Gefeliciteerd Sanne met de Zilveren Penseel voor “Dit is voor jou”! Kun je wat vertellen over hoe “Dit is voor jou” tot stand is gekomen?
‘Dit is voor jou’ zag ik voor me toen iemand mij een jeugdherinnering vertelde. Als kind vond zij een fijn thuis bij een oude man. Toen hij verhuisde zorgde hij ervoor dat het kind welkom zou zijn bij de volgende bewoners. Dit gaf haar leven een duw in de goede richting.
Deze jeugdherinnering ontroerde mij zeer, ik voelde herkenning en dacht direct: ‘Het is net een prentenboek! Hier moet ik iets mee’.
De setting van het verhaal moest veranderen en heb ik dicht bij mijzelf gehouden. Van de oude man maakte ik een schilder die ik graag ontmoet zou hebben toen ik jong was.
Hij heeft zijn atelier in een vervallen huis in een buitenwijk van een grote stad, waar hij als jonge schilder kwam wonen om met zijn schilderijen zijn brood te verdienen. Nu hij oud is verlangt hij terug naar waar hij vandaan komt.
Wanneer de schilder de jongen ontmoet die van tekenen houdt, herkent hij zichzelf in hem. Hij geeft zijn kennis en atelier door en is zo van grote betekenis voor de jongen. De titel van het boek ’Dit is voor jou’ is daarom ook een bericht van de jongen aan Anselmo. De jongen vertelt zijn verhaal en draagt het boek op aan de schilder die hem zijn vertrouwen gaf.
Zelf heb ik een promofilmpje voor het boek laten maken, en in de kinderboekwinkel Kakelbont in Utrecht zijn nog altijd de originele illustraties te zien.
Welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?
Het eerste boek dat ik illustreerde was een prentenboek naar een oud, Chinees verhaal ‘Ping Li en zijn vlieger’, in opdracht van de uitgeverij Lemniscaat. Om mezelf aan het werk te houden ben ik verhalen gaan schrijven. Ook al voelde ik me geen schrijver, maar een tekenaar, toch lukte het me om het boek ‘Kleine Vis’ te bedenken. Daarna volgde nog 6 eigen prentenboeken.
Het illustreren van verhalen van anderen doe ik net zo graag. Het leuke is dat elke schrijver zijn of haar eigen interesse meebrengt, vaak een onderwerp waar ik niets van af weet. Mij verdiepen in dat onderwerp kost misschien veel tijd, maar is erg leuk om te doen!
Bij een leesboek hou ik me in, de tekst vertelt het verhaal al mooi. Mijn tekeningen zijn ondersteunend en geven een bepaalde sfeer aan het boek. Maar bij een prentenboek pak ik graag uit. Daar vertel ik het verhaal het liefst zo veel mogelijk met beeld.
Hoe ga je te werk bij het schrijven en illustreren van een prentenboek? Kun je jouw werkproces toelichten?
Meestal wordt een idee voor een prentenboek geboren uit interesse of iets dat mij opvalt. Daarna is het puzzelen om er een logisch verhaal van te maken. Soms lukt dat wel, maar soms ook niet.
De sfeer en de vorm van het boek bepaal ik door veel beeldmateriaal te zoeken uit boeken en van internet. De hoofdpersonen ontstaan door met verf op papier te gaan klooien en zoeken, net zo lang tot ik een figuurtje heb getekend dat mij aanspreekt. Ze moeten iets karakteristieks hebben waardoor je ze meteen herkend op de volgende bladzijde.
Dan verdeel ik het verhaal over de 12 spreads van een prentenboek en schets de beelden met potlood op papier.
Soms zegt een beeld al zoveel dat er steeds minder woorden nodig zijn.
Wanneer het hele boek geschetst is en goed gekeurd door uitgever en schrijver, dan kan ik beginnen aan de uitwerking van de illustraties op dik aquarelpapier.
De eerste pogingen zijn een oefening om te ontdekken hoe die moet. Heb ik het in de vingers dan maak ik de illustratie nogmaals, alsof het een makkie was.
Als materiaal gebruik ik daarvoor aquarel en druktechnieken door elkaar. Dit zijn technieken die je niet helemaal in de hand hebt, dat kost soms veel papier, maar daardoor blijf ik benieuwd naar het eindresultaat. Het toeval toe laten in mijn werk is iets wat ik bij mijn eerste boeken nog niet kon, nu laat ik me graag verrassen.
Aan welk boek, auteur en/of uitgeverij bewaar je de beste (of leuke) herinneringen en op welke ben je het meest trots?
‘De duik’ van Sjoerd Kuyper is een boek waar ik een jaar aan heb gewerkt en mee heb geleefd. Het is zo mooi geschreven, maar een ingewikkeld verhaal en ik was bang dat ik de opdracht zou verknallen.
Al die tijd zat ik met mijn gedachte op Curaçao, daar wilde ik eigenlijk blijven, het koste moeite het los te laten toen het boek klaar was.
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken?
Mijn boekenkasten puilen uit! Ik koop heel veel verschillende boeken. Juist als ik iets nieuws ga maken, om inspiratie te krijgen en enthousiast te worden, ga ik eerst naar de boekwinkel. Daarna heb ik enorm veel zin om aan de slag te gaan. De lijst van favorieten is te lang!
Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?
Net afgerond zijn de illustraties voor het non-fictie leesboek ‘Brons’, geschreven door Linda Dielemans. Het vertelt op een spannende manier over de voorwerpen uit de bronstijd die in Europa gevonden zijn, zoals zwaarden, bijlen en sieraden. Een onderwerp waar ik niets van af wist, maar nu dus wel!
Wat ligt te wachten is een prentenboek geschreven door Koos Meinderts. Ik maak er een Caribisch sprookje van, daar heb ik zin in.
Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende auteurs en illustratoren (van prentenboeken)?
Een tekening is een moment opname van je kunnen. Je bent in ontwikkeling, neem de tijd.
Wil meer weten over Sanne te Loo en haar werk? Neem dan eens een kijkje op haar eigen website.
van 10 januari t/m 2 maart 2019 zijn de originele illustraties en schetsen van Sanne te Loo uit de prentenboeken ‘Ieber en Knoert’ en ‘De jongen die met dieren schaatste’, geschreven door Edward van de Vendel, te zien op de jeugdafdeling van de Openbare Bibliotheek in Amsterdam (OBA Oosterdok).
Op 13 februari en 22 februari is Sanne daar zelf vanaf 15.00 uur aanwezig om voor te lezen.
In dit interview gaan Shirley Gast (schrijfster) en Judith Zijtregtop (illustrator) in op hun prentenboek debuut “Trollen dansen niet”.
Gefeliciteerd met jullie prentenboek debuut “Trollen dansen niet”. Kun jullie kort vertellen waar het prentenboek over gaat?
Tika is een meisjestrol. Haar familie oefent voor de belangrijkste wedstrijd van het jaar in het Trollendorp: “De Blubbercup”. Haar moeder is ontzettend handig, ze maakt en stapelt Blubberbakstenen als geen ander. Tika is niet goed in Blubberbakstenen en -muren maken (net als haar vader). Als ze verderop in het bos de Elfen ziet dansen weet ze ‘dat wil ik ook!’ Ze stort zich in de dans met de Elfen. Dat gaat mis. Alle Elfen schreeuwen het uit van angst. Ze vinden haar een monster. Alleen en ongelukkig verstopt Tika zich diep in het bos. Eén van de Elfen is nieuwsgierig en schiet haar te hulp. Samen bedenken ze een dans, geen Elfendans maar een Trollendans. Een die wél bij Tika past.
Tika durft nu terug naar haar dorp. In plaats van zich te schamen, laat ze vol trots haar dans zien. Een paar Trollen beginnen met Blubberballen naar haar te gooien, want Trollen dansen niet. Maar ze vangt de ballen op, begint ermee te jongleren en verwerkt ze in haar Blubberballendans. Eindelijk durft haar vader er voor uit te komen dat hij liever muziek maakt dan Blubberbakstenen. Alle Trollen staan versteld van Tika’s uitzonderlijke danstalent. In plaats van een mislukking is Tika ‘Blubberaar van het Jaar’ en wint de familie toch.
Hoe is “Trollen dansen niet” tot stand gekomen?
Shirley: Het prentenboek is geïnspireerd door een monoloog dat ik schreef voor het kinderstuk “Rozen in je Buik” , dat opgevoerd is door het Rotterdams Centrum voor Theater.
Wij zijn regelmatig bij elkaar gaan zitten om samen te praten over zowel de tekst en de illustraties. De illustraties werden op de grond gelegd met de teksten erbij. Samen praatten we over wat het verhaal nodig heeft, wat kan er weg gelaten worden.
Ook hebben we de illustraties en de tekst besproken met Mireille Geus. Zij heeft ons fantastisch begeleid.
Judith: Met potlood maak ik schetsen. Al schetsend komen de figuren tot leven. Als ik tevreden ben over de figuren ga ik ze uitwerken met Oost-Indische inkt en acrylverf. Gedurende het proces van samen praten over de tekst en de illustraties is er veel veranderd. De eerste versie van Tika is daardoor anders dan de laatste versie. Ik hou van die ontwikkeling, van het meebewegen met het verhaal.
Welke weg hebben jullie bewandeld voordat het boek werd uitgegeven?
We hebben eerst gekeken bij welke uitgeverij ons boek zou passen. Met enkele van deze uitgeverijen hebben we contact gezocht. We hebben het geluk gehad om Uitgeverij Eigenzinnig te treffen en die was direct enthousiast.
Wat zijn leermomenten geweest?
Shirley: Gaandeweg kwam ik erachter dat het schrijven voor een prentenboek veel meer lijkt op het schrijven voor theater of t.v. (zoals bijvoorbeeld voor Sesamstraat en Het Klokhuis), dan ik me aanvankelijk besefte. In feite werkt een illustratie een beetje als een acteur. Er kan veel uitgedrukt worden zonder woorden.
Judith: Het vele samen praten, ook met Mireille Geus, over de tekst en de illustraties heeft ons veel gebracht. Er zijn illustraties en zinnen gesneuveld waardoor het samenspel van tekst en illustraties beter werd.
Judith, wat zijn jouw favoriete materialen om te illustreren?
Ik gebruik Oost-Indische inkt met of zonder acrylverf, maar ook textiel en de naaimachine. Ik teken, schilder, knip, plak, scheur en stik met garens om mijn eigen wereld te scheppen. Ik vind het belangrijk dat het materiaal dat ik gebruik past bij het verhaal. Met acrylverf maak ik andere lijnen dan met Oost-Indische inkt of met de naaimachine. Elke materiaal geeft daardoor een eigen sfeer wat een verhaal kan versterken.
Heb jullie zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers?
Shirley: Mijn moeder is Amerikaanse en ik ben opgegroeid met Dr. Seuss, Outside Over There en Where The Wild Things Are (Max en de Maximonsters) van Maurice Sendak en de klassiekers: Alice in Wonderland, De Geheime Tuin, De Wind in de Wilgen. Die vind ik nog steeds erg goed.
Zijn jullie momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?
De start voor een volgend prentenboek is gemaakt. Jezelf kunnen zijn in deze wereld vinden we heel belangrijk. Meer willen we er nog niet over zeggen.
Hebben jullie tot slot nog (meer) tips voor beginnende schrijvers en illustratoren (van prentenboeken)?
Judith: Maak heel veel tekeningen. Sta open voor de mening van anderen en gebruik deze mening om jezelf te ontwikkelen.
Shirley: Wees niet bang, schrijf door en schrijf veel!
Gefeliciteerd Leo met de verkiezing van Prentenboek van het Jaar 2019 voor “Een huis voor Harry”! Kun je wat vertellen over hoe “Een huis voor Harry” tot stand is gekomen?
Om eerlijk te zijn weet ik het niet meer precies hoe ik op het idee gekomen ben. Het is ook al zeer lang geleden, want in 2007 maakte ik al een eerste versie van het boek. Ik vermoed dat het idee, zoals steeds, ontstaan is tijdens het schetsen en er plots een poes voorbij kwam lopen.
Wat ik wel kan vertellen is dat het verhaal ontstaan is uit de drang om een boek te maken dat niet paste in het stramien van 12 of 15 spreads zoals dat bij mijn vorige uitgever werd gehanteerd. Ik zag alsmaar meer boeken verschijnen die zich daar niet aan hielden, die veel vrijer waren en minder strak verteld werden. Ik wilde ook een verhaal bedenken zonder mezelf te beperken. Het idee van verdwalen had naar mijn gevoel ook een langere vorm nodig. Zo werd de zoektocht tastbaar bij het omslaan van elke pagina.
Mijn plan was om een geschetste dummy op te sturen naar buitenlandse uitgevers, en daar mijn kans te wagen. Ik schreef de eerste versie van Harry dan ook in het Engels. Via een agent kwam het terecht bij Engelse en Amerikaanse uitgevers, maar die vonden het… te lang! ‘Niet commercieel genoeg, geen duidelijke boodschap’ was de reactie. Ik wilde er echter niets aan veranderen en besloot het opzij te leggen. In 2009 kwam ik bij Querido terecht en toonde ik Harry aan mijn redactrice Belle Kuijken. Zij vond het wél mooi, maar ik was op dat moment al aan “Meneer René” bezig. Daarna maakte ik “Boem” en nog een reeks andere boeken.
Na Garage Gust in 2016 was ik op zoek naar een nieuw prentenboek idee. Ik had enkele nieuwe voorstellen, maar over geen enkel was ik, noch Querido echt wild. En toen zei Belle, ‘Ik heb de dummy van, ‘A house for Harry’ nog eens bekeken en ik vind dat zo mooi. En iedereen op de uitgeverij ook. Wil je dat nog eens bekijken?’
Ik was Harry compleet vergeten! Ik had aanvankelijk niet veel zin om het opnieuw op te diepen. Misschien was ik door de negatieve reacties uit het buitenland toch gaan twijfelen aan het verhaal. Het voelde ook wat als een nederlaag om terug te grijpen naar een oud verhaal terwijl ik er niet in slaagde iets nieuws te bedenken. Op een avond klikte ik de PDF dan toch open. Ik durfde nauwelijks te kijken. Ik schrok hoezeer mijn stijl doorheen de jaren veranderd was, maar vond het verhaal nog steeds goed. Véél beter dan de andere ideeën waar ik aan werkte.
Toevallig hadden we dat jaar net een nieuwe poes gekocht, ‘Billy’ genaamd, een Ragdoll ras kat. Plots zag ik wat het verhaal nog miste. Harry moest een echte huiskat worden die altijd binnen zit om het contrast met die straatkatten groter te maken. Dat nieuwe inzicht maakte me weer enthousiast! Querido had geen problemen met de lengte van het boek. Het verhaal is bijna hetzelfde gebleven, maar de tekeningen zijn helemaal anders geworden.
Intussen is het boek in 10 talen vertaald, en is het verkozen tot prentenboek van het jaar 2019. Ik zal Belle eeuwig dankbaar zijn!
Kun je wat inhoudelijk nog wat meer vertellen over “Een huis voor Harry”?
Inhoudelijk zijn er altijd wel parallellen te trekken met mijn eigen leven. Mijn boeken staan dicht bij me, denk ik. Ze belichten verschillende aspecten van mijn fascinaties, leven, jeugd.
Zo is Garage Gust een ode aan mijn ooms (die een garage hadden, net als Gust kon één van hen geen auto rijden) en aan mijn jeugd waar ik, meer nog dan tekenen, vooral aan het knutselen, uitvinden en bouwen was.
Harry staat ook dicht bij me. Net als Harry zit ik ook liefst van al binnen. Ik ben eerder verlegen en moet soms verplicht worden om naar buiten te gaan. In die grote mensenwereld loop ik ook verloren. Ik wilde heel graag vertellen dat het belangrijk is om soms eens verloren te lopen. Je ziet nieuwe dingen, ontmoet anderen, maakt vrienden, en je leert altijd wat nieuws. In het begin van het boek is enkel Harry op de prent te zien. Op het einde zit zijn hele dak vol. Uit de tekst blijkt ook dat hij morgen weer naar buiten zal gaan. Als we de wereld in trekken en anderen ontmoeten, dan verandert er iets.
Harry is zo aaibaar, dat vraagt om een vervolg?
Nee, een vervolg zit er niet in. Ik heb nog nooit een vervolg op één van mijn boeken gemaakt. Heel wat van mijn boeken lenen zich er wel toe, maar als ik klaar ben met een boek ben ik er ook écht helemaal klaar mee. De gedachte dat ik het nog een keer moet doen trekt me helemaal niet aan. Elk boek is zo’n lang en intens proces dat ik uitgeput ben als het af is. Daarom verschillen alle boeken heel erg van elkaar. Elk boek is een reactie op het vorige. Ook al komen sommige thema’s of onderwerpen wel eens terug, er moet altijd een nieuwe invalshoek zijn die het interessant maakt.
Welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?
Ze staan centraal. Omdat ik zowel bedenk, schrijf en teken blijft er weinig tijd over voor ander werk. De laatste 10 a 15 jaar heb ik me er echt in verdiept en op toegelegd. Ik neem nauwelijks nog opdrachten aan. Het is het mooiste vak ter wereld.
Hoeveel (en welke) prentenboeken heb je geïllustreerd?
Ik heb, naast massa’s boeken voor Zwijsen en andere opdrachtgevers, een tiental prentenboeken in opdracht geïllustreerd. Van apendraf tot kikkersprong, Tien varkentjes tien?, 3 Dino boeken, De gouden kwast, Groen, Kapitein Bleekscheet, Wij samen op stap, En dat doen we dus.
Hoeveel (en welke) prentenboeken heb je zelf geschreven?
Vijftien prentenboeken heb ik zelf geschreven. Ik maak ongeveer 1 boek per jaar. Blij met mij, Ik vlieg, Supermuis, Wie rijdt?, Ik ben de koning, Diepzeedokter Diederik, Oei!, Kraai, De kar van de koning, Meneer René, Boem, Franky, Garage Gust, Een huis voor Harry, Aap op straat.
Wat maakt prentenboeken voor jou anders dan andere kinderboeken?
Echte prentenboeken zij visuele vertellingen. Ik maak graag een onderscheid tussen geïllustreerde boeken en prentenboeken. Er is een wezenlijk onderscheid tussen die twee vormen. Echte prentenboeken ontstaan eerder vanuit het beeld dan vanuit de tekst. Dat betekent dat alle narratieve informatie in het beeld zit. Tekst is zelfs niet noodzakelijk. Daarom vind ik zelf de helderheid van het beeld zo belangrijk. Omdat het beeld de informatiedrager is moet die zo juist en duidelijk mogelijk communiceren. Compositie, kleur, eenvoud, ritme… het zijn allemaal middelen die helpen om een verhaal zo goed mogelijk te vertellen.
De tekst moet een relatie aangaan met het beeld. Ik vergelijk het wel eens met een lied waarbij de songtekst moet werken met de muziek en de melodie. Door dit samenspel ontstaat er een nieuw betekenisniveau. Tekst kan de tekening tegenspreken, aanvullen, ondermijnen, en omgekeerd. Er zijn zoveel mogelijkheden! Deze relatie tussen tekst en tekening is zo typisch voor een prentenboek. Ik probeer er telkens iets anders mee te doen: Franky (tekstballonnen), Boem (één woord, onomatopee) Garage Gust (rijm), Wie rijdt? (1 terugkerende vraag), Kraai (narratief vertellersperspectief), Aap op staat (geen tekst).
Ik vind de relatie tussen tekst en beeld razend interessant. Het gaat naar het hart van wat een prentenboek is. Het moet voor mij meer zijn dan een collectie mooie tekeningen.
Hoe ga je te werk bij het schrijven en illustreren van een prentenboek? Kun je jouw werkproces toelichten?
Inspiratie / idee
Het begint altijd aan mijn tekentafel, al schetsend, zonder veel na te denken als een soort écriture automatique, maar dan met beelden. Ik bind wat papier samen (dummy’s) en begin erin te schetsen. Ik volg letterlijk mijn hand en kijk wat er gebeurt. Het is een heel spannend proces, waarbij plots, op enkele seconden, iets ontstaat waar daarvoor nooit aan gedacht zou hebben. Ik probeer ideeën te ‘vangen’ zonder voorbedachte rade, zo spontaan mogelijk. Uit een beeld groeit een ruwe verhaallijn. Met dat beeld probeer ik een verhaal te tekenen, zonder woorden. Lukt het me een verhaal tot een goed einde te brengen? Kan ik alle stappen duidelijk maken zonder behulp van tekst? Als me dat min of meer lukt, ga ik er meer verder. Ik heb massa’s kleine boekjes met ideeën en verhalen die (nog) niet werken. Ik denk dat ik dit het meest creatieve moment vind van het hele proces.
Hoe ga je daarna verder?
Als ik eenmaal een goed ruw idee te pakken heb, ga ik kijken of het verhaal een kritische blik kan doorstaan. Ik ga het idee van alle kanten bekijken en ga verschillende vormen uitproberen. Ik ga ook al bekijken hoe de tekst er zou kunnen uitzien. Welke vorm moet die krijgen? Ik schets vele versies, waarbij ideeën toegevoegd of weggehaald worden. Ik streef naar eenvoud en vanzelfsprekendheid, maar ook naar verrassing en humor. Het mag vooral niet te vergezocht zijn.
Soms kan dit proces me een kant uitsturen die ik niet voorzien had. Dat kan goed uitpakken, maar soms raak ik zo ver verwijderd van mijn oorspronkelijke idee dat ik verloren loop in een bos van mogelijkheden. Dan is het belangrijk om terug te grijpen naar die allereerste kleine dummy. Daarin zie je weer wat je zo enthousiast maakte, en waar je terug naartoe moet. Het kan ook dat ik vast kom te zitten en alles opberg. Soms vind ik pas vele jaren later de oplossing voor een verhaal. Het is me al heel vaak gebeurt dat ik de meest eenvoudige oplossingen pas na veel omwegen ontdekte.
Welke illustratietechnieken gebruik je?
Ik heb veel verschillende technieken gehad, zoals pen en aquarel, kleurpotlood en gouache. De laatste 15 jaar werk ik bijna uitsluitend met acrylverf. Maar ook daar heb een heel leerproces en evolutie in doorgemaakt.
Is er veel veranderd in jouw werkproces tussen je debuut en nu?
Met elk boek leer ik bij. Een belangrijk verschil met mijn debuut is dat ik het uitwerken van de tekeningen zo lang mogelijk uitstel. Ik moet echt overtuigd zijn van het verhaal, en al een duidelijke richting voor de tekst hebben voor ik begin te schilderen. Ik maak tegenwoordig ook meer kleurstudies op de computer. Verder tracht ik mijn schildersproces telkens opnieuw te belichten, ook door nieuwe technieken en materialen te gebruiken.
Door de jaren heen is mijn werk van heel gedetailleerd, schilderachtig en plastisch, naar een ruwere, spontane werkwijze geëvolueerd. Voor Harry heb ik bijvoorbeeld een transparante manier van werken gecombineerd met een dekkende licht op donker techniek. Dat levert een interessante spanning op. Aap op straat deed ik het weer anders. Ik plakte voertuigen en personages af met tape en ging op een heel ruwe spontane manier deze ‘sjablonen’ invullen met verf. Voor het eerste gebruikte ik ook een vast palet van vooraf gemengde kleuren die doorheen het hele boek terugkomen. Ach, elk boek is een nieuwe wereld en stelt nieuwe regels.
Wat zijn echte leermomenten geweest?
Die zijn er zoveel! Elke dag eigenlijk. In 1999 durfde ik voor het eerst zelf een verhaal te schrijven. Dat was een belangrijk moment. Ik besefte dat dit voor mij de beste manier van werken was.
Enkele jaren later viel de puzzel helemaal in mekaar toen ik Wie rijdt? maakte. Dieren, voertuigen, het klopte plots allemaal. Het inzicht dat een krachtig visueel idee het allerbelangrijkst is voor een prentenboek heb ik hier geleerd.
Ik heb ook veel geleerd van de mislukte (opdracht)boeken die ik om de verkeerde redenen gemaakt heb. Het deed me inzien dat het zo belangrijk is om enkel te doen waar je rotsvast in gelooft. Het is de enige manier om goed werk af te leveren.
Tijdens het maken van Meneer René drong het tot me door dat prentenboeken maken echt een vak is. Het is niet iets dat je er even bij doet. Ik besliste om met opdrachten te stoppen en me er volledig op toe te leggen. Een prentenboek maken is een heel serieuze zaak die alle aandacht en concentratie vraagt.
Aan welk boek bewaar je de beste herinneringen en op welke ben je het meest trots?
In 2009, toen Meneer René voor de helft klaar was, besliste ik om bij mijn toenmalige uitgever weg te gaan. Ik moest dus op zoek naar een andere uitgever maar wilde dat niet doen met een half afgewerkt boek. Maanden werkte ik verder zonder te weten of, en waar het zou uitgegeven worden. Ik kwam uiteindelijk bij Querido terecht en dat was een bijzonder moment. Het voelde als thuiskomen na een tocht door de woestijn. Meneer René zal altijd met dat moment verbonden blijven. Daarnaast is René ook mijn meest persoonlijke boek, denk ik.
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?
Ik bestudeer graag prentenboeken. Ik tel het aantal pagina’s, in welke vorm de tekst geschreven is, hoe het verhaal is opgebouwd, etc.
Veel van mijn favorieten komen uit de jaren 50 en 60 zoals Maurice Sendak, Tomi Ungerer, Shell Silvertein, Bruno Munari, Leo Lionni, maar ook Max Veldhuijs, Wolf Erlbruch, Jon Klassen, Oliver Jeffers, Peter Brown, Shaun Tan, Dick Bruna, Emily Gravett, Benji Davis… ach teveel om op te noemen. En dan heb ik het niet eens over de vele talentvolle collega’s uit Vlaanderen en Nederland gehad!
Het viel me onlangs op dat mijn favoriete boeken bijna allemaal door schrijvers/illustratoren zijn gemaakt. Is het door de eenheid van vorm en inhoud, tekst en tekening, dat hun boeken zo krachtig werken? Eén stem die spreekt. Ik weet het niet.
Ik weet wel dat deze boeken wérken voor kinderen en dus automatisch ook voor volwassenen. Ik geloof namelijk dat volwassenen ook kinderen zijn, maar dan met een diploma en een job. Verder is er maar weinig verschil.
Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?
Ik ben net begonnen aan een nieuw boek! Deze keer was er een weelde aan verhalen en ideeën om uit te kiezen. Uit een zestal voorstellen heb ik het idee gekozen dat het verste van Aap op straat stond.
Ik denk dat het krachtig en verrassend is. Er komen geen voertuigen in voor, geen witte achtergronden maar wel… een draak! Of toch niet?
Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende auteurs en illustratoren (van prentenboeken)?
Veel kijken en veel lezen. Leg de lat hoog voor jezelf. Wees niet te snel tevreden. Wees eerlijk. Probeer te schrijven! Laat je niet ontmoedigen. Maar vooral: vind je eigen stem.
Wil meer weten over Leo Timmers en zijn werk? Neem dan eens een kijkje op zijn eigen website.
Dag Mark, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?
Sinds 2016 nemen mijn eigen prentenboeken de meest belangrijke plek binnen mijn oeuvre in. Het zijn de boeken die mij de beste mogelijkheden geven om mijn verhaal te vertellen en waar ik echt kan uitpakken met de illustraties. Het zijn meestal boeken op mooi groot formaat en ik probeer er echt wat bijzonders van te maken. Tot op heden heb ik vier prentenboeken zelf geschreven; Mijn debuut “Niets gebeurd” in 2016, “Dino’s bestaan niet in 2017 en “Eiland” in 2018, alle van Lemniscaat, plus “Eén eenhoorn, alsjeblieft!” met uitgeverij Moon 2018.
Je hebt pas recent zelf je eerste prentenboek gemaakt?
Wat de mensen bijna niet meer weten, is dat ik in het begin van mijn loopbaan, in 2002, al een eigen prentenboek heb gemaakt (“De grote verrassing”). Daarna heb ik niets meer gemaakt, behalve het illustreren van honderden kinderboeken voor andere auteurs. Het is er gewoon niet meer van gekomen en het heeft jaren geduurd voordat ik weer een prentenboek illustreerde… Dat werd een prentenboekenreeks over voetbal genaamd “de Voetbalbengels”, van auteur Gerard van Gemert (Clavis). Ik tekende daarna Roodkapje voor Van Goor en de Efteling en daarna heb ik de prenten gemaakt van ‘Ik wil een leeuw!’ van Annemarie van der Eem (Lemniscaat) in 2017. Dit laatste boek plaats ik met alle liefde in het rijtje van bijzondere boeken die ik na mijn switch in 2016 maakte.
‘Niets gebeurd’ is uitgekomen in 2016 en beschouw ik als mijn debuut. Ik ben al 21 jaar bezig als illustrator, maar ik vond de tijd nog niet rijp om met eigen werk te komen. Ik had wel een heel duidelijk beeld in mijn hoofd, hoe mijn boeken er uit zouden moeten zien. Welke look en feeling en techniek, maar ik had het nog niet in de vingers. Ik wist eigenlijk niet goed hoe ik het moest aanpakken. Dat heeft jaren geduurd totdat alle losse eindjes opeens wél bij elkaar kwamen. Alsof een vulkaan tot uitbarsting kwam. Ik maakte in één penseelstreek alle illustraties van ‘Niets gebeurd’ achter elkaar, zonder dat een illustratie over gedaan moest worden en met deze stapel ging ik naar uitgeverij Lemniscaat. Of ze er wat in zagen…Het boek is meteen uitgegeven en voor mij is er enorm veel positiefs gebeurd sinds …..”Niets gebeurd”.
Wat maakt prentenboeken voor jou anders dan andere kinderboeken?
Ik ben een echte beelddenker en mijn hele leven al ben ik gefascineerd door het beeld in kinderboeken. Niets ten nadele van de echte leesboeken, maar ze begeven zich op een andere planeet voor mij. Je hebt de planeet van het woord en de planeet van het beeld. Ze hebben zich onderling nodig in de kinderboeken. Soms zelfs minimaal of helemaal niet. Als dat laatste het geval is, dan kom je wat meer in de prentenboeken terecht en daar kan ik mijn talent meer laten zien dan in de leesboeken die terecht door de auteurs gedragen worden. Artistiek kom ik dus het best tot mijn recht in een prentenboek.
“Dino’s bestaan niet” is gekozen in de Prentenboek Top 10 voor de Nationale Voorleesdagen 2019 en won een Vlag en Wimpel van de Penseeljury. Waar gaat het boek over?
Het boek gaat over twee broertjes die ’s avonds laat dino’s gaan vangen in het bos. Het jongste broertje neemt het heel serieus op, terwijl zijn oudere broer weet dat ze een spel spelen. Hij doet ALSOF ze dino’s gaan vangen. Maar wie van de twee heeft het bij het rechte eind? De lezer ziet allerlei taferelen ontrollen die de kinderen niet zien, omdat in de prenten heel erg wordt uitgezoomd. Er zijn hele landschappen te zien waarin men zich de vraag kan stellen; zijn dat nu wel of geen dino’s?
Wat heel bijzonder aan het boek is, dat er vier prenten in staan die je kunt uitklappen tot een tekening van een meter breed. Ik hield mezelf als jochie van 6, 7 of 8 jaar oud voor ogen; wegdromend bij prachtige prenten waarop heel veel te zien was. Dat wilde ik aan de lezer geven. Geen tekeningen waar je in één oogopslag alles gezien hebt, maar waar je kunt blijven kijken en telkens nieuwe dingen ontdekt. Aandacht voor het grote geheel, maar ook voor het kleinste detail.
Hoe ben je op het idee gekomen voor dit prentenboek?
Dat is een leuke anekdote. Ik woon in Zuid-Limburg en mijn hobby is wielrennen. Een paar keer per week fiets ik naar het zuiden richting de Belgische stad Luik. Toen ik boven op een heuvel over het Luikse landschap keek, zag ik eigenaardige heuvels rond de stad liggen. Die had ik al vaker gezien natuurlijk, maar in een jolige bui, zag ik er opeens de ruggen van dino’s in. Op de terugweg naar huis, kwam het verhaal opborrelen dat kinderen langs de heuvels liepen en niet wisten welk groot gevaar ze liepen. Wij als verre toeschouwer zien er een dino in, maar de kinderen zo vlakbij, zouden alleen maar een begroeide heuvel zien. Het boek was geboren!
Wat ga je doen voor de promotie van het boek?
Ik kom zelf wat minder in actie, maar rond de kinderboekenweek zit ik vol met lezingen en workshops waarin de Dino’s ook naar voren komen natuurlijk. Er komt een reizende tentoonstelling van de prenten langs de kinderboekhandels in Nederland en in de grote bibliotheek van Rotterdam komt gedurende de hele zomerschoolvakantie een grote ‘Dino’s bestaan niet’ expositie met dino-glijbaan en experience-hoek. Op 24 augustus om 14 uur ben ik er trouwens persoonlijk om voor te lezen, te signeren en boeken te verkopen. U bent allen meer dan welkom!
Hoe ga je te werk bij het schrijven en illustreren van een prentenboek?
Het idee krijgen is het moeilijkste. Dat is de basis van alles. Dat moet goed zijn; het moet kloppen, het moet simpel en eenvoudig zijn; je moet het meteen snappen. Juist dat eenvoudige is het moeilijkste, want je bent al snel geneigd om hele verhalen en zijlijnen er bij te halen om zaken uit te leggen. Dan wordt het echter te ingewikkeld en zwakt het de kwaliteit alleen maar af. Zo’n idee krijgen is moeilijk hoor. Vaak gaan er maanden voorbij waarbij je echt wilt dat er wat gebeurt op dat vlak. Het zijn daarom vaak hele toevallige ingevingen of gedachtes. Het idee voor Eiland kwam in 3 secondes tot me, terwijl ik al maanden zoekende was. Het klopte van begin tot eind en dan weet je dat het zover is.
Dan ga je het heel snel op papier krabbelen. Steekwoorden en hele snelle schetsen om de kern vast te leggen. Als dat is gebeurd, ligt het vast en haal je opgelucht adem. Vervolgens ga je het uitwerken; met schetsen, met schaven en doorhalen. Je verdeelt je idee in 12 stukjes. Het zijn de 12 spreads van een klassiek prentenboek. Je kijkt of het ritme klopt en of de pay-off goed uit de verf komt. Is één spread genoeg hiervoor of toch twee. Je bent bezig met het idee in de juiste pasvorm te gieten.
Na het schetsen ga ik verder met het schilderen op papier. Ik werk de karakters, de dieren en alle andere items die in de illustratie komen uit met aquarel. Op het laatst poets ik op de computer storende zaken weg met Photoshop. Dat wil dus zeggen dat het een digitaal bestand wordt.
Is er veel veranderd in jouw werkproces tussen je debuut en nu?
In het werkproces niet, maar ik neem er nu wel veel meer tijd voor. Ik heb meer rust en geef het alle tijd om het beste naar voren te halen. Vroeger was ik wat gehaaster en ook wat minder overtuigd van mijn eigen werk helaas. Daarom twijfel je wat meer en neem je ook niet de luxe om er eindeloos aan te werken. Ik ben dus gegroeid in zelfvertrouwen en geloof in eigen kunnen…
Wat zijn echte leermomenten geweest?
Echte leermomenten dienen zich onaangekondigd aan; dat zijn bijvoorbeeld toevallige ontmoetingen met collega illustratoren geweest die (voor 2016) vertelden dat ze nee durfden te zeggen tegen opdrachten die hen niet goed pasten, ook al konden ze de vergoeding goed gebruiken. Of mededelingen dat je je hart moet volgen in je werk. Zaken die mij op de juiste momenten voedden om ze toe te passen.
Aan welk boek, auteur en/of uitgeverij bewaar je de beste (of leuke) herinneringen en op welke ben je het meest trots?
Ik ben trots op de fijne samenwerkingen met verschillende auteurs. Daarnaast heb ik natuurlijk leuke herinneringen aan mijn allereerste gesprek bij uitgeverij Lemniscaat toen ik totaal out of the blue met een stapel illustraties aankwam (“Niets gebeurd”) en men zich letterlijk afvroeg onder welke steen ik al die jaren had gelegen.
Verder ben ik heel trots op mijn laatste eigen prentenboek “Eiland” dat ik gelijktijdig voor een grote Chinese uitgeverij heb gemaakt, als voor Lemniscaat. De Chinese rechten liggen bij de Chinese uitgeverij en alle andere wereldrechten bij Lemniscaat.
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?
Tijdens mijn kunstacademie-periode kocht ik alle boeken van de Oostenrijkse illustratrice Lisbeth Zwerger. Haar werk heeft me de eerste basis gegeven in de aquarel schildertechniek, die ik eigenlijk nog tot op heden gebruik. De laatste jaren komen er geen boeken meer van haar uit, wat ik heel jammer vind. Op dit moment kan ik ook erg genieten van een groep illustratoren die ons allen wel bekend is. Ik ga geen namen noemen, want daar doe ik anderen weer mee te kort, maar ze maken op dit moment de meest opvallende en mooiste boeken in prentenboekenland.
Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?
Ik heb op dit moment van schrijven inderdaad een nieuw idee in mijn hoofd. Als het goed gaat en wordt goedgekeurd door de uitgever, dan wil ik daar na de zomer aan beginnen. Ik kan niet te veel verklappen, maar waarschijnlijk wordt het weer tekstloos (zoals Eiland) en het thema is Monsters. Ergens in 2019 komt het dan uit. Spannend!!!!
Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende auteurs en illustratoren (van prentenboeken)?
Ja, dat heb ik wel; soms moet je jezelf meer tijd gunnen. Prentenboeken zijn geweldig om te maken, maar als je gevoel zegt, dat je nog niet het onderste uit de kan kunt halen; wacht dan gewoon nog even. Je hoeft niet meteen in de Champions League uit te komen; probeer eerst in een klasse er onder de top te halen!
Ik ben een hele trage leerling geweest; maar liefst 18 jaar heeft het geduurd voordat de tijd er rijp voor was. In de tussentijd had ik ook bepaald niet stil gezeten; ik maakte hele goede illustraties voor talloze kinderboeken, voor schoolboeken en een hoop andere projecten. Het gaf in 2016 wel de basis om meteen heel goed te debuteren en dat is ook wat waard!
Wil meer weten over Mark Janssen en zijn werk? Neem dan eens een kijkje op zijn eigen website.
Dag Marianne en Ron, welke plek hebben prentenboeken in jullie oeuvre?
Het klinkt misschien raar, maar al onze boeken zijn ons even dierbaar. Het ene verhaal komt beter uit de verf als prentenboek, terwijl een ander verhaal beter in een bundel met verschillende verhalen tot zijn recht komt. Prentenboeken onderscheiden zich vooral door de meer prominente rol van de illustraties. Maar zonder een goed verhaal kun je natuurlijk ook geen boeiend prentenboek maken.
Hoe gaan jullie je te werk bij het schrijven van een prentenboek?
Af en toe gaan we samen ‘ideeën bedenken’ voor nieuwe boeken. Wijntje, hapjes, en aan de slag. Als we een aantal ideeën hebben bedacht, leggen we die voor aan één van onze uitgevers. Als we groen licht krijgen, gaan we aan het werk. We praten samen in grote lijnen het verloop van het verhaal door. Vervolgens gaat één van ons beginnen. De ander werkt dan verder aan een ander boek. We werken soms wel aan vier boeken tegelijk. Later wisselen we om en uiteindelijk gaan we met z’n tweetjes achter de computer zitten om de puntjes op de i te zetten.
Jullie hebben al heel wat prentenboeken geschreven. Hoe zorgen jullie er voor dat ieder boek toch weer uniek en verrassend is?
Tja, dat weten we ook niet precies. In feite maken we wat we zelf ook leuk vinden. We zijn doorlopend op zoek naar nieuwe ideetjes, maar dat gaat inmiddels bijna vanzelf. Er liggen ook altijd bloknootjes naast ons bed; je weet tenslotte maar nooit wat je ineens te binnen schiet! Ook tijdens onze vakanties willen de ideeën nogal eens opborrelen.
Aan welk prentenboek bewaren jullie de beste (of leuke) herinneringen / op welke zijn jullie het meest trots?
De prentenboeken van muis en egel, die gebundeld zijn in “De mooiste verhalen van muis en egel” zullen altijd een bijzondere plek in blijven nemen. Maar ook “De kleine engel die geluk bracht” van Mark Jansen is ons erg dierbaar. Op dit moment zijn we bijvoorbeeld heel erg blij met “Het dikke dierenboek”, vol met prachtige platen over allerlei dierentuindieren. Dat boek hebben Ivan Lodde en Ilia Frins van tekeningen voorzien. Ze maken eigenlijk alleen maar mooie dingen.
Hebben jullie zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jullie favorieten?
De prentenboeken van Max Velthuijs en bijvoorbeeld de boeken van Mariken Jongman en Irene Goede over Wasbeer en Otter vinden we erg leuk. Die prentenboeken springen eruit omdat ze niet alleen prachtige tekeningen, maar er ook een goed verhaal in wordt verteld. En dat laatste missen we nog wel eens in prentenboeken.
Zijn jullie momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kunnen jullie al een tipje van de sluier oplichten?
We zijn momenteel bezig met een aantal nieuwe prentenboeken. Zo komt er een nieuw prentenboek samen met Sam Loman (“De kikkertjes gaan naar school”) en een nieuw deel in de winkeltjesreeks met Ingrid ter Koele (“Het feestwinkeltje”) en ook een nieuw deel in de poepfabriek-reeks (“De drollendraaier”) met Ivan en Ilia. Maar dat zijn er dan nog maar een paar van een lange ‘to do list’.
Voor een nieuw boek zijn jullie in samenwerking met uitgeverij Unieboek / Spectrum op zoek naar een illustrator. Waarom doen jullie dat middels een “open sollicitatie”/ winactie? En waar gaan jullie goed op letten bij het ingezonden werk?
De ‘wedstrijd’ is bedacht om uiteindelijk iemand een kans te geven. Wij hebben zelf ook ontzettend moeten ploeteren om te bereiken wat we nu bereikt hebben. We mogen al jaren werken met talloze top illustratoren, zoals Dagmar Stam, Ivan en Ilia, Mark Jansen, Alex de Wolf, Ingrid ter Koele en Eefje Kuijl. Toch moeten er ook heel goede illustratoren zijn die simpelweg nog niet aan de bak gekomen zijn. Zo iemand hopen wij nu te vinden.
En waar wij op zullen letten? Het belangrijkste is dat iemands tekeningen bij ons werk passen. Maar de tekeningen moeten ook technisch kloppen. Iemand kan misschien een schattig beertje tekenen, maar kan iemand datzelfde beertje dan óók tekenen als hij een koprol maakt of in een sloot springt? En natuurlijk zal ook de uitgeverij bekijken of de tekeningen een groot publiek zullen aanspreken.
Hebben jullie tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren en schrijvers (van prentenboeken)?
Houd er altijd rekening mee dat uitgeverijen bedolven worden onder de manuscripten en vele tekeningen van beginnende schrijvers en illustratoren. Stuur dus alleen iets op wat (in jouw ogen) echt helemaal perfect is. En het allerbelangrijkste is: geef nóóit op, en luister heel goed naar alle kritiek die je kunt krijgen. Je kunt die kritiek tenslotte altijd nog naast je neerleggen!
Wil je meer weten over Marianne Busser en Ron Schröder en hun werk neem dan eens kijkje op hun website.
De tekst is natuurlijk korter dan andere kinderboeken en er moet veel te zien zijn. Vandaar dat de personages in een prentenboek vaak op reis gaan.
Je hebt ook veel prentenboeken vertaald en bewerkt. Hoe vind je dat om te doen en is het een goede leerschool voor je eigen werk?
Eigenlijk wel. Ik heb prentenboeken van geweldige schrijvers en tekenaars mogen vertalen, zoals Benji Davies en Jon Klassen. Ik leer eigenlijk van elke vertaling weer iets. Het is een fijne manier om me met kinderliteratuur bezig te houden, naast het zelf schrijven.
“Ik ben bij de dinosaurussen geweest” is gekozen in de Prentenboek Top 10 voor de Nationale Voorleesdagen 2018. Helpt dat bij de promotie en verkoop van het boek?
Het is fijn dat door de voorlees top tien nóg meer kinderen het boek kunnen bekijken en lezen .We hebben een aantal lezingen gedaan, niet heel veel, maar dat komt eerlijk gezegd doordat ik daar dit jaar niet veel tijd voor had.
Ik wilde graag een prentenboek met tekenaar Floor de Goede maken. En hij was zelf een dino-jongetje. Hij kende allerlei soorten, al op heel jonge leeftijd. Dus daar kwam het verhaal vandaan, eigenlijk gaat het over hemzelf.
Hoe ga je te werk bij het schrijven van een prentenboek?
Vaak begint het met het plan om met een bepaalde tekenaar te gaan samenwerken. Soms praten we samen over een idee, maar meestal laat ik me inspireren door het werk van de betreffende tekenaar. Vaak komt er dan een bepaald idee in mijn hoofd. Dan moet er nog een hoofdpersoon bedacht worden en een verhaal waarbij veel te tekenen valt. Een verhaal met alleen maar gedachtes werkt niet voor een prentenboek.
Wat ik door de jaren heen geleerd heb is vooral dat een tekst soms korter kan dan ik in het begin deed. Ik probeer nu zoveel mogelijk over te laten aan de tekeningen.
Aan welk boek, auteur en/of uitgeverij bewaar je de beste (of leuke) herinneringen en op welke ben je het meest trots?
Dat is moeilijk te zeggen. Ik werk erg graag met mensen als Floor de Goede, Mattias De Leeuw, Alain Verster, Marije Tolman en anderen samen. Het punt is: er zijn zoveel leuke mensen in de kinderliteratuur! Ik hou erg van het samen uitdenken van een boek. Wat dat betreft is het lastig om er één boek uit te halen. En er zijn ook tekenaars die ik uitermate bewonder en met wie ik heel graag (nog) eens zou werken, zoals Leo Timmers, Ludwig Volbeda, Philip Hopman, Carll Cneut, Annemarie van Haeringen, Charlotte Dematons, Ingrid & Dieter Schubert, Sanne te Loo, Thé Tjongh King, Anton Van Hertbruggen – och, er is nog zoveel te wensen!
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?
Ik hou heel erg van het werk van Jon Klassen (en Mac Barnett) en van Benji Davies. Gelukkig mag ik die ook vertalen. En een van mijn allergrootste favorieten is de geweldige Kitty Crowther. Hun werk is uit duizenden te herkennen, en zowel erg knap alsook écht voor kinderen.
Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?
Op dit moment zijn twee tekenaars bezig met het illustreren van mijn verhalen. Dat worden trouwens geen prentenboeken, maar dikkere boeken voor wat oudere kinderen. ‘Een bamboemeisje’ met Mattias De Leeuw en ‘Vosje’ met Marije Tolman. Daar verheug ik me erg op.
Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende auteurs en illustratoren (van prentenboeken)?
Vooral heel veel prentenboeken lezen! Door de kunst af te kijken leer je altijd weer iets bij.
Dag Jozua Douglas, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?
Ik heb alleen prentenboeken geschreven. Elf in totaal. Negen daarvan zijn non-fictie prentenboeken die ik voor de serie Willewete van Clavis schreef.
Prentenboeken zijn heel ander soort verhalen. Ze zijn korter en eenvoudiger van structuur en worden gemaakt voor een heel jonge lezersgroep, maar daarom niet minder moeilijk om te maken.
“De Kusjes-Krokodil?” is gekozen in de Prentenboek Top 10 voor de Nationale Voorleesdagen 2018. Hoe is het tot stand gekomen?
Het woord “Kusjeskrokodil” kwam zomaar ineens in mij op. Het leek me een leuk karakter voor een bedtijd verhaal. Ik verzon er allerlei andere beesten bij en zo ontstond het boek.
Het nieuwe boek is een heruitgave van het boek dat in 2009 uitkwam. Het boek werd destijds door de uitgever al vrij snel verramsjt. Toen ik bij een andere uitgever terechtkwam heb ik het daar opnieuw aangeboden. De illustrator, Loes Riphagen, vond het een leuk idee om het boek weer uit te brengen, maar ze wilde wel de illustraties opnieuw maken.
Ik heb samen met Loes een optreden gedaan in de Utrechtse bibliotheek. Het had me geweldig geleken om meer optredens te doen, maar ik heb al mijn tijd nodig voor Het Kinderboekenweek geschenk dat ik voor dit jaar aan het schrijven ben.
Hoe ga je te werk bij het schrijven van een prentenboek? Kun je jouw werkproces toelichten?
Bij een prentenboek draait alles om een enkel goed idee. Dat is het lastigst. Er zijn al zoveel goede prentenboeken en om echt met iets goeds of origineels te komen is niet eenvoudig. Ik ga dus alleen aan de slag als ik een echt goed idee heb. En dat kan soms even duren. Als ik eenmaal iets heb, ga ik het uitwerken tot een verhaal dat over minimaal 12 spreads verdeeld kan worden.
Aan welk boek, auteur en/of uitgeverij bewaar je de beste (of leuke) herinneringen en op welke ben je het meest trots?
Ik vind “De kusjeskrokodil” nog steeds een heel leuk boek. Het is mijn eerste boek en de herinneringen daaraan zijn daardoor alleen al bijzonder. Ik vond het een ongelooflijke ervaring om het proces van verhaal tot boek van dichtbij mee te maken.
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?
Ik vind Tjibbe Veldkamp een geweldige prentenboekenmaker. Zijn verhalen zijn erg origineel en zitten goed in elkaar. Daarnaast weet hij tekst en beeld op een heel goede manier op elkaar aan te laten sluiten. Daarnaast ben ik fan van Julia Donaldson en Axel Scheffler, bekend van onder andere “De Gruffalo“.
Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?
Nee, ik ben op dit moment niet bezig met een prentenboek. Er is nu door andere projecten te weinig ruimte in mijn hoofd. Maar dat betekent niet dat ik niet ineens een idee kan krijgen en dat ik er toch naast de andere projecten mee bezig ga.
Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende auteurs en illustratoren (van prentenboeken)?
Laat je niet ontmoedigen als je werk niet wordt geaccepteerd door een uitgever, maar ga door. Maar neem een afwijzing wel serieus. Uitgevers weten echt wel wat een goed boek is en wat niet. Natuurlijk zijn er altijd uitzonderingen, maar meestal hebben ze gewoon gelijk.
Ik heb heel veel afwijzingen gehad, meestal zonder opgaaf van reden. Na zo’n afwijzing dacht ik: oké, jammer, maar nu verder. Ik las ontzettend veel prentenboeken van anderen en vergeleek ze met mijn eigen werk. Al gauw ontdekte ik hoe ik mijn werk kon verbeteren en probeerde het opnieuw. En weer opnieuw. En weer opnieuw. Tot er een uitgever geïnteresseerd was in één van mijn boeken.
Wil meer weten over Jozua Douglas en zijn werk? Neem dan eens een kijkje op zijn eigen website https://www.jozuadouglas.com/ .
Dag Thea Dubelaar, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?
Sinds ‘Kuiken en de zee’ dit jaar verscheen, is het prentenboek voor het eerst echt aanwezig in mijn schrijversleven. Ik schrijf al vanaf 1978.
Na mijn debuut ‘Sjanetje’ dat meteen een zilveren griffel kreeg, schreef ik veertien jaar alleen maar lange proza verhalen. Het idee om een prentenboekentekst te schrijven kwam niet eens in me op.
Op een dag schreef ik ‘Wil je mijn vriendje zijn?’ Een korte tekst met een duidelijke verdeling in scènes. Alex de Wolf illustreerde het verhaal heel levendig en grappig. Dat werd – min of meer per ongeluk – mijn eerste prentenboek (Uitg. Ploegsma 1992).
Daarna schreef ik een aantal verhalen die meer prentenboek dan leesboek werden omdat er zoveel illustraties bij stonden dat die bijna belangrijker waren dan de tekst. De drie dappere Chris boeken 1994-1997(illustraties Melany Erhardy), Sander 1998 (met Georgien Overwater), Sander is stout/lief 2009 (met Elly hees) en ‘Nanseli waar ren je heen?’ 1999 geïllustreerd door Gitte Spee en bekroond met de White Raven 2000.
In 2002 schreef ik voor het eerst een echte prentenboekentekst op rijm. Waarom toen? Geen idee, het gebeurde gewoon. ‘Wiegelied’ was mijn eerste, als prentenboek geschreven boek. Mies van Hout maakte de prachtige platen bij ‘Wiegelied’.
En toen kwam ik in 2012 Jenny Bakker tegen. We wilden samen iets doen, verzonnen verschillende dingen, maar uiteindelijk kwamen we in 2014 uit bij Kuiken. Een opzetje van mij, een storyboard van Jenny, veel heen en weer gepraat met als uiteindelijk resultaat een beeldschoon, gedeeltelijk handgemaakt boekje: ‘Kuiken in de sneeuw’. Met een tekst die helemaal vanzelfsprekend weer op rijm was.
Kun je wat meer vertellen over “Kuiken en de zee”?
Jenny wilde een zomers boek over Kuiken maken en vroeg of ik een idee had.
Meteen herinnerde ik me weer de dagen in de grote vakantie dat ik met mijn moeder, broers en zusjes door de duinen naar zee liep met twee kinderwagens. In de ene lag mijn babyzusje geduwd door mijn moeder en de ander was vol met kleden om op te zitten, boterhammen en flessen aanmaaklimonade, handdoeken en badpakken en die wagen duwden wij. We lieten hem altijd los boven op De Kruisberg zodat hij naar beneden sjeesde met ons er achter aan tot grote ontsteltenis van eventuele voorbijgangers die natuurlijk dachten dat er een kind in die wagen lag.
…Dus stelde ik Jenny voor om Kuiken naar zee te laten gaan samen met…. Oma, bedacht Jenny.
Aan mij om een verhaallijn te bedenken. In feite verzin ik wat er gebeurt altijd al schrijvende. Ik ben niet in staat om van te voren al het hele gebeuren uit te broeden. Ook niet bij een gewoon boek.
Meteen in de eerste spreadtekst schreef ik : “Maar wat is zee? Weet oma dat? Ja wel, de zee is nat”. En de rest volgt dan vanzelf. Nat, Plas, Groot, Zout en voor je het weet, staan ze op een duin en zien de zee.
Van mijn eerste, nog helemaal niet mooie tekstje, maakt Jenny een storyboard uitgaande van hoe zij de spreads getekend voor zich ziet. Sommige deeltjes van mijn opzet vervallen dan, anderen verzin ik naar aanleiding van Jenny’s schetsen er bij. Als zij gaat tekenen, begin ik te schaven aan de tekst. Tien, twintig keer lees ik de tekst weer en verander hem. Tot op de laatste dag voor het boek naar de drukker gaat, werk ik aan de tekst.
In een recensie over Kuiken en de zee stond iets wat voor mij een ontdekking was.
…Na het lieve en sfeervolle “Kuiken in de sneeuw” is dit boek een mooi avontuur over een schattig blauw kuikentje wat gaat ontdekken wat de zee eigenlijk is. Want hoe weet je nu wat iets is als je het nog nooit gezien hebt?…
Pas toen ik die laatste zin las, realiseerde ik me waarnaar Kuiken op zoek was en dat je, ook als je de zee op tv, tablet of illustratie hebt zien, nog niet weet hoe het is om bij of in zee te zijn. Via dit verhaal breng ik mijn eigen gevoel van de vakantiedagen aan zee over op de jonge lezer. Niet hoe zee er uitziet, maar hoe het voelt, wat de essentie van zee is.
Wat is het verschil met schrijven van “gewone kinderboeken”?
Wat prentenboeken voor mij zo anders maakt als een gewoon boek is het feit dat het verhaal in mijn hoofd niet alleen in woorden verteld zal worden, maar ook in beeld. Een deel hoeft daardoor niet geschreven te worden. Tegelijkertijd krijgt het verhaal een andere dimensie.
Bij een boek heb ik eigenlijk nooit echt een fysiek beeld van de personen die een rol spelen in mijn verhaal. Ik beschrijf hun binnenkant, ken ze van haver tot gort, maar of ze wit, zwart of rood haar hebben weet ik niet en het kan me ook niet veel schelen. Net als in het gewone leven.
Als ik iemand ontmoet, dan ben ik voor 300% op die persoon gefocust maar achteraf ben ik absoluut niet in staat om te vertellen wat hij of zij aanhad, hoe het haar zat en of de handen mooi of lelijk waren. Ik weet wel in welke stemming die persoon was en wat hem bezig hield, wat voor soort mens het is.
Bij prentenboeken speelt die fysiek zichtbare kant juist een heel belangrijke rol.
Heb je zelf favoriete prentenboeken? En waarom zijn dit jouw favorieten?
De boeken van Arnold Lobel.
Omdat ze altijd over gevoel gaan, niet over tastbare, zichtbare dingen maar over wat er met je gebeurd doordat je die dingen ziet of meemaakt.
En vanwege zijn perfecte teksten. Hij vertelde ooit in een interview dat hij langer over de teksten deed dan over de illustraties. Juist omdat die teksten zo kort waren, moesten ze tot op de millimeter nauwkeurig kloppen. Dat geldt voor mij ook.
Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?
Ja. De tekst is al redelijk compleet en al minstens 30 keer bijgewerkt. Ik ben nu op zoek naar een illustrator. Het is moeilijk om te kiezen. Er zijn zoveel mensen die prachtige dingen maken.
Het boek gaat over het eendje Prul dat een cocon van de zijdevlinder vindt en denkt dat het een ei is. Een verhaal over mooi/lelijk/ verbazing/ opschepperij / minachting en ware schoonheid.
Heb je tot slot nog tips voor beginnende auteurs van prentenboeken?
Wordt eerst een goed schrijver en waag je dan pas aan een prentenboek tekst.
Wil meer weten over Thea Dubelaar en haar werk? Neem dan eens een kijkje op haar eigen website http://www.theadubelaar.nl
Dag Harriët van Reek! Nog gefeliciteerd met de het winnen van het gouden penseel voor “Lettersoep”! Kun je wat vertellen over hoe “Lettersoep” tot stand is gekomen?
Ik wilde iets doen met letters en met verbeelding. In een verhaal en tekening ben je vrij
om te doen wat je wilt. Letterel, de hoofdfiguur, een fantast geobsedeerd door letters,
vertaalt alles wat hij denkt en ziet naar letters.
Voordat Letterel en letterpoes er echt waren, waren er nog 2 andere versies, waarvan de eerste begon met een heel arm mannetje dat helemaal niks te eten had en in zijn fantasie kruipt om zijn armzalige leven kleur te geven.
Vanaf het allereerste idee tot het inleveren ben ik er zo’n 2 a 3 jaar bezig mee geweest.
Eerder maakte je het prentenboek “Letterdromen met Do”. Wat heb je met letters?
Letters zijn een soort wezens, die recht overeind staan. En dus ook zelf iets kunnen zeggen en zijn. Net als een personage eigenlijk.
Welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?
Ik heb 7 boeken gemaakt, ongeveer iedere vijf jaar een prentenboek.
De Avonturen van Lena lena. Daar is ook een app van, met animaties, leuke
kriebelgeluidjes en vertelstemmen in het Deens, heel grappig!, het Japans, Engels
en..Nederlands.
Het bergje Spek;
Henkelman, ons Henkelmannetje;
Bokje;
Letterdromen met Do;
Edith & Egon Schiele;
Lettersoep.
Ik heb naast prentenboeken beeldende theatervoorstellingen gemaakt, poppenkast voor
televisie, performances en ben beeldend kunstenaar. Het maken van een boek doe ik als het opkomt, als er iets verteld moet worden. En dat gaat heel rustig. Als het plan concreet wordt, laat ik het andere werk liggen en neem ik er alle tijd voor. Dat duurt ongeveer een half jaar.
Hoe ga je te werk bij het maken van een prentenboek?
Het begint met wat schetsjes en zinnen in een schriftje. Dat doe ik ongeveer een jaar
en dan ga ik dat tekenen, verbeteren, veranderen of ik begin zelfs helemaal opnieuw.
Dus tijdens het schetsen en tekenen kristalliseert het idee. Dan ga ik het echt
afmaken.
In de tekst verandert er nog veel. Het wordt steeds soberder, er valt steeds meer af,
zo ook bij de tekeningen. Ik zoek naar een essentie en al de rest moet weg.
Heel veel overdoen, opnieuw doen, net zo lang tot het ook een week of 2 later nog
mijn goedkeuring heeft.
Is er veel veranderd in jouw werkproces tussen je debuut?
Nee, eigenlijk niet. Het zijn altijd eerst schriftjes met tekeningen en zinnen/verhaaltjes
die ik daarna ga uitwerken. Maar ik ben wel bedachtzamer en preciezer geworden.
Jammer vind ik dat.
Wat zijn echte leermomenten geweest?
Ieder boek is wel een leermoment, omdat je altijd beter, anders wilt. Maar wat ik interessant vond is om te werken met een opdracht. Edith & Egon Schiele,
in opdracht van uitgeverij Leopold en het Gemeentemuseum Den Haag. Dat moest in
korte tijd af en dat vond ik wel een uitdaging. Ik heb me daar teveel geconformeerd.
Een volgende keer weet ik dat ik moet doen wat ik zelf wil: vrijheid durven pakken.
En juist dat is gek genoeg steeds moeilijker…. Vrijheid voelen en vinden!
Hoe vind je het om zelf de tekst te schrijven?
Ik vind het bij elkaar horen, tekst en tekenen. Ik houd erg van het schrijven, meer dan van het tekenen. Het heerlijke gepuzzel en geschuif met zinnen en woorden, de invallen, het gestreep, het weggooien. De worsteling om de letters in het gareel te krijgen.
Wat zijn jouw favoriete materialen om te illustreren?
Op dit moment aquarel en kleurpotlood. Vanwege de kleuren. Ik houd ervan het materiaal te voelen, hoe de penseelharen buigen en het potlood weerstand biedt. Ik houd ook van het papier. Ik werk ook in de computer, Photoshop en TV paint, heel fijn om in te tekenen, maar uiteindelijk wordt het handwerk.
Waar moet je op letten bij het gebruik van deze materialen?
Gebruik goed en mooi papier en goede materialen. Geen goedkope, ik bedoel materialen van slechte kwaliteit. Goed en fijn materiaal loont zich.
Aan welk boek, auteur en/of uitgeverij bewaar je de beste (of leuke) herinneringen en op welke ben je het meest trots?
Mijn eerste boek “De Avonturen van Lena Lena”, omdat het een enorme verrassing was dat het de Gouden Griffel kreeg. Ik wist niet eens dat die bestond ☺
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?
Op dit moment ben ik weg van de ‘kinder’ boeken van de kunstenaar/illustrator Jockum
Nordstrom, van ATAK, Paul Cox, Nigel Peake en Hok Tak Yeung met zijn graphic novel
Qu’elle était bleue ma vallée.
Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?
Ik heb samen met Geerten ten Bosch een boek gemaakt. De titel is “Ei!Ei!” en het is een jubileumboek. Wij werken al samen vanaf 1987. Onze eerste gezamenlijke productie was een poppenkast serie voor de VPRO kindertelevisie. Het boek gaat over de wonderlijke reizen van twee eieren en een poppenkast.
Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende auteurs en illustratoren (van prentenboeken)?
Doe vooral wat je zelf wil maken en laat je niet leiden door de markt.
Wil je meer weten over Harriët van Reek en haar werk? Neem dan eens een kijkje op haar website.
Dag Nathalie, wanneer en waarom ben jij prentenboeken gaan schrijven?
In de bibliotheek is de afdeling van de prentenboeken altijd één van mijn lievelingsplekken geweest, zelfs vóór de geboorte van mijn kinderen. Dat ik zelf boeken zou gaan schrijven is een beetje een speling van het lot geweest. In 2007 werd bij mij borstkanker vastgesteld. Mijn zoontje was op dat moment 2 jaar. Ik wou hem erbij betrekken, maar moest het allemaal zelf uitzoeken en verzinnen hoe je dat nu best doet met een jong kind. Ik bedacht spelletjes en activiteiten die hielpen om bijvoorbeeld te volgen wanneer ik opnieuw een chemokuur zou krijgen of om het verlies van mijn haar bespreekbaar te maken.
Toen ik beter werd wilde ik andere ouders met mijn ervaring vooruit helpen en een boek leek daarvoor een goede manier. Het verhaal “Grote Boom is ziek” werd toen geschreven bij wijze van inleiding bij de tips om jonge kinderen te betrekken bij de ernstige ziekte van een naaste. En zo ben ik in de prentenboeken gerold en is Talismanneke ontstaan…
Wat doet Talismanneke precies?
Talismanneke is de non profit organisatie die ik na het verschijnen van “Grote Boom is ziek” heb opgericht. We reiken tools aan die helpen om het leven ter harte te nemen, ook in slechte tijden. Kinderen serieus nemen en met hen moeilijke thema’s bespreekbaar maken, helpt hen veerkracht te ontwikkelen, maar hun volwassen begeleiders (leerkrachten, ouders, grootouders) deinzen er toch voor terug en kunnen wel wat ondersteuning gebruiken.
Waarom gebruiken jullie prentenboeken om dit te bereiken?
Een prentenboek straalt veiligheid uit. Net iets dat je nodig hebt op moeilijke momenten. Bovendien zit er ook nog een afstand tussen wat er in het boek gebeurt en wat je zelf meemaakt. Je bent niet verplicht om het op je eigen situatie te betrekken, maar de uitnodiging is er… Ik vind het prachtig wanneer ik hoor dat mijn verhalen de aanzet geven om een taal te vinden om over die heel moeilijke onderwerpen te praten.
Even belangrijk als het geïllustreerde verhaal is het doe-gedeelte met ideeën voor verwerkingsactiviteiten achteraan in ieder prentenboek. Dit helpt de moeilijke onderwerpen concreter te maken voor jonge kinderen.
Eén van de karakters die jullie gebruiken is “Snuiter”. Hoe is Snuiter ontstaan?
Snuiter heeft in stukjes vorm gekregen tijdens het wordingsproces van “Grote Boom is ziek”. Zijn naam was er eerst en ik zag hem ook onmiddellijk voor me met een kleurrijk gestreept truitje, dat heb ik ook doorgegeven aan de illustratrice (een spitse snoet en een gestreept truitje). Verder was het nog geen uitgemaakte zaak of hij nu meer een diertje was of meer een kabouter… Zelf heb ik hem nooit als “egel” aangeduid, voor mij is hij enig in zijn soort.
Gaandeweg heb ik gemerkt dat ik voor zijn karakter veel inspiratie haal uit het karakter van mijn zoon.
Het laatste prentenboek van Snuiter is “Per Ongeluk”. Kun je vertellen waar dit prentenboek over gaat?
Terwijl hij aan het spelen is, laat Snuiter per ongeluk één van de eieren van Mama Eend vallen. Helaas met grote gevolgen: Kroosje komt blind uit het kapotte ei! Wat zou Snuiter graag de tijd terugdraaien. Hij schaamt zich ook. Maar wat gebeurd is, is gebeurd. Gelukkig krijgt Snuiter de kans om het goed te maken met de eendjes en helpt iedereen elkaar verder.
“Per Ongeluk” gaat over onbedoeld schuldig zijn en de gevolgen voor de veroorzaker en het slachtoffer. Bij het schrijven van het vorige Snuiter-verhaal “De wensbloem”, begon ik me plots in te leven in de veroorzaker van een heel ernstig ongeval en stelde vast hoe zwaar het taboe is dat hierop rust.
In die periode was er ook een voorval waarbij mijn dochtertje op een stapel stoelen klom, die vervolgens omviel bovenop een ander meisje. Gelukkig kwam iedereen er met de schrik vanaf, maar het zette me aan het denken: stel dat de gevolgen ernstiger waren… Het resulteerde voor mij in een zoektocht naar het thema in prentenboeken, die weinig opleverde. Dat is voor mij altijd een trigger om zelf aan de slag te gaan!
Hoe ga je te werk bij het maken van een prentenboek? Kun je jouw werkproces toelichten?
Het gebeurt wel vaker dat het ene verhaal een idee voor een volgend verhaal op gang brengt. Af en toe worden me ook suggesties ingefluisterd, maar ik ga nog steeds in de eerste plaats op zoek naar de “gaten” in het aanbod van bestaande prentenboeken. Thema’s die leven in de maatschappij, maar die amper of niet worden belicht in boeken voor jonge kinderen. Vaak kom je dan bij droevige (taboe) onderwerpen uit.
Research is altijd de eerste stap: wat bestaat er al, kan ik mensen (kinderen?) vinden die me kunnen vertellen over hun ervaring, … Vervolgens moet die informatie in mijn hoofd rijpen en probeer ik de grote lijnen van een verhaal te bedenken. En dan begint het schrijven en schaven.
Alle Snuiter verhalen werden geïllustreerd door Rocío Del Moral. Maar ik schreef ook al enkele boeken in samenwerking met andere illustratoren. Voor mij is een nauwe samenwerking met de illustrator van groot belang. Het verhaal krijgt tenslotte pas echt zijn vorm in deze fase.
Het belangrijkste dat ik tot nu toe geleerd heb, is dat een lange voorbereiding zich altijd laat voelen in de kwaliteit van het eindproduct. Ook als je denkt klaar te zijn, zijn er nog steeds punten die voor verbetering vatbaar zijn. Als je echt de tijd neemt, kan je die dingen eruit filteren voor het effectief in druk verschijnt.
Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?
Ik werk momenteel aan een prentenboek over graag zien en loslaten bij een bewuste keuze voor een waardig levenseinde (euthanasie). Weer niet meteen een thema dat je verwacht voor een prentenboek, maar dit keer ben ik eraan begonnen op basis van een expliciete vraag van iemand die voor die hartverscheurende situatie heeft gestaan.
We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze site zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van deze site, gaan we er vanuit dat je ermee instemt.OkPrivacybeleid