinderen (inmiddels 26 en 23) jong waren: we gingen een kooi kopen voor een cavia die mijn oudste zoontje kon krijgen van een vriendje. Maar in de winkel werden we verliefd op een schattig, lichtbruin hangoor konijntje. Toen hebben we die gekocht, met konijnenhok, en de cavia afgezegd. Zoiets overkomt Mik ook in ‘Dag meneer, hebt u een hond?’ En net als Mik hadden mijn kinderen voor het konijn een riempje om hem buiten te kunnen laten lopen.

Beide boeken zijn vormgegeven door Sabine en Hans Bockting, die ook de vormgeving hebben gedaan van ‘Aadje Piraatje’, heel mooi en zorgvuldig doen ze dat.

Al jouw prentenboeken zijn op rijm. Wat trekt jou zo aan om een verhaal in rijmvorm te vertellen?

Ik schreef al liedteksten en versjes voor Sesamstraat en toen vroegen ze me of ik ook verhalen op rijm kon schrijven. Dus ik ben er eigenlijk een beetje ingerold. Maar het ligt me ook goed. Een rijmschema geeft structuur en je moet veel puzzelen om je tekst passend te krijgen, dat vind ik leuk werk.

Daarnaast heb ik gemerkt dat kinderen een tekst op rijm makkelijk oppikken. Er zijn kinderen van twee die al hele stukken tekst uit ‘Ridder Florian’ op kunnen zeggen, terwijl het eigenlijk een boek voor kleuters is.

‘Wacht! Ik wil je nog bedanken,’
roept de draak, en gaat weer janken.
‘Mag ik niet je huisdier zijn?
Ik loop heel graag aan de lijn!’

Rijm Marjet Huiberts (Ridder Florian)
Waar let jij altijd goed op bij een rijm? Wat zijn de valkuilen?

Het moet goed klinken. Een rijmende tekst maak ik bijna altijd hardop pratend. Verder is er over rijm veel te zeggen, maar dat past niet zo in een interview. Je kunt er beter een boek over lezen, bijvoorbeeld van Jaap Bakker. Ik heb les van hem gehad (Liedteksten schrijven) op de Schrijversvakschool en dat was zeer leerzaam.

Slimme Kimmie Cowboy is een dagje aan ’t kamperen,
als ze plots een boze stem hoort: ‘Ugh! Ik jou scalperen!’
Kimmie kruipt haar tentje uit. ‘Hé, riep daar iemand wat?’
Voor haar staat een indiaan. Hij is op oorlogspad.”
Rijm Marjet Huiberts (Kimmie Cowboy)
Hoe ga jij te werk bij het schrijven van een prentenboek?

Dat vind ik een moeilijke vraag, want het is iedere keer anders. Ook hoe ik op een idee kom. Hiervoor heb ik al verteld hoe ik op het idee kwam voor ‘Dag meneer, hebt u een hond?’, maar daar komt bij dat ik in mijn achterhoofd had een serie te maken over Mik, steeds met andere dieren. Zoals bijvoorbeeld huisdieren. Zo’n idee speelt dan ook een rol bij het tot stand komen van het verhaal. Meestal verschijnt er in mijn hoofd een zinnetje en op dat zinnetje ga ik net zolang kauwen tot er nieuwe zinnetjes bijkomen.

Maar daarnaast heb ik dus ook vaak een globaal beeld en daar schrijf ik eveneens dingen over op: de indeling van de tekst, welke dieren erin voor moeten komen en ook weer zinnetjes die daarbij zouden passen. Ik switch steeds tussen het globale beeld en de losse zinnen. Als ik een eerste versie op papier heb zit ik daar vaak nog lang aan te schaven, tot ik over elke zin tevreden ben.

Zit er voor jou verschil in de manier van werken als je een prentenboek schrijft ten opzichte van een liedje?

Niet een groot verschil. Bij een liedje heb ik vaak eerst een refrein regel. Het refrein is de kern, die komt steeds terug. En een liedje zing ik soms zo’n beetje voor me uit. Dat doe ik niet met een prentenboek tekst. Verder is het hetzelfde: steeds van zinnetjes naar globaal en vice versa.

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers?

Ik heb een speciale band met het prentenboek ‘Een ober van niks’ van Tjibbe Veldkamp en Philip Hopman, verschenen in 1992. Ik werkte in die tijd als dansconsulent bij een Steunpunt voor Kunstzinnige Vorming. We maakten voor het basisonderwijs een dansproject over boeken. Ik vond de illustraties van Philip Hopman, met name de slungelige ober in allerlei standen tussen balanceren en vallen, bijzonder geestig. En heel bruikbaar voor een dansles.

Toen ik ruim tien jaar later met mijn twee eerste prentenboek teksten, ‘Feodoor heeft zeven zussen’ en ‘Ridder Florian’ bij Gottmer zat, had ik dat boek in mijn tas. Voorzichtig opperde ik Philip Hopman als illustrator. Gottmer had nog nooit met hem gewerkt, maar was er meteen voor in. En Philip heeft Ridder Florian precies zo vormgegeven als ik gehoopt had, dat besefte ik toen een schets zag: ja, dit is hem. ‘Zijn ontroerendste personage ooit’, schreef het NRC.

Voor ‘Feodoor heeft zeven zussen’ kwam Gottmer met Sieb Posthuma, die later ook ‘Aadje Piraatje’ heeft geïllustreerd. Aadje Piraatje is zo’n aansprekend karakter geworden dankzij Sieb. Verschrikkelijk dat Sieb is overleden.

Aadje Piraatje, marjet huiberts en sieb posthuma
Aadje Piraatje, Huiberts, Posthuma, 2009, Gottmer
Ben je momenteel bezig aan een nieuw prentenboek? Zo ja, kun je een tipje van de sluier oplichten?

In het voorjaar van 2016 komt er waarschijnlijk een speciale uitgave van Aadje Piraatje: ‘Aadje Piraatje leest’, met als ondertitel: ‘lees jij mee?’ Het is een combinatie van een samenlees- en een zelfleesboek op AVI-startniveau. Toen ik een paar jaar geleden hoorde dat veel jongens te weinig lezen, dacht ik: misschien is Aadje een goed rolmodel. In ‘Aadje Piraatje viert feest’ staat een verhaal over dat hij leert lezen. De refreintjes daarin heb ik zo geschreven dat ze op AVI-startniveau zijn.

Daarnaast heb ik een aantal nieuwe teksten op dat niveau geschreven, gebaseerd op eerdere verhalen van Aadje. Sieb zou die nog gaan illustreren, wat niet eens veel werk meer was, daar we veel illustraties konden hergebruiken. En toen overleed hij, vlak voordat ‘Aadje Piraatje viert feest’ uit zou komen. In overleg met de erfgenamen is Gottmer nu toch bezig met de voorbereidingen voor uitgave van ‘Aadje Piraatje leest’, ook als een soort eerbetoon aan Sieb. Ik heb één verhaaltje herschreven, zodat we alles met de bestaande illustraties van Sieb kunnen doen. Ik hoop dat de boeken van Aadje, met de fantastische illustraties van Sieb, een heel lang leven beschoren zijn.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende schrijvers (van prentenboeken)?

Wees niet te snel tevreden met een tekst. Lees hem hardop. Draai je zinnen om, schrap en schaaf. Als je op rijm schrijft: neem niet altijd het voor de hand liggende, maar zoek nieuwe (originelere) rijmparen, let op het metrum, het ritme, de zinslengte, en behalve op eindrijm ook op binnenrijm, alliteratie e.d. En ten slotte, laat nooit prentenboek op lulkoek rijmen.

Marjet Huiberts
Marjet Huiberts

Meer weten over Marjet Huiberts? Bezoek dan eens haar eigen website! Je vindt daar onder andere alle prentenboeken van Marjet.

Interview Ruth Wielockx

Ruth Wielockx
Ruth Wielockx

Opgelet!
Is iedereen klaar voor het interview met Ruth Wielockx?
Zit iedereen op zijn plaats?
Drie … twee … één … Start!

Hoi Ruth, je hebt een plek in de prentenboek TopTien 2016 “gewonnen”! Hoe is “Gewonnen!” tot stand gekomen?”

Het is enorm fijn te horen dat je boek in de prentenboek TopTien staat! Het idee van “Gewonnen” is heel spontaan gekomen. Ik wou een verhaaltje over een wedstrijd maken. Kinderen vinden het leuk om de beste of de snelste te zijn. Maar als er een winnaar is, is er meestal ook een verliezer. Daarom zocht ik een wedstrijd waar iedereen kon winnen, een wedstrijd die leuk is voor iedereen. Verder moesten er ook nog verschillende voertuigen deelnemen aan de wedstrijd. Zo werd het lekker stoer. Als je die twee optelt: een wedstrijd waar iedereen zich winnaar voelt én die doorgaat op één plaats waar alle voertuigen zich tegelijk bevinden … dan ken je het einde van “Gewonnen”!

Hoe ben je te werk gegaan?

“Gewonnen” is geïllustreerd in gouache. Eerst heb ik een opsomming gemaakt van alle voertuigen die interessant waren om mee te rijden – of te vliegen – en dan heb ik geprobeerd om ze van traag naar snel te rangschikken. Het was een heel interessante oefening! Verder wou ik niemand uitsluiten; jongens en meisjes, groot en klein … De kinderen zijn van verschillende origine – dat is bewust zo gedaan – we leven tenslotte in een multiculturele samenleving!

De evolutie van de quad, uit "Gewonnen", Ruth Wielockx, 2014, Clavis
De evolutie van de quad, uit “Gewonnen”, Ruth Wielockx, 2014, Clavis
Stuntmannen, piloten, ridders, racecoureurs, jij hebt wel wat met stoere jongens?

Soms hoor of lees ik wel eens dat jongens niet graag met hun neus in de boeken zitten, wat heel droevig zou zijn, omdat ik geloof dat ieder kind wel ergens een boek vindt dat in de smaak valt. Daarom hoop ik met de boeken die ik maak toch enkele kleine stoere jongens (of voorlezende papa’s) even over de streep te trekken! Wat niet wil zeggen dat de boeken uitsluitend voor jongens gemaakt zijn natuurlijk! Er zijn ook heel wat meisjes die iets pittiger willen; boeken over techniek of snelheid of waaghalzerij.

Hoe ben je eigenlijk “prentenboek illustrator” geworden?

Dat is allemaal eerder toevallig gebeurd! We – mijn man en twee zonen – hebben een jaar in de States gewoond. Omdat ik toen in loopbaanonderbreking was, was ik op zoek naar een uitdaging. En toen zei mijn man: ‘Wel, schrijf dan eens een boekje!’ Omdat ik altijd al graag tekende, vond ik dat wel een goede suggestie. Na een paar telefoontjes hoorde ik over de illustratiewedstrijd die uitgeverij Clavis uitschreef. Kort nadat ik daar de publieksprijs ‘Prijs van het Kind’ won, is mijn eerste boek “Wiebe is verliefd” verschenen.

Hoe ga je te werk bij het maken van een prentenboek?

Ik begin altijd met het schrijven van het scenario; in een paar stappen pen ik neer wat er gaat gebeuren in het boek. Dat wordt dan met de uitgever besproken. Nadien begin ik te illustreren en denk ik nog verder na over het verhaal; details die nog moeten uitgedacht worden, zaken die nog moeten opgezocht worden … En nog later schrijf ik de tekst. Als het een nieuwe illustratietechniek is, neem ik vaak ook een voorbeeldje mee naar mijn uitgever. Ook tijdens het maken van het boek stuur ik geregeld afgewerkte illustraties door naar de uitgever, zodat die een oogje in het zeil kan houden. Dat is nodig, omdat ik bijna nooit schetsen maak … maar zo blijft het natuurlijk spannend voor beide partijen! Ik ben heel blij met mijn uitgever die me die vrijheid durft te geven, omdat dit de werkwijze is die voor mij het meest natuurlijk aanvoelt.

Wat zijn jouw favoriete materialen om te illustreren? En waarom?

Ik ben altijd zoekende naar welk materiaal het beste hoort bij het verhaal en de leeftijdsgroep. Een favoriet heb ik niet echt. Gouache, aquarel, fimo-klei, digitaal, … ik doe het allemaal! En ik doe ze allemaal met evenveel plezier; soms voel ik me bijna schuldig omdat ik de ganse dag mag tekenen, kleien, schilderen, …!

Waar moet je op letten bij het gebruik van deze materialen?

Omdat ik geen grafische opleiding heb, dacht ik wel eens dat je op een kunstschool leert hoe alle materialen gebruikt dienen te worden. Nu denk ik eerder dat het aan de kunstenaar is om de materialen die je aanspreken eens uit te proberen. Iedereen werkt tenslotte op een andere manier met de verschillende materialen. Dat zie je al bij peuters die je een potje verf en penseel geeft! De ene maakt nette lijnen en de andere kliedert er maar op los. Zo gaat het ook als je groot bent, denk ik. Het is gewoon een kwestie van durven en uitproberen.

Illustratie uit "De Kleine Kerstboom
Illustratie uit “De Kleine Kerstboom”, Wielockx, 2015, Clavis
Je hebt inmiddels behoorlijk wat prentenboeken geïllustreerd. Aan welke bewaar je de beste herinneringen?

De leukste herinneringen bewaar ik aan “De kleine kerstboom”. Aan dit boek ben ik vol enthousiasme begonnen rond december, wat heerlijk was omdat je dan helemaal in de kerstsfeer bent. Het werd pas echt grappig toen ik in maart nog steeds mijn playlist met kerstliedjes aan het spelen was! Het is heel makkelijk om te zeggen op welk boek ik het meest trots ben: dat is altijd op het laatste prentenboek dat ik gemaakt heb!

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?

“Swimmy” en “Frederick” van Leo Lionni vind ik erg goed. Swimmy omdat ik het enorm goed bedacht vind; Frederick is zo gevoelig geschreven en het opent deuren om over meer abstracte zaken zoals gevoelens te praten met kinderen. Ik hou ook van de humor en de zwierige tekenstijl van Ian Falconer met zijn grappige varkentje Olivia. Verder kunnen de illustraties van Chris Haughton – omwille van het mooie en aparte kleurgebruik – me wel bekoren.

Ben je momenteel bezig aan een nieuw prentenboek? Zo ja, kun je een tipje van de sluier oplichten?

Ja natuurlijk ben ik aan een nieuw prentenboek bezig! Het wordt een grappig verhaal, over een politieman. En er zijn natuurlijk ook nog een heleboel papieren met notities die op me liggen te wachten; allemaal ideeën voor nieuwe verhalen en prentenboeken!

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren en schrijvers van prentenboeken?

Niet teveel nadenken maar doen!

Meer informatie over Ruth Wielockx, haar werk en haar boeken vind je op haar eigen website. Bij Gewonnen zijn er leuke lessen te downloaden bij de kleuteruniversiteit. Ruth is daar ook huisillustrator. Bij De kleine kerstboom hoort ook een lespakket, dat gratis te downloaden is via http://www.clavisbooks.com/onderwijs.html onder: december 2013.

Meer prentenboeken van Ruth Wielockx

Interview Thé Tjong-Khing

Het boek Thé Tjong-Khing van Joukje Akveld & Annemarie Terhell geeft een prachtig overzicht van uw ontwikkeling en werk als illustrator. Had de ondertitel “van strip tot sprookje” niet “van strip tot prentenboek” moeten zijn?

Niet per se. Ik vind met woorden even leuk.

Thé Tjong-Khing
Thé Tjong-Khing van Joukje Akveld & Annemarie Terhell (Gottmer/Lannoo 2011)
De kunst van het weglaten van details lijkt wel iets waar u naar toe hebt gewerkt?

Ja. Maar het is oppassen geblazen. Hoeveel laat je weg? Voor je het weet is de tekening steriel…

Het prentenboek “Waar is de taart” uit 2004 is uw eerste solo-prentenboek. Waarom heeft u zo lang gewacht met het maken van een eigen (prenten)boek?

“Waar is de taart?” was bedoeld als een Vos en Haas prentenboek. Maar het lukte Sylvia van den Heede niet er een sluitend verhaal van te maken. Ik kreeg ideeën van haar, ik had ook wat ideeën, deed dat in een mixer en zo kwam ik tot iets wat je een verhaallijn kon noemen. Sylvia zei daarvan dat ik het verder maar alleen moest doen. Voor de grap ben ik er op door gaan denken en kwam zo tot wat “Waar is de taart?” is geworden. Tot mijn verrassing vond de uitgever het goed. Toen ging ik pas serieus aan de slag. Het boek is dus min of meer toevallig ontstaan.

Erg beperkend van een tekstloos verhaal is dat je niet echt de diepte in kan gaan. Je hebt alleen beeld tot je beschikking. Niemand kan denken, of plannen maken bijvoorbeeld. Een pré is dat in beeld van alles tegelijk kan gebeuren. En dat figuren per pagina kunnen veranderen. Iemand kan broodmager beginnen en dik eindigen bijvoorbeeld. In een verhaal met woorden moet je dit vertellen, als je alleen beeld voor je hebt, moet je het zelf ontdekken.

Is de taart nu op?

Nee hoor, er ligt een nieuwe taart bij de drukker. Het komt dit jaar uit. “Kunst met taart” heet het.

Waar werkt u momenteel aan?

Aan een heel grote opdracht waarmee ik een half jaar zoet zal zijn. Ik mag er helaas niets over zeggen.

Het recent uitgegeven “koffietafelboek” van Christian Ouwens laat beeldend zien hoe u van schets bij de definitieve illustratie uitkomt. Hoe gaat u te werk bij het maken van de illustraties? Kunt u uw werkproces toelichten?

Vroeger als kind betekende illustraties bekijken: fantaseren. Ik verbeelde me dat ik het was die verdwaald was in dat bos, of dat ik met die draak aan het vechten was en waar ik hem zou steken met mijn lans. Of als ik wegliep voor een boef zocht ik iets waarmee ik me kon verdedigen.

Ik illustreer eigenlijk voor dat kind dat ik eens was. Ik probeer altijd (soms lukt dat en soms niet) iets in een illustratie te stoppen dat aanleiding kan zijn voor dat gefantaseer van mij van vroeger.

Ik zet geen lijn op papier vóór ik weet wat ik met de illustratie wil zeggen. Ik maak opzetten in mijn hoofd. Als ik denk een opzet te hebben, dan komen papier en potlood pas tevoorschijn.

U heeft veel geïllustreerd met pen, penseel en inkt. Waarom?

Dat weet ik niet. Het lijkt me het gemakkelijkst.

Van schets naar illustratie, Khing, Carmen, 2012, Groothof, Gottmer
Van schets naar illustratie, Khing, Carmen, 2012, Groothof, Gottmer
Waar moet je op letten bij het gebruik van deze techniek?

Je moet op zoveel letten en dat geldt voor elke techniek. Voor ik begin wil ik eerst duidelijk hebben wat ik precies wil met die tekening. Moet hij spannend worden? Hoe krijg ik hem dan zo spannend mogelijk? Moet het meisje rechts of links op de pagina, moet ze voorover buigen of juist niet? Moet de donkere wolk recht boven haar of half achter het huis?

Heb ik de opzet, dan komen de kleurdilemma’s. Welke kleuren maken de plaat spannend. Heb ik ook dat voor elkaar, dan komt het leukste, dit alles tot leven brengen. Dat is een zaak van accenten. Moet het rood van haar jurk dieper? Moeten de struiken achter het huis donkerder? Moet dat grijs naast dat geel niet wat blauwer?

Kunt u wat vertellen over hoe u “beweging” en “spanning” in uw illustraties krijgt?

Dat is moeilijk te zeggen. Voor iedere tekening gelden andere regels. Soms kan je een beweging versterken door iets in de stand van het lichaam te veranderen, maar soms kan je beter iets veranderen in de achtergrond. Ik geloof niet dat er een algemene regel bestaat.

Van schets naar illustratie, Khing,
Van schets naar illustratie, Khing, Carmen, 2012, Groothof (auteur), Gottmer
Heeft u zelf een aantal favoriete illustratoren?

Mijn echte favorieten zijn schilders. Onder andere Co Westerik, Pat Andrea en Henri Rousseau. Foto naturalistische schilders spreken me niet zo aan. Abstracte nog veel minder. Het terrein daartussen vind ik het spannendst.

Heeft u tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren (van prentenboeken)?

Haha, goed je best doen. Ik zou het niet weten, je moet doen wat je leuk vind. En niet boos worden op kritiek maar er naar luisteren, wie weet heb je er wat aan.

Meer weten over Thé Tjong-Khing en de boeken die hij geïllustreerd heeft? Neem dan eens een kijkje op zijn eigen website.

Interview Monica Maas

Monica, heb je enig idee hoeveel kinderen er zindelijk zijn geworden met “Bobbi op het potje”?

Dat is een moeilijke vraag, ik was er niet bij… Maar “Bobbi op het potje” heeft intussen de 11e druk. Dat zijn 66.000 verkochte boeken. Die worden aan meerdere kinderen binnen een gezin voorgelezen. En dan niet te vergeten de keren dat het boek is uitgeleend in de bibliotheek. Ik denk dat zeker 100.000 kinderen plezier hebben gehad van Bobbi op het potje toen ze zindelijk werden.

Hoe is Bobbi eigenlijk ontstaan?

Het beertje Bobbi zoals het nu in de boeken staat is afkomstig van mijn geboortekaarten bij Intercard en later van de wenskaarten bij Hallmark. Er was en is veel vraag naar deze kaarten. In die tijd, voordat de Bobbi-boeken er waren, heeft Bébé-jou een collectie babyproducten gemaakt zoals babybadjes etc. waarop mijn beertjes stonden. Eind jaren negentig vroeg Uitgeverij Kluitman of ik een serie wilde bedenken over dat beertje. Uiteindelijk werd dat Bobbi en samen met Ingeborg Bijlsma, die toen bij Kluitman werkte, maakte ik de eerste deeltjes. De serie sloeg meteen aan en we bedachten jaarlijks nieuwe thema’s waarin jonge kinderen zich kunnen herkennen.

De tekst is op rijm en loopt goed. Dat moet een voorwaarde zijn. De tekeningen zijn herkenbaar en spreken aan. Ze bevatten veel details zodat kinderen kunnen aanwijzen en vertellen wat ze zien. Het fijne van de serie is dat kleintjes kennismaken met onderwerpen waarmee ze te maken kunnen krijgen zoals: de kinderboerderij, de dierentuin, een verhuizing, griep, logeren of bijvoorbeeld boodschappen doen.

Het is een compliment om te horen dat veel peuters en kleuters de Bobbi-boeken uit hun hoofd kunnen ‘voorlezen’. Bobbi is dus een waardevolle aanvulling op de taalontwikkeling.

Illustraties van Bobbi - Monica Maas
Illustraties van Bobbi – Monica Maas
En Bobbi blijft voorlopig nog nieuwe avonturen beleven?

Zeker! Er is veel mogelijk met dit beertje. Samen met Uitgeverij Kluitman maak ik plannen voor nieuwe thema’s en via facebook.com/bobbiboeken of email krijg ik van ouders en juffen met regelmaat tips voor titels. Die worden steeds zorgvuldig beoordeeld.

Sommige Bobbi-boekjes zijn door jou alleen geschreven, andere weer samen met Ingeborg Bijlsma, hoe komt dat?

Enkele jaren geleden is Ingeborg gestopt met schrijven omdat haar baan in het onderwijs haar teveel tijd en energie ging kosten. Sindsdien schrijf ik de boeken zelf. “Bobbi gaat voetballen”, “Bobbi in de zomer” en “Bobbi in de winter” heb ik geschreven én geïllustreerd. Maar ook titels als “Bobbi abc” en het “Bobbi kijk- en zoekboek” heb ik zelf bedacht en getekend.

Je hebt, naast Bobbi, zelf een aantal prentenboeken geschreven en geïllustreerd (Souwtje, Joupy de kleine zeehond en recent Joupy en Kokmeeuw). Waar let jij vooral op bij het schrijven van de tekst?

Meestal maak ik eerst een aantal schetsen om gevoel met het onderwerp te krijgen en intussen ga ik aan de slag met de tekst. Dat is een fijn proces. Als ik schrijf, lees ik de zinnen hardop, zodat ik hoor wat de tekst doet. De tekst moet aansluiten bij de beleving van een jong kind, de doelgroep waarvoor ik boeken maak. Iets onverwachts en nu en dan een grapje is belangrijk, evenals wat spanning, maar de verhaaltjes moeten goed aflopen.

Het is altijd afwachten of een boek aanspreekt. Over Joupy en Souwtje krijg ik vaak leuke reacties en brieven en fans staan soms onverwacht op de stoep. Souwtje verscheen in 2012, maar afgelopen week kreeg ik opeens weer een aardige mail van een iemand die haar enthousiasme over dat boek wilde delen. Zo’n bericht is verrassend leuk om te ontvangen.

Ik heb veel voorgelezen, eerst als kleuterleidster, dat ben ik 4 jaar geweest, daarna als moeder en nu lees ik mijn kleindochters Ella en Cato veelvuldig voor. Er worden heel veel kinderboeken uitgegeven, maar ik ben nogal kritisch. Ik vind niet alles even fijn om naar te kijken. Een boek is goed als het keer op keer uit de kast wordt gepakt en moet worden voorgelezen. Voor een jong kind is het belangrijk dat het vertrouwd wordt met een prentenboek. Voortdurend nieuwe boeken aanbieden is voor de allerkleinsten niet nodig.

Illustraties Joupy
Illustraties Joupy de kleine zeehond (2013) en Joupy en de kokmeeuw (2014) – De Vier Windstreken
Hoe ga je te werk bij het maken van de illustraties? Kun je jouw werkproces toelichten?

Eerst maak ik voor het hele boek alle schetsen zodat ik een beeld krijg hoe het boek eruit kan gaan zien. Als ik redelijk tevreden ben, neem ik ze met behulp van de lichtbak met potlood over. Die potloodtekeningen maak ik in pen en vervolgens ga ik aan de slag met aquarelverf, soms in combinatie met kleurpotlood. Als een tekening me niet zint, dan begin ik opnieuw. Er moet een soort vanzelfsprekendheid zijn, wanneer ik die mis, zoek ik tot ik de juiste uitdrukking of houding heb. Er is geen verschil tussen het tekenen van Bobbi of een ander prentenboek.

Mijn werk lever ik digitaal in. Dat heb ik van mijn jongste dochter Vibeke geleerd. Ik scan mijn tekeningen in en werk ze waar nodig in Photoshop wat bij. Dat kost meer tijd dan de tekeningen in een envelop naar de uitgever sturen, maar het is fijn om de opmaak van een boek in eigen hand te houden.

Tot vorig jaar keek mijn man mee. Hij heeft me gestimuleerd om Souwtje te maken en ook Joupy de kleine zeehond. Joupy en Kokmeeuw zijn ontstaan dankzij de kennis van mijn man Henk over zeehonden en vissen. Helaas is Henk tot ons groot verdriet op 31 december 2014 overleden aan de gevolgen van een hersentumor. Hij is 60 jaar geworden. Een enorme schok natuurlijk. Sinds wij in september 2014 hoorden dat hij ongeneeslijk ziek was, heb ik niet meer getekend. Nu probeer ik de draad weer op te pakken.

Souwtje
Souwtje – Monica Maas – De Vier Windstreken – 2012
Wat zijn jouw favoriete materialen en technieken om te illustreren? En waarom?

Al heel lang teken ik met een Staedtler pen, maar de illustraties voor bijvoorbeeld Joupy de kleine zeehond en Joupy en Kokmeeuw heb ik met potlood getekend, daardoor worden de lijnen wat losser. Verder gebruik ik aquarelverf en kleurpotloden.

Ik heb eens een portret van Vibeke gemaakt met pastelkrijt, dat werkte lekker los en het lukte goed. Maar voor mijn illustraties zou ik pastel niet snel toepassen. Ik houd enorm van lijntjes tekenen. Dat past denk ik beter bij me. Ik heb nog steeds een zwak voor werken in zwart-wit. Wie weet ga ik daarmee weer eens aan de slag.

Waar moet je op letten bij het gebruik van deze materialen?

Bij de serie over Bobbi en zijn vriendjes is het vanzelfsprekend belangrijk dat ik steeds dezelfde kleuren gebruik. Het bruin van Bobbi moet bijvoorbeeld altijd de juiste gebrande sienna zijn, alleen aquarelverf van Talens Rembrandt is voor mij de beste kleur.

Ben je momenteel al weer bezig aan een nieuw prentenboek? Zo ja, kun je een tipje van de sluier oplichten?

Vorig jaar schreef ik de tekst voor “Bobbi in de herfst”. Intussen heb ik de voorplaat gemaakt en ben ik begonnen met de schetsen. Uitgeverij De Vier Windstreken wil graag verder met een tweede deel over Souwtje en ik mag nóg een Joupy-boek maken.

Bobbi in de herfst
Bobbi in de herfst – Monica Maas – Kluitman
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?

Een fijn prentenboek vind ik “Storm Stina” van de Zweedse Lena Anderson, maar ook de verhaaltjes over Uil en Pad van Arnold Lobel zijn bij mij favoriet. De tekeningen van Thé Tjong- Khing zijn onovertroffen, evenals de gedichten van Annie M. G. Schmidt door haar prettige nuchterheid en humor. Het werk van Fiep Westendorp is nog steeds geweldig, maar ook de tekeningen van Philip Hopman vind ik bijzonder knap.

Toen ik pas begon als illustrator was ik dol op de tekeningen van Peter Vos. Zijn Beestenkwartet staat nog steeds op de greep. Door hem en Maurice Sendak heb ik me in die tijd toegelegd op tekenen met pen: lijntjes en stippelwerk, soms met wat kleur. Dat was heel intensief, maar heerlijk om te doen.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren en schrijvers (van prentenboeken)?

Zelf heb ik nooit een tekenopleiding gedaan of tekenles gehad en ben vanaf mijn 24e fulltime illustratrice en ontwerpster. Ik heb alles ontdekt en ontwikkeld door veel te tekenen en vooral heel kritisch te zijn op mijn werk, maar ik kreeg voortdurend opdrachten.

Een beginnend illustrator moet vanzelfsprekend een map vullen met werk dat geschikt kan zijn voor een bepaalde uitgever. Ook is het belangrijk dat een illustrator zelf het copyright op zijn of haar werk behoudt. Aan deze zaken wordt op een opleiding vast aandacht besteed. Soms vraagt iemand of ik een tekst voor een kinderboek wil beoordelen. Mijn tip is om het verhaal eerst voor te lezen aan de ‘doelgroep’. Dan is snel te merken of het aanspreekt.

Monica Maas
Monica Maas aan het werk in haar eigen atelier

Meer weten over Monica Maas of Bobbi? Neem dan gerust eens een kijkje op de onderstaande websites:

Website Monica Maas

Website Bobbi

Art-prints van Monica Maas zijn te koop in de winkel van Prentenboek.nl.

Uitgeven van prentenboeken Gottmer

Gottmer is een grote en toonaangevende uitgeverij van onder meer kinderboeken en prentenboeken. Tijd voor een interview met acquirerend redacteur van prentenboeken van Gottmer, Marieke Spaans.

Dag Marieke, wat heb jij met prentenboeken?

Het voorlezen van prentenboeken is door de combinatie van woord en beeld wat mij betreft een van de mooiste manieren om te communiceren met jonge kinderen.

Waaruit bestaan de werkzaamheden van een redacteur van prentenboeken?

Ik begeleid de dagelijkse gang van zaken. Beslissingen omtrent het uitgeven van prentenboeken nemen we meestal samen. Ons kinderboekenteam bestaat in totaal uit 5 mensen.

Een normale werkdag zit vol met overleg (met collega-redacteuren en collega’s van de promotie-, redactie- en productie-afdeling), emailverkeer met vormgevers, auteurs en illustratoren, proeven bekijken, manuscripten lezen, vakliteratuur bijhouden enz. 

Aan welke prentenboeken werk je nu?

We werken nu aan de boeken die in de zomer van 2015 gaan verschijnen. Daar zitten ook titels tussen die in het thema van de kinderboekenweek passen, o.a. weer een heel leuk nieuw deel van Boer Boris. 

Boer Boris gaat naar zee is een uitgave van Gottmer
Prentenboek van het jaar 2015 “Boer Boris gaat naar zee”, Ted van Lieshout en Philip Hopman, is een uitgave van Gottmer.
Hoe beoordeel jij een prentenboek? Waar let je op?

Ik let ten eerste op het verhaal. Wat mij betreft is een goed verhaal de basis van een prentenboek. Dat verhaal moet een spanningsboog hebben die mooi rond is, goed geschreven zijn, geen woord teveel hebben en humor bevatten. Uiteraard zijn de illustraties net zo belangrijk, maar een boek met prachtige illustraties en een slap verhaal gaat mij uiteindelijk vervelen, terwijl ik een boek met een steengoed verhaal en iets mindere illustraties vaker zal oppakken. Wij denken bij elke uitgeefbeslissing ook na of het een boek is wat een kind keer op keer voorgelezen zou willen krijgen.

Hoe gaat het uitgeven van een prentenboek in zijn werk?

Als we het verhaal voor de volle 100% zien zitten, benaderen we in overleg met de auteur een illustrator. Samen bepalen we het formaat en de verdere uitvoering. We stellen een planning op en vragen prijzen aan bij drukkers, lithografen en vormgevers. Dan sturen we de illustrator een gatenproef van de tekst, zodat die precies weet hoeveel ruimte er is voor de illustraties. Als de schetsen klaar zijn gaan we met auteur en illustrator om de tafel zitten om te zien of het de goede kant op gaat.

Wanneer de illustrator de originelen heeft ingeleverd worden ze gelithografeerd (dit gebeurt niet als de illustrator digitale beelden aanlevert) en bekijken we aan de hand van kleurproeven of de kleuren goed zijn gebleven. Dan gaat de vormgever ermee aan de slag. Elke proef gaat langs de bureauredactie, de auteur en de illustrator. Als het definitieve bestand naar de drukker is, vragen we hen om zo spoedig mogelijk vooruitexemplaren te sturen zodat onze vertegenwoordigers ermee op pad kunnen langs de boekhandel.

Tijdens dit hele proces hebben we regelmatig contact met de afdeling promotie en verkoop, zodat zij de winkels zo goed mogelijk van informatie kunnen voorzien. Het idee daarachter is natuurlijk dat die op basis van het materiaal dat we in een vroeg stadium laten zien en onze plannen voor de titel al zoveel mogelijk exemplaren bestellen.

Welke plek nemen prentenboeken in binnen het fonds kinder- en jeugdboeken van Gottmer?

De prentenboeken zijn verantwoordelijk voor zo’n 60% van de kinderboekenomzet. Dikkie Dik en de boeken van Eric Carle (o.a. Rupsje Nooitgenoeg) nemen sinds jaar en dag een belangrijke plaats in in ons fonds. Daar zijn de laatste jaren ook toppers zoals Aadje Piraatje, Gonnie & vriendjes, Ridder Florian, Het molletje, Mama kwijt, Pip en Posy  en Boer Boris bijgekomen.

Pip en Posy is ondergebracht bij Gottmer
De prentenboekserie Pip en Posy is ondergebracht bij Gottmer
 Wat waren jouw favorieten – op welke was je het meest trots?

Dat is een lastige vraag want ik sta voor 100% achter alle boeken die wij uitgeven. Thuis lees ik veel voor uit de boeken van Catharina Valckx, Bette Westera en Julia Donaldson. Die slaan bij mijn kinderen blijkbaar erg aan.

"Poten Omhoog", Catharina Valckx, 2010, Gottmer
“Poten Omhoog”, Catharina Valckx, 2010, Gottmer
Hoeveel prentenboeken heeft Gottmer in 2014 uitgegeven?

Iets meer dan 50 nieuwe prentenboeken en daarnaast ook nog heruitgaven die we soms in een ander jasje staken.

Hoeveel waren daarvan van Nederlandse auteurs en/of illustratoren?

Ongeveer 30%.

Hoeveel manuscripten van prentenboeken komen er per jaar ongeveer binnen bij Gottmer? Belanden deze allemaal op jouw bureau?

Rond de 250 manuscripten. De eerste selectie wordt gedaan door onze uitgeefassistent.

Het is erg lastig om als beginnende auteur of illustrator uitgegeven te worden. Heb jij nog tips?

Het is moeilijker om een goede prentenboektekst te schrijven dan veel mensen denken. Veel lezen, cursussen volgen en niet altijd langs de geijkte paden denken kan helpen.

Welke ontwikkelingen zie jij de komende jaren op het gebied van kinderboeken en prentenboeken?

Hoewel de boeken voor volwassenen het zwaar te verduren hebben door alle digitale ontwikkelingen, geloof ik dat het papieren prentenboek voorlopig wel zal blijven. Het moet dan wel een boek zijn dat het waard is om in je handen te houden. We hechten dan ook veel waarde aan een mooie vormgeving en papier van hoge kwaliteit dat past bij de illustraties. Desalniettemin hebben wij de afgelopen jaren ook al redelijk wat geïnvesteerd in manieren om prentenboeken digitaal aan te bieden, als apps of als e-books. Op die manier kunnen we experimenteren en blijven we alert op de ontwikkelingen in de markt.

Interview Guido van Genechten

Dag Guido van Genechten, drukke Kinderboekenweek gehad?

Ik was gevraagd om een lezing te verzorgen in boekhandel De Giraf in Dordrecht. Het werd een hele leuke avond voor een erg enthousiast publiek. In de namiddag deed ik in dezelfde boekhandel een teken- en voorleessessie voor kinderen. Ook in Venlo heb ik een boekhandel bezocht en over mijn werk gesproken in het museum.

Guido met zijn assistent Bob
Guido met zijn assistent Bob
Je bent behoorlijk productief als schrijver en illustrator van prentenboeken. De afgelopen jaren zijn er ieder jaar ongeveer 10 nieuwe boeken van jou uitgegeven. Hoe komt het dat jij zo productief kunt zijn?

Er zitten zoveel verhalen in mijn hoofd en in mijn la die schreeuwen om verteld te worden. En, ik durf het bijna niet te zeggen, maar ik ben echt verslaafd aan dingen maken. Op dagen dat er niks uit mijn pen of uit mijn penseel komt voel ik me niet zo lekker. Er moet toch minstens een klein krabbeltje gemaakt worden. Heel erg christelijk allemaal, pas genieten na gedane arbeid. Maar dan geniet ik ook dubbel of zelfs trippel (van Westmalle).

Hoe ben je (prentenboek) illustrator/schrijver geworden?

Heel toevallig eigenlijk. Ik heb vele saaie jobs gehad (opmaak in een drukkerij, laden en lossen in een ijzerhandel, verkoop). Maar mijn passie is altijd tekenen en schilderen geweest. Daar wilde ik iets mee doen. Mijn schilderijtjes verkochten echter niet. Dus zocht ik een toegepaste vorm van teken en schilderen. Ik heb een aantal dingen uitgeprobeerd en zo kwam ik op een dag bij prentenboeken terecht. Meestal verlies ik na een tijdje mijn interesse, maar prentenboeken maken ben ik nog lang niet beu.

Voel je je meer schrijver of illustrator?

Vroeger zou ik mezelf een illustrator genoemd hebben, omdat ik toch vooral beeldend gevormd ben. Maar gaandeweg ben ik gaan inzien dat een prentenboek een heel specifiek medium is. Waarin het net gaat om de combinatie van tekst en beeld. Nu ontstaat een boek heel organisch, tekst en beeld tegelijk als het ware.

Guido met een aantal van zijn karakters
Guido met een aantal van zijn karakters
Rikki, Tito, Max, Ono, je bent nogal creatief in het verzinnen van karakters?

Rikki heeft een vrij complexe ontstaansgeschiedenis. Ik wilde een verhaal over mij en mijn broers maken. Over hoe wij met elkaar omgingen. Drie jongetjes die voortdurend ruzie maakten. Intuïtief had ik voor konijntjes gekozen. Om me te helpen met de tekeningen had ik zelfs een konijntje gemaakt in klei. Tijdens het drogen was één van de oortjes echter slap
gaan hangen. En kijk, Rikki was geboren! Dat slappe oor trof me zo dat ik die broers
meteen aan de kant schoof en me met hem ging bezig houden. Later heb ik begrepen dat het, onvermijdelijk, altijd over jezelf gaat. Ik herkende in dat slappe oor iets van mezelf. Ik verzin ze dus niet, ik wek ze, om het groot te zeggen, alleen maar tot leven.

Onstaan van Rikki
Onstaan van Rikki – Genechten – 1999 – Clavis
Rikki timmert internationaal aardig aan de weg. Is Rikki de nieuwe Nijntje?

Nee, Nijntje is wellicht nog universeler. Bruna is ook een veel grotere stilist. Rikki is wel mijn best vertaalde reeks. Ik vermoed dat hij in een dertigtal talen uitgegeven wordt en er komen er nog steeds nieuwe bij.

Je bent met “Kleine Kangoeroe” en “De Wiebelbillenboogie” al twee keer verkozen tot het Prentenboek van het Jaar. Hoe zijn deze boeken tot stand gekomen?

Ik zag een stukje van een documentaire over kangoeroes. Kangoeroes groeien in de buidel tot ze bijna te groot zijn om er nog in te passen. Hun poten steken na een tijdje alle kanten op echt een heel koddig zicht. In dat stukje ‘duwde’ een mama kangoeroe een dergelijk groot kleintje uit haar buidel. Het kleintje plofte neer, hupte onbeholpen wat rond en sprong dan weer terug de buidel in. Dat is althans wat ik er van maakte. Dat beeld heb ik meteen genoteerd, in één van de vele schetsboekjes die altijd bij de hand heb. Zonder te weten wat ik er mee kon, ik vond het gewoon een heel ontroerend beeld. Later begreep ik dat het over loslaten ging. Het beeld dat ik hierboven beschrijf, uit en in de buidel, heb ik trouwens letterlijk gebruikt in mijn boek.

Zo gaat het vaak, iets wat ik zie of hoor treft me en zet mijn verbeelding aan het werk.
Dat gebeurt automatisch, op de onmogelijkste tijdstippen en op plekken waar je het helemaal niet verwacht, Net dan en daar.

Verschillende illustraties en titels voor de Wiebelbillenboogie
Verschillende illustraties en titels voor de Wiebelbillenboogie – Genechten – 2008 – Clavis

Ik wilde na “Kleine Kangoeroe”, dat een ‘mama boek’ is, eens een papa in de hoofdrol.
Aangezien mannen iets fysieker omgaan met hun kinderen kwam ik al snel uit op samen spelen en dansen. In de eerste versie, die Weekendpapa heette, was het dansen nog niet zo prominent. De tweede versie had ik de Rimpelbillenboogie genoemd. Olifanten hebben een rimpelachtige huid en ze hadden ook nogal lang in bad gezeten. Het dansen was nu uitgesproken aanwezig. Als olifanten dansen wiebelen hun billen, vandaar de Wiebelbillenboogie, logisch toch.

Hoe ga je te werk bij het maken van de illustraties?

Na het idee en de eerste schetsen is de volgende stap het ‘storyboard’. Omdat het verhaal op een beperkt aantal pagina’s verteld moet worden (bijna altijd 32-pagina’s) probeer ik zo snel mogelijk om het basisidee in dit ‘format’ te passen. Dit komt neer om het verhaal in scenes op te delen. Daarna begint het vormgeven van de hoofdfiguren en de setting en het uitteken van elke scene. Na deze fase heb ik overleg met mijn uitgeefster. Dan ga ik de definitieve tekeningen maken, allemaal achter elkaar. In deze fase werk ik ook niet aan andere tekeningen.

De definitieve tekeningen gaan dan naar de fotogravure om te worden in gescand (er wordt ook een proefdruk van gemaakt). Ik beoordeel nu de kleur en corrigeer waar nodig samen met de mensen van de productie. Ik bepaal ook zelf de vormgeving (cover, titelpagina, lettertype, plaatsing van de tekst, backcover….) van het boek. Alles wordt uitgeprint en beoordeeld, waar nodig bijgestuurd tot goed voor druk. Een heel proces, waar ik het laatste woord heb. Al luister ik zeker ook naar alle medewerkers.

Wat zijn jouw favorieten materialen om te illustreren?

Ik gebruik echt van alles zoals gouache, aquarel, kleurpotlood, krijt, inkt. Ik schilder, teken, knip, scheur en plak. Ik probeer graag nieuwe technieken en materialen uit. Gewoon om het voor mezelf spannend te houden. Als ik zelf niet geboeid ben, kan ik natuurlijk onmogelijk anderen boeien. Maar ik ben zeker meer een schilder dan een tekenaar. Voor buitenstaanders misschien een vreemd onderscheid. Maar het klopt wel.

Materiaal Guido
Materiaal Guido
Waar moet je op letten bij het gebruik van deze materialen?

Vooral nergens op letten, gewoon beginnen. Doen. En dan pas denken. Trial and error.

Aan welke boeken bewaar je de beste (of leukste) herinneringen / op welke ben je het meest trots?

Het eerste Rikki boek, daar heb ik veel uit geleerd. Het is ook het boek dat de meeste reacties uitlokt. Ik kreeg en krijg nog altijd reacties uit vele landen waar het verschenen is. Meestal van mama’s die een kind hebben dat anders is. Om me te melden hoe belangrijk dat boek voor hun kind (en voor henzelf) geweest is. Dat is wel fijn.

En op ‘Misschien’ een recent boek ben ik echt trots. Het heeft jaren geduurd om dat verhaal helemaal rond te krijgen. Maar ik kijk eigenlijk niet vaak terug op mijn werk. Ik zit altijd helemaal in het boek waar ik op dat moment aan werk. Dat wordt het beste, het mooiste.

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers?

Te veel om allemaal te noemen. Max Velthuijs met zijn kikkerboeken, Shaun Tan,
Oliver Jeffers, Jon Klassen, Wolf Erlbruch natuurlijk, alles van Kitty Crowther, Imme Dros en Harrie Geelen, Leo Lionni is steengoed. Een boek als ‘Uilskuikentjes’ van Martin Waddell met heel sfeervolle tekeningen van Patrick Benson bijvoorbeeld ontroerd me telkens weer. En zo kan ik nog uren doorgaan….

Ben je momenteel al weer bezig aan een nieuw prentenboek? Zo ja, kun je een tipje van de sluier oplichten?

Ik werk altijd aan verschillende dingen tegelijk. Momenteel maak ik de definitieve tekeningen voor ‘Wat een geluk dat ik jou heb gevonden’ (verschijnt volgend voorjaar 2015 bij uitgeverij Clavis). Een boekje over de liefde natuurlijk. Ik denk na over een nieuw Rikki verhaal.

Ik experimenteer met water en vissen van papier, en er zitten nog minstens negen
halve ideetjes in mijn hoofd…spannend allemaal.

Illustratie uit wat een geluk dat ik jou gevonden heb - Genechten
Illustratie uit wat een geluk dat ik jou gevonden heb – Genechten – 2014 – Clavis
Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren (van prentenboeken)?

Tekenen. Tekenen. Tekenen. En je amuseren!

kijkje in het atelier van Guido van Genechten
kijkje in het atelier van Guido van Genechten

Meer weten over Guido van Genechten? Hij heeft een eigen website waar je onder andere een biografie en een overzicht van zijn boeken zult vinden.

Interview Ted van Lieshout

Ted van LieshoutTed, gefeliciteerd, “Boer Boris gaat naar zee” is verkozen tot Prentenboek van het jaar 2015. Wat ga je allemaal doen tijdens de Nationale Voorleesdagen

Dank je wel. Ik ga, soms samen met de illustrator Philip Hopman, soms in mijn eentje, voorlezen en vertellen op verschillende plaatsen in het land.

Hoe ben je eigenlijk op Boer Boris gekomen?

Philip (Hopman) en zijn man hebben kinderen en de oudste heet Boris. Toen hij vier was zei hij dat hij boer wilde worden. Philip vertelde dat aan mij en zei dat hij er wel een boek over wilde maken. Ik heb hem toen verrast met een verhaal. Ik dacht, vindt hij het niks, dan verzint hij zelf maar wat. Maar Philip was enthousiast, dus toen was het figuurtje Boer Boris geboren. Eerst was het de bedoeling om er een app van te maken, maar de man die daar om gevraagd had, zag niet zo veel in Boer Boris. Toen zijn we ermee naar uitgeverij Gottmer gegaan en die zagen het onmiddellijk zitten.

Pagina uit Boer Boris gaat naar Zee, Ted van Lieshout en Philip Hopman, Gottmer, 2013
Pagina uit Boer Boris gaat naar Zee, Ted van Lieshout en Philip Hopman, Gottmer, 2013

Aanvankelijk zou het een kartonnen boekje worden, maar inmiddels had ik een tweede verhaal geschreven en dat was voor iets oudere kinderen. We hebben vervolgens naar een soort tussenvorm gezocht en kwamen uit op een gewatteerd omslag. Daar waren we allebei erg enthousiast over, omdat Boer Boris een beetje stoer is, en het boek is tóch zacht. In dat tweede verhaal had ik, om Philip en zijn man een plezier te doen, het broertje en zusje van de echte Boris een rol gegeven. Philip had zo helemaal het gevoel dat het zijn eigen gezinnetje was. In zijn tekeningen heeft hij heel wat toegevoegd van de echte Boris, Berend en Sam. Ja, ze heten in het echt ook zo, maar zijn inmiddels groter dan de kinderen in de boeken.

En nu gaat hij naar zee… Wat is daar te doen?

Dit is eigenlijk het derde verhaal dat ik over Boer Boris schreef. Het zou in de zomer uitkomen, dus dit verhaal ging vóór. Boer Boris gaat erin op vakantie en wil zo ongeveer de hele boerderij meenemen. Wat ik er extra leuk aan vind is dat hij maar één dagje weggaat. Tja, dat heb je met boeren, hè? Die kunnen eigenlijk niet op vakantie.

Inmiddels zijn er ook twee nieuwe boeken verschenen in de Boer Boris reeks, “Boer Boris in de sneeuw” en “Boer Boris wil geen feest!” Boer Boris is nog lang niet uitverteld?

Ik heb wel eens voor de aardigheid een pot Boer Boris-snoep gemaakt voor Philip met een etiket erop en daarop als ingrediënten aangegeven: louter liefde. En zo is het. De serie wordt met heel veel liefde gemaakt en dat geeft ons een fijn gevoel. Wat mij betreft is het laatste deel nog niet in zicht.

De Boer Boris boeken zijn, net als veel van jouw andere boeken, op rijm geschreven. Wat trekt jou zo aan om een verhaal in rijm vorm te vertellen? En heb je nog tips?

Ik voel me thuis bij rijm. Rijm kan iets net iets humoristischer maken en het is ook fijn om voor te lezen. Het rijm en het ritme helpen je daarbij. Uitkijken moet je voor lettergrepen die je moet toevoegen of weglaten om het ritme lekker te laten lopen. Ook moet je oppassen voor rijm dat zich opdringt, zoals: “ik hou van jou, want je jurk is blauw”. Als ik merk dat ik gedwongen word een bepaald rijmwoord te gebruiken omdat er geen alternatieven zijn of omdat het erg voor de hand ligt, ga ik niet modderen, maar begin ik gewoon opnieuw.

Hoe ga jij te werk bij het schrijven van een prentenboek?

Ik heb een idee voor een verhaal en daar loop ik dan de hele dag over te denken, dus dan zingt het in mijn hoofd. Het liefst tijdens de afwas, want dat is iets waar ik verder niet bij hoef na te denken. Als ik zelf moet lachen om iets dat ik heb bedacht, weet ik dat ik op de goede weg ben. Vervolgens schrijf ik het op en dan moet het een poosje rijpen, omdat ik het na een paar dagen nog steeds goed moet vinden. Meestal schrijf ik het verhaal in delen, omdat ik regelmatig vast kom te zitten. Er moet toch iets verrassends gebeuren en dat weet ik bijna nooit in één keer.

Zit er voor jou verschil in de manier van werken als je een prentenboek schrijft ten opzichte van een boek voor oudere kinderen (met meer tekst/bladzijden).
Er is geen wezenlijk verschil, behalve dan dat het schrijven van een Boer Boris verhaal compacter werken is. Als je het leest moet het zo naturel overkomen, dat je het gevoel hebt dat ik het in een kwartier geschreven heb. Daar controleer ik ook op. Als ik merk dat het klinkt alsof ik heb zitten zwoegen, dan gooi ik het verhaal weg.

Ga je nog meer prentenboeken schrijven. Ook voor wat oudere kinderen? Boer Boris is toch voor wat jongere kinderen vanaf ca. 2 jaar. Ik mis in je oeuvre een aantal prentenboeken voor wat oudere kinderen. Hoe komt dat?

Tja, logisch, ik werk graag samen met Philip. Het fijne van Philip is dat hij alles kan tekenen, en als hij iets niet kan tekenen, dan zoekt hij uit hoe het moet en tekent het alsnog. Dat is voor mij erg prettig, want dat betekent dat ik alles kan verzinnen wat ik maar wil. Dat zou niet kunnen als ik zelf de illustrator was van een prentenboek, want er is heel veel wat ik niet kan en wil tekenen. Maar misschien komt er in de toekomst nog eens een verhaal waarbij ik denk aan een andere illustrator, maar er verschijnen op dit moment wel genoeg boeken van mij.

Wat zit er in 2015 in het vat voor Ted van Lieshout?

Daar wil ik nog niets over kwijt, behalve dan dat er een vijfde Boer Boris aankomt. Die gaat heten: “Boer Boris gaat naar de markt”. Komt tegelijkertijd in Duitsland uit, want de serie is aan de oosterburen verkocht.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende schrijvers (van prentenboeken)?

Veel prentenboeken in spe sneuvelen omdat de tekeningen mooi zijn, maar de teksten niet of andersom. Het zijn vooral illustratoren die prentenboeken willen maken en vaak denken ze dat ze er zelf wel een tekst bij kunnen schrijven, of ze kennen een tante die aardig kan schrijven. Dat mislukt bijna altijd. Het is ook bijna altijd een beetje tragisch. De tekenaar heeft een idee en werkt dat uit, maar heeft een schrijver nodig voor de tekst. Professionele schrijvers hebben vaak helemaal geen zin om andermans idee uit te gaan zitten schrijven. Dus dan zit zo’n illustrator met een half prentenboek dat strandt. Het is in de meeste gevallen beter om eerst werk te vinden als illustrator en gaandeweg pas te polsen of je je eigen prentenboek ergens kunt laten ontkiemen.

Meer weten over Ted van Lieshout? Neem een kijkje op zijn website. Hier vind je een ook een uitgebreide biografie en bibliografie.  Ook schrijft Ted regelmatig op zijn eigen weblog.

Interview Marije Tolman

Marije, hoe ben jij “prentenboek illustrator” geworden?

Bij de KABK (Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag) heb ik grafisch en typografisch ontwerpen gestudeerd, in Schotland heb ik een half jaar illustratie gedaan. Tijdens mijn afstudeerjaar heb ik in Italië bij Fabrica gewerkt, de studio van Oliviero Toscani. Alle plekken waren zeer inspirerend en leerzaam, maar niet specifiek gericht op het maken van prentenboeken. Daar ben ik pas na mijn studie aan begonnen door boeken te bekijken van zeer uiteenlopende makers en door heel veel te tekenen. De beeldtaal die ik gebruik voor prentenboeken heb ik mijzelf aangeleerd, maar ik denk zeker dat mijn grafische achtergrond een belangrijk aandeel heeft geleverd in verschillende lagen van mijn vak.

Marije Tolman aan het werk
Marije Tolman aan het werk in eigen atelier
Ben je fulltime boek illustrator of heb je daarnaast nog andere werkzaamheden?

Ik ben fulltime illustrator. Het vak is zeer divers en gelukkig heb ik ontzettend veel op mijn lijst staan de komende jaren, concrete opdrachten, maar ook wensen en dromen. Momenteel werk ik o.a. aan een animatiefilm voor KRO-Kindertijd. Vanaf december te zien op tv!

In 2002 debuteerde je met je eerste prentenboek “Tussen Mees en Mol” geschreven door Carli Biessels. Kun je wat vertellen over het tot stand komen van dit prentenboek?

Oorspronkelijk ben ik opgeleid tot Grafisch ontwerper. Maar in de praktijk vond ik het vak veel minder creatief dan verwacht. Daarom bleef ik altijd tekenen, ook naast mijn baan bij een grafische studio. Op een dag heb ik bij uitgeverij Van Goor mijn tekeningen laten zien. Het was puur toeval en geluk dat nét in die periode Carli Biessels op zoek was naar een nieuwe geschikte illustrator voor haar boek Tussen Mees en Mol. Ik kreeg het vertrouwen en mocht de twee vrienden verbeelden. De tekst van Carli raakte mij direct, ik kon mij heel goed verplaatsen in de karakters van Mees en Mol. Na vele schetsen ontstonden de personages en vervolgens heb ik het boek in twee maanden uitgewerkt. Sinds Mees en Mol is mijn atelier altijd in beweging geweest.

Illustraties uit Tussen Mees en Mol, Biessels, 2003, van Goor
Illustraties uit Tussen Mees en Mol, Biessels, 2003, van Goor
Is het werkproces voor “Mees en Mol” illustratief voor hoe je nu werkt aan een prentenboek?

In het begin, rond 2006 tekende ik heel veilig, koos ik voor een zoektocht met veel schetsen en een volledig doordacht storyboard. Ik tekende als het ware volgens mijn eigen regels en zelfbedachte opgelegde mogelijkheden. Tegenwoordig vind ik het fijn en bijzonder spannend om dit hele proces in de uitgewerkte illustraties te laten ontstaan. De zoektocht naar de juiste sfeer, kleurgebruik, compositie, vormtaal, lijnvoering, daar speel ik mee in de illustraties die daadwerkelijk het boek gaan vormen. Daarmee hoop ik de spanning van een eerste schets (die bij veel tekenaars krachtig en raak is) direct in de originelen te behouden.

Ter illustratie, de etsen uit de Boomhut zijn allemaal direct beschilderd, zonder schets, plan of scenario. Ik laat mij volledig omarmen door de wereld, de sfeer en emotie van de tekening waar ik aan werk. De werkwijze van een prentenboek is nooit hetzelfde, ik handel altijd in belang van het betreffende boek. De boomhut vroeg om licht lucht en ruimte, zonder woorden. De vrijheid van de natuur en van stille geheimen hoog in een hut.

van ets naar illustratie, de boomhut, tolman, 2009, Lemniscaat
van ets naar illustratie, de boomhut, tolman, 2009, Lemniscaat

Het boek verkeerde sokken met Youp is veel concreter. Om daar extra lagen in te zoeken heb ik gewerkt met reeds bestaande schilderijen. Olieverf schilderijen uit mijn Academie tijd. De doeken heb ik allemaal los gesneden en dat werd ‚het papier’ waar ik op werkte. Ik draaide de doeken om of knipte er stukken uit, tekende er overheen of plakte weer een stuk linnen aan. Laag voor laag en daar dwars doorheen veel humor in details, waar de tekst van Youp om vraagt.

Cover verkeerde sokken, Tolman, van 't Hek, 2014, Leopold
Cover doek verkeerde sokken, Tolman, van ’t Hek, 2014, Leopold
Je hebt zelf twee prentenboeken gemaakt “de boomhut”en “het eiland” (met je vader Ronald Tolman). Opvallend is dat beide boeken tekstloos zijn. Wat is hier de reden van?

De boomhut en Het eiland zijn beide boeken waar wij proberen de kijkers en lezers te dwingen om zélf verhalen te verzinnen. Voor de serie van Leopold/Gemeentemuseum Den Haag heb ik een prentenboek getekend én geschreven; „Ensor, de grote maskerade.” Bij tekstloze prentenboeken kan ik de totale ruimte nemen, bij teksten van auteurs laat ik mij graag meedeinen in de emotie en uitwerking waar het verhaal om vraagt.

 

Je hebt inmiddels behoorlijk wat prentenboeken geïllustreerd.  Op welke ben je zelf het meest trots?

De boomhut staat nog steeds met stip bovenaan. Vanwege de experimentele uitwerking, de internationale prijzen en reizen, het gouden penseel, maar bovenal de vriendschap met mijn vader waardoor het een juweel van een boek is geworden.

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers?

Favoriete schrijvers heb ik zeker. Wenslijsten ook. Maar dat is een soort magie waar ik geen woorden aan wil besteden. Illustratoren: Shaun Tan, Wolf Erlbruch, Oliver Jeffers, Maurice Sendak, Quentin Blake, Janosch, Sempé, Michael Sowa en vele anderen…

Wat zijn jouw favorieten materialen / technieken / media om te illustreren? En waarom?

De combinatie van grafiek en tekeningen vind ik erg fijn. Grafische lijnvoering/drukwerk geeft een helder stevig karakter, tekenen juist fijngevoelig. Mijn atelier is analoog ingericht, ik werk nooit digitaal.

Illustratie uit Het Eiland, Tolman & Tolman, 2012, Lemniscaat
Illustratie uit Het Eiland, Tolman & Tolman, 2012, Lemniscaat
Ben je momenteel bezig aan een nieuw prentenboek? Zo ja, kun je een tipje van de sluier oplichten?

Er staat een aardig stapeltje prentenboeken klaar. Dat blijft in mijn atelier tot de wereld het mag zien. Wél kan ik mijn nieuwe prentenboek met Edward van de Vendel alvast aankondigen: “Doei!”, uitgegeven door Querido. Een droom van een prentenboek, over nachtmerries en vliegdromen. Het boek verschijnt in december van dit jaar.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren en schrijvers (van prentenboeken)?

Als je durft te maken wie je bent dan wordt je werk oprecht, eerlijk, kwetsbaar en krachtig. En zal je ook zelf het meest plezier beleven aan het tekenen!

Atelier Marije Tolman
Atelier Marije Tolman
Biografie Marije Tolman

Marije Tolman (1976) groeide op in Beuningen vlakbij Nijmegen. Ze studeerde grafisch en typografisch ontwerpen aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Aan de Edinburgh College of Art in Schotland studeerde zij Illustration & Design. Na haar studie werkte ze in Italië als vormgever. In 2002 maakte ze haar debuut als illustrator voor kinder- en prentenboeken met “Tussen Mees en Mol” (auteur Carli Biessels). Sindsdien werkt ze als illustrator voor verschillende uitgeverijen. Haar prentenboeken worden in veel landen uitgegeven. Marije won o.a. het Gouden penseel, Troisdorfer Bilderbuchpreis, Bologna Ragazzi Award en de Bilderbuchpreis Vienna met De boomhut dat zij samen met haar vader (Ronald Tolman) maakte. Marije haalt haar inspiratie uit de natuur, muziek, theater en literatuur. Ze maakt voor haar illustraties gebruik van verschillende materialen, zoals pen en inkt, aquarelverf, (kleur)potloden, gouache en krijt en traditionele grafische technieken zoals linosnedes en etsen.

Meer informatie over Marije en haar werk vind je op haar eigen website.

Bibliografie Marije Tolman (selectie)

Doei!, Edward van de Vendel , Querido, 2014
De dikke mejuffrouw muis, Erik van Os en Elle van Lieshout, Lemniscaat, 2014
Verkeerde sokken, Youp van ’t Hek, Leopold, 2014
Hond weet alles en wolf niets, Sylvia Vanden Heede, Lannoo, 2014
Jij en ik en alle andere kinderen, Bart Moeyaert, Querido, 2013
Springende pinguins en lachende hyena’s, Jesse Goossens, Lemniscaat, 2013
Het woeste boek van Wolf en Hond, Sylvia Vanden Heede, Lannoo, 2013
Sinterklaas en het kleine hoogtevreespietje, Youp van ’t Hek, Leopold, 2012
Hond bijt Wolf, Sylvia Vanden Heede, Lannoo, 2012
De grote Robin, Sjoerd Kuyper, Lemniscaat, 2012
Het eiland, samen met Ronald Tolman, Lemniscaat, 2012

Interview Marit Törnqvist

portret Marit Törnqvist
Marit Törnqvist

Dag Marit, drukke Kinderboekenweek gehad?
Heel erg druk! Vanaf 29 september ben ik elke dag op pad geweest. Van Groningen naar Zeeland naar Limburg. Ik heb deels met muzikant Rodolpho Ravissant opgetreden. Hij vergezelde me ook op het Kinderboekenbal en was verkleed als een personage uit mijn boek met een accordeon en een trommel op zijn rug. Ik heb ook met schoolklassen gesproken, voorgelezen en natuurlijk getekend voor de kinderen.

Fabians Feest was het prentenboek ter gelegenheid van de feestelijke zestigste Kinderboekenweek. Hoe is dit boek tot stand gekomen?
Ik kreeg in februari 2012 de opdracht – ik ben een langzame tekenaar dus de CPNB wist dat ik een jaar extra nodig zou hebben. Ik ben eerst een half jaar gaan nadenken, schetsen en daarna ben ik gaan tekenen. Na 13 maanden was het af.  Er is trouwens ook een feestlijke app van Fabians Feest gemaakt.

Hoe ben je op dit verhaal gekomen?
Toen ik het thema hoorde, dacht ik direct aan het “Feest der verbeelding”. Daar ben ik mee aan de slag gegaan. Natuurlijk kwamen heel veel van mijn eigen herinneringen langs. Herinneringen van vroeger maar ook van toen mijn kinderen klein waren. Kinderen zijn vrije geesten, die zich met gemak een heel andere wereld kunnen voorstellen. Wij volwassenen dreigen vaak terug te vallen in oude groeven. Iets waar ik eigenlijk een hekel aan heb. In mijn boek staat het rationele tegenover de verbeelding.

Van schets naar definitieve illustratie uit Fabians Feest; Marit Törnqvist, CPNB
Van schets naar definitieve illustratie uit Fabians Feest; Marit Törnqvist, CPNB

Had je volledig vrij spel in tekst en illustratie?
Ja, al heb ik technisch een aantal beperkingen ontmoet omdat de uitklappagina’s niet overal in het boek konden zitten. Dat werd wat gepuzzel.

In de onderstaande video gaat Marit in op “Fabians Feest” en haar werk als illustrator.

Je laatste prentenboek “Groter dan een droom” (auteur Jef Aerts, Querido 2013) heeft prachtige recensies gekregen en diverse  prijzen gewonnen (o.a. de Vlaamse Boekenleeuw en een Zilveren Griffel in 2014). Hoe verklaar jij dit succes?
Heel simpel. Het is een prachtig universeel en toch persoonlijk verhaal. Ik werd er ook direct door gegrepen toen ik het las omdat het een heel vrije benadering van een onderwerp als de dood en verlies/verlangen was. Wat ook heel mooi is aan het boek, is dat het vooral gaat over de machteloosheid van een kind om iets te veranderen aan de voorgeschiedenis van zijn of haar ouders. En dat is iets waar heel erg veel kinderen onbewust mee worstelen. Het is een boek dat eigenlijk in alle schoolklassen gelezen zou moeten worden.

Illustratie omslag "Groter dan een droom", Marit Törnqvist, Querido, 2013
Illustratie uit “Groter dan een droom”, Marit Törnqvist, Auteur Jef Aerts, Querido, 2013

Welke keuzes heb je gemaakt bij het illustreren van dit “zware” thema?
Ik heb gekozen om de ouders weg te laten en te focussen op het kind. Om witte vogels als een soort troostrijke zwerm tussen leven en dood te maken. Om altijd de poes te tekenen als zus er niet is. Om duidelijk het eind en de volle ontbijttafel vrolijker te maken dan de kale tafel aan het begin. Om de droomontmoeting niet te donker te maken, al speelt het zich ’s nachts af. En vast nog veel meer…

Hoe ben je (prentenboek) illustrator geworden?
Ik ben op de Gerrit Rietveld Academie illustratie gaan studeren tussen 1982 en 1987 en heb daarna direct opdrachten gekregen om prentenboeken te maken. Ik debuteerde met een prentenboek voor Astrid Lindgren toen ik 23 jaar was. En bijna al mijn eindexamenwerk werd uitgegeven.

Heeft Astrid Lindgren jouw werk als schrijver en/of illustrator beïnvloed?  
Ik weet niet wat er nog in mijn werk van nu doorklinkt, maar ik ben zeker in het begin door Astrid Lindgren heel erg op gang gekomen met het schilderen van de Zweedse taferelen en landschappen. Dat klinkt vast nog wel een beetje door. Astrid beschreef vaak heel gevoelige personages van vlees en bloed en ik denk wel dat de mensen die ik teken daardoor vaak niet karikaturaal zijn. Dat is mogelijk nog een invloed uit die tijd.

Hoe ga je te werk bij het maken van de illustraties?
Het in elkaar zetten van een boek, het denkproces, duurt meestal een half jaar of soms ook veel langer. Als dat plan er een beetje is, begin ik te schetsen om een formaat te bepalen. Elk boek is anders en elke tekening ook. Soms eindeloos veel geschets, soms in één keer goed. Ik gebruik allerlei materialen.

Zie hieronder een korte video over de zoektocht van Marit bij het illustreren.

Wat zijn jouw favorieten materialen / technieken / media om te illustreren?
Ik schilder meestal met acryl en gouache, maak contouren met inkt, maar ik gebruik ook als het nodig is krijt, houtskool, ecoline, aquarel, medium, stempels. Ach, eigenlijk alles behalve olieverf.

Waar moet je op letten bij het gebruik van deze materialen / technieken?
O, jeetje, dat is heel veel. Transparantie, in water oplosbaar, kleuren die moeilijk te drukken zijn, helderheid etc. Dit is iets wat je in 25 jaar je eigen maakt, niet zo gemakkelijk in een paar regels te vangen.

gebruik stempeltechniek; Illustratie uit "Groter dan een droom", Marit Törnqvist, Querido, 2013
Gebruikte stempeltechniek; Illustratie uit “Groter dan een droom”, Marit Törnqvist, Querido, 2013

Je hebt inmiddels behoorlijk wat prentenboeken geïllustreerd. Aan welke bewaar je de beste (of leuke) herinneringen / op welke ben je het meest trots?
Mijn zelfgeschreven boeken “Wat niemand had verwacht” en “Klein verhaal over liefde” zijn me erg dierbaar omdat ze heel dichtbij me staan. “Groter dan een droom” was moeilijk, maar is wel één van mijn mooiste boeken denk ik. “Pikkuhenki” was spannend omdat ik een heel register in mezelf nooit aan de buitenwereld getoond had en dat kwam opeens in dat boek tevoorschijn. En Fabians feest was eigenlijk wel gewoon een feest en niet zo moeilijk.

Je illustreert ook kinderboeken. Zit er een verschil in de wijze van illustreren tussen kinderboeken en prentenboeken?
Eigenlijk zijn de verschillen niet zo groot. Je moet wat secuurder kiezen wat je gaat illustreren omdat er minder tekeningen in staan en vaak is het zwart wit geweest (wat ik heel erg mooi vind).

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?
Shaun Tan maakt heel erg mooie dingen. Hij heeft alles. Sfeer, een waanzinnige techniek en heel vervreemdend werk met erg veel diepgang, ook voor volwassenen. Hij is mijn lievelingstekenaar en staat op grote eenzame hoogte boven een heel stel anderen die ik ook goed vind.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren (van prentenboeken)?
Wees jezelf en geloof daarin. Doe geen anderen na. Neem de tijd om te voelen en te denken. Laat iets rijpen en leg af en toe maanden iets weg, maar zet wel door. Crisis hoort erbij. Weggooien ook. Kijk met de ogen van het kind dat je vroeger was als het klaar is.

Marit Törnqvist heeft een eigen website waar je veel informatie over Marit en werk vindt. Ook vind je hier een agenda van haar lezingen, nieuwsberichten en informatie over tentoonstellingen van haar werk. Voor haar werk ontving ze diverse nationale en internationale prijzen.

In het TV-programma “Het Klokhuis” van drie oktober 2014 gaat Marit nog dieper in op de totstandkoming van “Fabians feest”en “Groter dan een droom”.

Interview Frank Daenen

Dag Frank, waar ben je momenteel mee bezig?

Met de voorbereidingen van een nieuw prentenboek over Millie Duizendvoet, een geboortekaartje en een website voor de apotheek van mijn vrouw. Tussendoor werk ik nog aan een eigen boek, maar ‘Millie’ moet eerst af. Het boek zou volgend jaar moeten verschijnen, waarschijnlijk in het voorjaar. Het nieuwe boek van Millie is weer een samenwerking met Stijn Moekaars en gaat over Millie die een beetje te wild is bij het voetballen en daardoor héél eventjes in het ziekenhuis belandt.

Frank Daenen
Frank Daenen draagt voor uit eigen werk
Wat was je eerste echte prentenboek dat werd uitgegeven? Kun je wat vertellen over het tot stand komen van dit prentenboek?

Mijn eerste prentenboek was ‘Brutale Bertus’. Mijn broer kende de schrijver, Guy Daniëls, en ik had me laten ontvallen dat ik de prenten van zijn boeken niet zo mooi vond. Mijn broer vertelde dit natuurlijk verder waarop Guy me uitdaagde om het beter te doen dan mijn collega’s. Ik maakte test-tekeningen en ik mocht het boek maken. De tekeningen waren achteraf niet beter dan die van de collega’s hoor :-), ze werden gewoon goed bevonden door Guy. Vanaf dat moment heb ik ieder jaar minstens één boek geproduceerd.

Hoe maak je nu de illustraties voor een prentenboek?

Ik begin, net zoals de meeste illustratoren, met het lezen van de tekst en het schetsen van hele kleine tekeningen. Daarna worden de schetsen minder ruw en op ware grootte getekend. Deze schetsen gaan door de scanner en worden verbeterd met de computer, er wordt zo ook nog heel wat gesleuteld aan de composities. Daarna maak ik de nette potloodtekening die ik vervolgens inkleur met de computer. Sommige tekeningen hebben wel 14 dagen nodig om ingekleurd te worden. Een beetje zot eigenlijk, maar op deze manier werk ik het beste. Als ik met eigen ideeën aan de slag ga schrijf ik soms eerst de tekst, soms komen eerst de tekeningen.

Illustratie uit "Millie Duizendvoet",
Illustratie uit “Millie Duizendvoet”, auteur Stijn Moekaars – De Eenhoorn 2012.
Je hebt een aantal “kartonnen” prentenboekjes geillustreerd voor kinderen van 1 tot 3 jaar (o.a. “Beer Vliegt” en “Victor aan Zee”) . Zit er een verschil in de wijze van illustreren voor deze doelgroep ten opzichte van oudere kinderen? Zo ja, wat zijn de verschillen?

Het grootste verschil is de mate van detail. Voor de kleinere kinderen moet alles meteen duidelijk zijn. Dan kan je niet zo gedetailleerd werken. Al kan je voor alle leeftijden wel kleine details verstoppen, ze zien het allemaal heel snel. Kinderen kijken heel goed.

Illustratie uit " Beertje Vliegt", Clavis 2011
Illustratie uit ” Beertje Vliegt”, Clavis 2011
Aan welk prentenboek bewaar je de beste (of leuke) herinneringen / op welke ben je zelf het meest trots?

‘Wow, wat een wolf!’. Dit was een heel leuk boek om te maken en ik had ook voortdurend het gevoel dat alles goed zat. Het boek werd heel goed ontvangen en won zelfs enkele prijzen. We mochten het boek zelfs gaan voorstellen op de beurs van Bankok. ’t Is wel al een tijdje geleden dat dit boek verscheen. Meestal ben ik ook heel trots op m’n laatste boek.

Heb je zelf een aantal favorieten prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?

Het werk van Leo Timmers, Lieve Baeten en Guido Van Genechten vind ik heel goed. Ik kijk ook graag naar het werk van Jim Flora en Maurice Sendak.

Wat zijn jouw favorieten materialen / technieken / media om te illustreren? En waarom?

Potlood, acryl, aquarel en computer. En liefst breng ik dan alles samen met de computer omdat je dan eindeloze combinaties kan testen.

Illustratie uit "Het Pleintje, Winterwarmte"
Illustratie uit “Het Pleintje, Winterwarmte” – Auteur: Hilde Vandermeeren – Uitgeverij: De Eenhoorn 2013.
Waar moet je op letten bij het gebruik van deze materialen / technieken / media?

Eigenlijk hoef je dan nergens op te letten omdat je met de computer alles kan bijwerken en uitproberen.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren (van prentenboeken)?

Tracht trots te zijn op het werk dat je maakt. Doe geen dingen tegen je zin en probeer zo weinig mogelijk gratis te werken. De bakker geeft z’n taartjes ook niet gratis weg. Wees trots op je beroep, zelfs al doe je het niet voltijds, zelfs al voelt het niet altijd als werken.

Biografie Frank Daenen

Frank Daenen (geboren op 21 december 1977 in Bree, opgegroeid in Opglabbeek, woont in Meeuwen-Gruitrode), studeerde in 1999 af aan de Media and Design Academy (MDA) in Genk  als grafisch vormgever.

Sinds 2007 is hij fulltime illustrator van onder meer prentenboeken voor uitgeverijen Clavis, De Eenhoorn en Zwijsen. Enkele boeken zijn vertaald in het Frans, Koreaans, thai, Zweeds, Deens en het Kroatisch. Hij tekent ook voor de tijdschriften van Averbode: Zonnekind, Doremi, Dopido, Dokadi en Zonnestraal en educatieve uitgaven van uitgeverij Malmberg. Regelmatig trekt hij erop uit om lezingen te geven in scholen en bibliotheken. Zijn tekenworkshops en verteltheater betoverden al vele kinderen in Vlaanderen en Nederland.

In 2001 won hij de bronzen medaille Kinder-en Jeugdjury Limburg en in 2006 was hij de fiere winnaar van Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen (voor kinderen van 6 tot 8 jaar).

Frank geeft lezingen en workshops
Frank geeft lezingen en workshops
Bibliografie Frank Daenen

•    Brutale Bertus – Auteur: Guy Daniëls – Uitgeverij: De Vries Brouwers, 2000.
•    Wat zit er in dit ei? – Auteur: Stijn Moekaars – Uitgeverij: Clavis, 2001.
•    Even Anders – Auteur: Frank Daenen – Uitgeverij: Clavis, 2002.
•    Post Voor Tim – Auteur: Guy Daniëls – Uitgeverij: Clavis, 2003.
•    Wow, wat een wolf! – Auteur: Stefan Boonen – Uitgeverij: Clavis, 2004.
•    Muizenbeetje – Auteur: Marc De Bel, Uitgeverij: Tingel, 2006.
•    Over Liefde en Zo – Auteurs: kinderen basisscholen Hasselt – Stad Hasselt, 2007.
•    Laps en Wieb – Auteur: Stefan Boonen – Uitgeverij: Clavis, 2008.
•    Victor en zijn dieren – Auteur: Frank Daenen – Uitgeverij: Clavis, 2008.
•    Victor in de tuin – Auteur: Frank Daenen – Uitgeverij: Clavis, 2008.
•    Victor aan zee – Auteur: Frank Daenen – Uitgeverij: Clavis, 2008.
•    Een huis voor Wiezewotje – Auteur: Guy Didelez – Uitgeverij: Clavis, 2009.
•    Brrr, wat koud! – Uitgeverij: Zwijsen, 2009.
•    Leeuw voor een dag – Auteur: Stefan Boonen – Uitgeverij: Zwijsen, 2009.
•    Ik verkleed me – Auteur: Frank Daenen – Uitgeverij: Clavis, 2009.
•    Beertje Vaart – Auteur: Frank Daenen – Uitgeverij: Clavis, 2010.
•    Beertje Vliegt – Auteur: Frank Daenen – Uitgeverij: Clavis, 2011.
•    Het uur bij Tuur – Auteur: Riet Wille – Uitgeverij: De Eenhoorn, 2012.
•    Millie Duizendvoet – Auteur: Stijn Moekaars – Uitgeverij: De Eenhoorn 2012.
•    Het Pleintje, Winterwarmte – Auteur: Hilde Vandermeeren – Uitgeverij: De Eenhoorn 2013.

prijzen

Bronzen medaille Kinder -en Jeugdjury Limburg 2001, België
Winnaar Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen 2006 – groep 2 van 6 tot 8 jaar.
Nominatie Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen 2013/2014 – groep 2 van 6 tot 8 jaar.