Categorie archieven: Interviews

In deze categorie komen interviews met onder meer schrijvers, illustratoren en uitgevers van prentenboeken

Interview Yoko Heiligers

Dag Yoko Heiligers, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?

Inmiddels heb ik zes prentenboeken zelf bedacht, geschreven en geïllustreerd. In 2010 illustreerde ik een verhalenbundel voor volwassenen van mijn moeder ’De liefste moeder die ik ooit ken’ (de titel was een een zin die ik als kind eens aan haar schreef). Daarna maakten we samen een prentenboek over de geboorte van een veulen (‘Draaf met mij’), beide ook uitgegeven door uitgeverij Marmer. Toch zie ik die twee boeken als een soort tussenfase, dat was de opmaat naar het maken van eigen prentenboeken.

Mijn eerste eigen prentenboek was ‘Mama, wat zit er op mijn kop?’ (uitgeverij Marmer, 2012). Dit prentenboek gaat over een hertje gaat die niet begrijpt wat er op zijn kop groeit en gaat fantaseren wat het zou kunnen zijn. Boomtakken? Vishengels? Dromenvangers? Dit kwam voort vanuit een persoonlijke fascinatie: ik vind het nog steeds heel bijzonder dat er bij herten een gewei op hun kop groeit. En elk jaar ook nog een nieuwe!

Mama wat zit er op mijn kop, Yoko HeiligersUitgeverij Marmer, 2012
Mama wat zit er op mijn kop, Yoko Heiligers, Uitgeverij Marmer, 2012
Hoe vind je het om aan prentenboeken te werken?

Er is voor mij wel een verschil tussen het maken van een eigen boek of een boek in
opdracht. Een eigen boek wat ontstaat vanuit persoonlijke fascinaties, zoals
‘Mensendieren’ (de schoonheid van dieren en de paradoxale relatie tussen mens en
dier) of ‘Wauw Pauw’ (ik kende de witte pauw als diersoort nog niet en vond die
beeldend heel interessant). Dit levert uiteindelijk heel veel voldoening op.

Maar lang niet alles in het proces van het maken vind ik leuk. Het is voor een groot deel van de tijd een heel geworstel, een eindeloos gepuzzel en gezoek tot alles klopt en bij elkaar komt. Maar als het moment is gekomen, dat de grote lijn klopt, als ik beeldende vondsten kan doen en als je ziet hoe alles een geheel gaat worden, dan weet ik
weer waar ik het voor doe. Dat is een heerlijke fase. Omdat ik nogal perfectionistisch
kan zijn maak ik het mezelf misschien ook altijd wel een beetje moeilijk. Bij het
illustreren van een boek in opdracht is die worsteling er vaak wat minder, maar
illustreren blijft altijd enorm puzzelen. Je moet de hele tijd de grote lijn in de gaten
houden en zorgen dat alles bij elkaar blijft passen.

Illustratie uit Wauw Pauw yoko heiligers
Illustratie uit Wauw Pauw Yoko Heiligers, Uitgeverij Marmer 2016
Waar haal je jouw inspiratie vandaan?

Inspiratie haal ik uit van alles en nog wat; dingen die ik hoor, lees of om me heen zie.
Ik observeer graag. Als je wat langer naar iets ‘normaals’ kijkt, wordt het vanzelf
interessant of zelfs heel raar. Dat vind ik leuk. Zo kan ik me over van alles verwonderen en vaak gebruik ik die verwonderingen ook in mijn illustraties.

Als ik me druk maak over iets, bijvoorbeeld over hoe mensen met dieren
omgaan, is dat vaak ook een goeie reden om erover te tekenen. Of als iets me
fascineert, zoals die groei van een gewei, dan krijg ik zin om daar iets mee te doen en
te laten zien hoe bijzonder dat eigenlijk is.

Hoe ga je te werk bij het schrijven en illustreren van een prentenboek?

Eerst maak ik een storyboard met slordige potloodschetsen om de verhaallijn te testen en een overzicht te hebben van alle beelden, zodat daar genoeg variatie in zit. Dat schaaf ik bij en dan maak ik de schetsen op het juiste boekformaat. Dan hou ik ruimte over waar de teksten komen of ik verschuif de teksten zodat ze goed in het beeld passen. In de uitwerking verandert er vaak nog behoorlijk veel aan die storyboards, maar het is toch een fijn begin.

Storyboard scheten uit de schoorsteen yoko heiligers
Storyboard van “scheten uit de schoorsteen”, Yoko Heiligers, 2022

Ik maak doorgaans eerst schetsen met potlood. Die werk ik op de lichtbak uit met
een kroontjespen en inkt of met fineliners. Als dat droog is scan ik de tekeningen in om ze
vervolgens digitaal in te kleuren. Eigenlijk maak ik soort van mijn eigen kleurplaten.
Op die manier heb ik alle ruimte om te eindeloos te schuiven, bij te werken en
perfectionistisch te zijn. Vaak schilder ik ook een paar kleurvlakken die ik in scan en
verwerk in deze ‘digitale collages’, waarvan ik de kleuren dan ook weer eindeloos
aanpas.

van schets naar illustratie
Van schets naar illustratie voor ‘Scheten uit de schoorsteen’
Hoe gaat de samenwerking auteur / uitgever?

Het is ontzettend leuk om met verschillende uitgeverijen en auteurs te werken! Dat is nog best nieuw voor mij, want het eerste boek wat ik in opdracht illustreerde was ‘Scheten uit de schoorsteen’ van Marc ter Horst (Gottmer, 2022). Eerder maakte ik al wel ‘Grote Kleine
Potvis’ (uitgeverij Marmer, 2014) samen met Mariken Jongman, maar dat was op mijn initiatief. Daarbij ontstonden de tekst en beelden meer tegelijkertijd, als een gezamenlijk project en dat is toch weer anders.

Er gaan vaak heel veel mailtjes heen en weer tijdens het proces, vooral als de puntjes op
de i gezet moeten worden. Meestal begint het met een vraag van een uitgever of ik een
boek wil illustreren. Als het me aanspreekt (tot nu toe altijd) en als het in mijn planning past dan krijg ik de tekst van de uitgever. Als ik de tekst heb en kan gaan schetsen gaat de schrijver ook mee kijken naar alle stadia van schets tot uitgewerkte illustraties. Soms heeft een schrijver al bepaalde beelden in zijn/haar hoofd en soms is het nog blanco, soms volg ik die ideeën, maar vaker bedenk ik iets nieuws en dan overleggen we dat.

Is er veel veranderd in jouw werkproces tussen je debuut en nu?

Niet zo veel. In het begin tekende ik eigenlijk alle onderdelen van een illustratie los en
puzzelde ik die in elkaar. Die werkwijze gebruik ik nog steeds, maar inmiddels ben ik er beter in geworden om een groot deel al tijdens het tekenen in elkaar te passen. Dus er zijn minder onderdelen om in te scannen en dat scheelt een hoop werk!

Inmiddels herken ik bij mezelf het moment dat ik me ga blindstaren op details die onbelangrijk zijn. Dan weet ik dat ik even afstand moet nemen en met iets anders verder moet gaan.  En dat als ik vastloop, dat het helpt om een stuk te gaan wandelen of even iets heel erg anders te doen dan tekenen. Hierdoor neem ik letterlijk afstand maar dan kan het nog wel in mijn hoofd verder kan borrelen.

Ook heb ik inmiddels door dat het helpt om gewoon ergens te beginnen, ook als ik nog niet precies weet wat het moet worden. Maar vooral, dat het ondanks al het geworstel de kunst is om door te gaan, ook al zie nog niet precies waar het heengaat. Er op vertrouwen dat dingen ergens onderweg heus wel op hun plek gaan vallen. Dat is alle moeite zeker waard!

yoko aan het werk
Yoko aan het werk op de lichtbak
Het informatieve prentenboek “Mensendieren” is onder andere bekroond met een zilveren penseel. Kun je wat meer vertellen over dit prentenboek?

Dit project komt voort uit mijn liefde voor dieren. Ik wilde hun schoonheid laten zien en
tegelijkertijd tonen hoe vreemd het is dat mensen ze zo verschillend behandelen (ikzelf
evengoed). Sommige dieren wonen bij ons in huis, sommige dieren bewonderen we in de
dierentuin, sommige dieren eten we op. Ze zijn verweven met ons leven: ze spelen een rol in onze verhalen, we vernoemen sterrenstelsels naar ze en ze zijn het leer van onze schoenen.

Het was voor mij belangrijk om iets te doen met die complexe en fascinerende relatie omdat ik het zelf niet goed begrijp. Door de situatie te verbeelden op deze manier, wordt duidelijk hoe paradoxaal onze relatie met dieren is.

Yoko Heiligers met Mensendieren ©Ingrid_Oosten
Yoko Heiligers met “Mensendieren”, fotograaf en © Ingrid Oosten

Het heeft jaren geduurd voordat ik de juiste vorm hiervoor vond. Mijn eerste pogingen
strandden allemaal, ik liet het idee liggen, richtte mijn aandacht op andere
prentenboeken en opdrachten. Tot ik op een dag zomaar de geest kreeg en op een
vrij moment een koe tekende, opgedeeld in 3 segmenten. Dit was zo’n fijne vorm, ik
vond het plezier weer terug: geschikte dieren kiezen, hun aspecten verzamelen, de
vlakverdeling op papier. Het was een verslavende puzzel. In mijn vrije uurtjes werkte
ik eraan, er zat geen druk op. Later voegde ik nog de begeleidende woorden toe,
bijvoorbeeld bij de Koe: fabriek, industrie, ritueel. De verzameling dieren werd steeds
groter.

En ‘Mensendieren’ is eerst in het Italiaans uitgegeven?

Toen het 25 dieren waren raapte ik mijn moed bij elkaar en stuurde ‘Mensendieren’ in 2021
naar The Unpublished Picturebook Showcase van dPICTUS. Het kreeg toen de
meeste stemmen van uitgevers wereldwijd. De Italiaanse uitgeverij Orecchio Acerbo
zag het daar, kocht de wereldrechten en gaf het eind 2022 uit onder de titel
UominiAnimali.

UominiAnimali ontving verschillende onderscheidingen. Het was bijvoorbeeld onderdeel van de BRAW Amazing Bookshelf op de Kinderboekenbeurs in Bologna en won de Premio Orbil Divulgazione 2023, een prijs van Italiaanse boekhandels. Het is inmiddels vertaald in het Frans en Chinees. En ik ben er heel trots op dat het ook in Nederland is uitgekomen, bij uitgeverij Loopvis.

illustratie uit mensendieren yoko heiligers
Spread pagina ‘Crocodillo’ uit ‘UominiAnimali’, Yoko Heiligers, Orecchio Acerbo, 2022
Wat heb je met vintage prenten?

Ik vond die sfeervolle schoolplaten van Koekkoek altijd al prachtig, kon ik heerlijk bij
wegdromen! Ze zijn natuurlijk informatief bedoeld, met bijvoorbeeld bepaalde dieren die horen in een bepaalde habitat. Het inspireerde me om dat qua vorm terug te laten komen in mijn 25  dieren. Ik zette er verschillende woorden onder, die allemaal een associatie hebben met dat specifieke deel van het betreffende dier.

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken?

Het eerste prentenboek waar ik aan denk is ‘Rupsje Nooitgenoeg’. Die zit gewoon zo slim in
elkaar! Vroeger hadden we ‘De avonturen van Lena Lena’ van Harriet van Reek al. Die lees ik nog steeds weleens met mijn dochter, want het blijft een heel erg leuk, gek en grappig boek. Onlangs kocht ik ‘The tiger who would be king’ (ik denk dat het niet in het Nederlands vertaald is), gedrukt in groen en oranje en waar die overlappen is het donker. Dat spreekt me erg aan als liefhebber van zeefdrukken.

Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek?

Ik heb net de illustraties voor mijn tweede ‘BAM! Ik lees’ boekje afgerond, bij een tekst van
Mark Haayema: ‘Zit hier muziek in?’. Deze verschijnt in november bij uitgeverij Volt. Volgend jaar komt er een Gouden Boekje over de Wadden aan bij een tekst van Jet Bakels (uitgeverij Rubinstein). En als het goed is ook nog wat anders, maar dat is nog in de beginnende fase, dus tegen die tijd hoor je wel of het gelukt is…

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren?

Weet dat worstelen deel is van het maakproces (ik vergeet het nog steeds weleens), het kost nu eenmaal veel tijd. Hou vol en probeer verschillende technieken en mediums zodat je kunt ontdekken wat bij je past. Probeer je persoonlijke fascinaties en interesses in je tekeningen te verwerken, ook als je in opdracht illustreert, tenminste; dat helpt mij vaak op weg. En natuurlijk enorm afgezaagd maar wel waar: oefening baart kunst!

Wil je meer weten over Yoko Heiligers en haar werk als auteur en illustrator van onder andere prentenboeken? Bezoek dan haar eigen website!

Interview Marit Kok

Marit Kok is een bijzondere maker van prentenboeken. De illustraties uit haar boeken zijn namelijk niet getekend, maar met de hand geknutseld en vervolgens gefotografeerd. Een unieke manier van illustreren dus! Na haar debuut in 2022 “Het verhaal van Donker”, ligt binnenkort haar tweede prentenboek “Propje” in de winkel.

Hoe ben je op dit idee van vormgeven gekomen?

Tijdens mijn filmstudie (Willem de Kooning academie) ontdekte ik de wereld van set bouw, miniatuur en stop-motion. Deze manieren van maken intrigeerde mij. Je eigen realiteit kunnen creëren en dit tot leven brengen op beeld. Ik leerde al snel mijn eigen props (rekwisieten) te maken vanuit hout en schuim. Dit smaakte al heel snel naar meer. Spontaan kwam de kans voorbij om een prentenboek te maken in deze stijl. Een geweldige kans waarin ik nog steeds volledig mijn ei kwijt kan. Ik ben namelijk gek op verhalen vertellen en bedenk en knutsel het liefst mijn eigen wereldjes.

Kun je wat meer vertellen over jouw laatste prentenboek “Propje”?

Propje is mijn nieuwste prentenboek waarbij het eigenlijk allemaal draait om spullen een tweede leven te geven. Ik probeer de schoonheid te laten zien in iets wat misschien al een tijdje op de plank ligt of klaar is voor de schroot. Hoofdpersoon Propje wordt verfrommeld en uit het raam gegooid en beland al snel als zwerfvuil op straat. Maar Propje is al snel gefascineerd door al het moois wat hij daar tegenkomt en komt met allerlei plannen om deze spullen een tweede leven te geven.

Om Propjes beleef wereld helemaal kloppend te krijgen besloot ik samen met de uitgever om de illustraties volledig van papier te maken. Zo goed als alles wat je ziet op de prenten is dus vanuit papier ontstaan! Voor de uitwerking van dit boek leerde ik al snel denken in papierpatronen en manieren om iets 3D te maken. Inmiddels ben ik fan van deze maakmethode! Van papier heb je namelijk al vrij snel iets gemaakt, zonder dat daar ingewikkelde tools bij komen kijken.

attributen Propje Voorkant
Papieren attributen voor de omslag van Propje
Kun je wat meer vertellen over hoe je te werk gaat?

Het begint natuurlijk allemaal met een idee. De inspiratie voor dat idee haal ik vaak uit de omgeving om me heen: de ideeën komen vaak spontaan en vanuit het niets op. Zo ontstond het idee voor Propje doordat er een propje papier op mijn bureau lag en ik me afvroeg hoe dat propje zich zou voelen om zomaar verkreukt te worden.

Door te brainstormen groeit zo’n idee of verhaallijn al snel uit in een concept. Schetsen helpt me om een beeld te krijgen bij de sfeer en setting van het verhaal. Ook het maken van een moodboard (een collage van sfeerbeelden uit tijdschriften, Google of Pinterest) helpt me bij het bepalen van een stijl en sfeer. Hierna maak ik heel veel verschillende testjes in het materiaal waar ik mee ga werken, net zo lang tot ik tevreden ben! En dan volgt er een periode van heel veel knutselen – maar dit is nooit een straf, ik vind het knutselen zelfs best rustgevend!

Het fotograferen van de prenten gebeurt vanuit mijn eigen woonkamer – deze kan ik gemakkelijk ombouwen tot een studio. Met een achtergrond rol, een paar lampen en een goede camera kom je al een heel eind. Het het leuke is dat wanneer je de gebouwde objecten op de foto zet, je vaak helemaal niet meer door hebt dat dit vanuit een huiskamer opgebouwd en vastgelegd is. Je hebt binnenshuis een eigen miniatuur wereldje gecreëerd! Ik vind dit heerlijk om te doen.

schetsen propje
schetsen propje Marit Kok
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken?

Ik ben zelf gek op prentenboeken waar veel te zien is – boeken zoals de ‘Gele Ballon’ of ‘Nederland’ van Charlotte Dematons. Elke keer als je het boek openslaat ontdek je weer wat nieuws. Ook de kijkboeken van Mark Janssen zijn favoriet. Zijn fantasie is prikkelend en inspireert me – elke bladzijde is weer een feestje om naar te kijken. Je kunt bij zijn prenten je eigen versie van het verhaal verzinnen!

Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek (of ander project)?

Op dit moment ben ik bezig met de laatste hand leggen aan Propje – het maken van een trailer, een achter de schermen video en ben ik bezig met het uitwerken van een aantal knutselpakketjes, zodat mensen mee kunnen knutselen met Propje!

Natuurlijk zijn er hier en daar wel al wat kleine hersenspinsels voor een mogelijk nieuw boek en jeuken mijn handen altijd om iets nieuws te maken. Dus ik sluit een nieuw verhaal zeker niet uit! Wie weet duik ik de wereld in van een nieuw materiaal – er zijn nog zoveel mooie materialen om te ontdekken en om mee te werken. Wie weet!

Marit Kok in set Propje
Marit Kok in de set van Propje
Heb je tot slot nog (meer) tips voor mensen die op deze manier een prentenboek willen maken?

Ik maakte vroeger als kind al veel fotoverhalen van handgebouwde objectjes. Dan verzon ik een verhaal, zocht objectjes uit huis die ik gebruikte als karakters en fotografeerde deze daarna. In Microsoft Word zette ik de teksten erbij. Het is heerlijk om met je handen bezig te zijn – het haalt je ook even los van de schermen die ons in het dagelijks leven zo bezig houden. Ik raad het dus zeker aan om je eigen wereldjes te gaan bouwen: je kunt beginnen met papier – duik eens de papierbak in van je ouders en ga aan de slag, op YouTube zijn er ook echt veel maak-tutorials te vinden!

Daarnaast heb je niet veel nodig om een mooie foto van je gemaakte object te maken.
Wat je nodig hebt is een groot papieren vel (bijv. a2) of doek/laken die als achtergrond kan fungeren, een (bureau)lampje om de setting wanneer nodig wat bij te lichten en een telefoon of camera om de foto te kunnen vastleggen. En laat dan lekker je fantasie de vrije loop, ik raad het iedereen aan!

Wil je meer weten over Marit Kok en haar werk als vormgever van onder andere prentenboeken? Bezoek dan haar eigen website!

Interview Pépé Smit

Dag Pépé Smit, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?

De grootste! Ik ga nu ook een roman proberen te schrijven maar prentenboeken zijn mijn corebusiness. Daarnaast ben ik illustrator in opdracht voor bladen.

Ik heb negen prentenboeken geschreven, zeven over Fred, één over ‘Pluis is het zat’ waarin Pluis, een meisjeskonijn, niet langer met zich laat sollen en het raam uit springt om een wild konijn te worden. En één over ‘Evert-Jan, een poepvlieg met smetvrees’ waarin een hele nette poepvlieg die heel vaak zijn pootjes wast overhoop ligt met zijn vieze, wilde, en drukke familie. Alle andere boeken gaan over Fred het hert. Dat was eigenlijk niet de bedoeling maar het ging vanzelf. Ik kon er niet mee ophouden! Mijn debuut ‘Fred het (heel erg eigenwijze) hert’ is inmiddels al toe aan de zesde druk.

Pépé Smit
Pépé Smit met een cover van Fred

Prentenboeken maken is het leukste beroep op aarde. Je mag schrijven en tekenen en je gaat op bezoek bij kinderen in de klas. Ik speel ook een voorstelling over Fred op scholen en ik geef masterclass-achtige lezingen voor volwassenen. Maar soms is het ook gewoon hard werken, vooral als iets niet lukt, dan moet het heel vaak over wat wel eens frustrerend is. Ik wil graag dat een tekening er een beetje nonchalant uitziet. Met schwung. En soms vind ik iets dat ik heb getekend een beetje te netjes of te braaf. Dan gaat het over en kost het soms veel moeite totdat het er uitziet alsof het geen enkele moeite heeft gekost. Ik vind het fijn als mijn illustraties er aanstekelijk uitzien, dat je ziet dat het door een mens is gemaakt en dat je zelf zin krijgt om te gaan tekenen en schilderen.

'Fred en de (bijna mislukte) verjaardag' is opgenomen in de Prentenboek Top Tien voor De Nationale Voorleesdagen 2024.
Kun je wat meer vertellen over (de prentenboeken van) Fred?

Fred is een druk en impulsief hert. Een beetje een ADHD-hert. Hij kan heel eigenwijs zijn, maar hij is ook innemend. Samen met zijn vriend Konijn speelt hij vooral veel verstoppertje en pakkertje en beleeft hij van alles in het bos. In ‘Fred wil ook naar school’ gaat hij zelfs stiekem mee in de bus om één halve dag naar school te gaan. Dat loopt uit op een geweldige chaos en algauw is Fred weer terug in het vertrouwde bos.

Fred bemoeit zich letterlijk met het verhaal en gaat bijvoorbeeld op de grond liggen als hij zijn zin niet krijgt. Dat is voor de schrijver heel vervelend, want dan wordt het een heel saai verhaal en dus krijgt Fred zijn zin.

Spread uit Fred het best wel eigenwijze hert
Spread uit “Fred het (heel erg eigenwijze) hert”, Pépé Smit, De Harmonie, 2013
Hoe ga je te werk bij het schrijven en illustreren van een prentenboek?

Mijn allereerste idee om een boek over een eigenwijs hert te maken kwam voort uit alle super schattige hertjes die je rond kerst voorbij ziet komen. Dat vond ik zo een slechte weergave van hoe een hert in het echt is. Herten zijn stoere dieren. Ik heb er zelfs een in mijn tuin in het bos gehad die naar me blafte. Heel intimiderend. Het leek me leuk om een heel ander hert te laten zien en zo begon ik aan mijn eerste prentenboek over Fred.

Ik begin met een idee. Dat werk ik uit in een verhaal van één a twee a4tjes. Daarna ga ik een schetsboekje vol kladderen met het scenario. Om te kijken hoe ik het verhaal het beste kan laten werken. Als ik tevreden ben teken en schilder ik de illustraties. Het liefst werk ik daarbij met potlood, gouache en vetkrijt. Daarna scan in de illustraties en werk ik  de bladzijdes verder uit op de computer in photoshop en In-design.

Wording illustratie uit Fred
Van schets naar uiteindelijk illustratie in Fred en de (bijna mislukte) verjaardag
Hoe gaat de samenwerking met de uitgever?

Ik heb een hele fijne uitgever: De Harmonie. Mijn redacteur leest met me mee en ook de andere mensen van de uitgeverij lezen mee en geven hun geschreven commentaar. Dat bespreek ik dan met Janneke Steinz en daar wordt het altijd nog net iets beter van. Ik voel me er echt thuis, ook omdat ze niet snel hun wenkbrauwen optrekken. Het mag best gek zijn. Dat is fijn.

Is er veel veranderd in jouw werkproces tussen je debuut en nu?

Niet echt. Ik ben er wat handiger in geworden en wat technischer, maar het komt op hetzelfde proces neer. Hiervoor was ik kunstenaar en die insteek heb ik denk ik wel meegenomen naar mijn prentenboeken.

 Wat zijn echte leermomenten geweest?

Ik heb een paar jaar geleden de filmrechten aan Burny Bos verkocht. Helaas is Burny recent overleden. Hij was en is echt mijn held. De geweldige kinderprogramma’s die hij heeft gemaakt, van Minoes tot Villa Achterwerk en Ko de boswachtershow. Hij was al een eind op weg met het scenario van een bioscoopfilm over Fred het hert. Ik leerde veel van het gemak waarmee hij al mijn verhalen over Fred tot een geheel smeedde. Het bleef ook echt Fred. Dat vond ik heel knap. Daar heb ik wat van geleerd. Ik hoop dat de film er toch nog komt!

Kun je wat meer vertellen over de workshop “Hoe maak je een prentenboek?”

In Coronatijd heb ik online een cursus ‘maak je eigen prentenboek’ gegeven, maar in september wil ik op mijn atelier een cursus van vier middagen geven. Aan een groepje van 5 a 6 volwassenen. Dus mocht je geïnteresseerd zijn laat het dan weten. Op mijn website www.fredhethert.nl staat een contactformulier.

Ik ga er ook een boek over maken, vol met doe-het-zelf tips. Dat komt waarschijnlijk ergens volgend jaar uit.

Cover pluis is het zat
Cover “Pluis is het zat”, Pépé Smit, De Harmonie, 2014
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken?

Zeker, Winnie the Pooh, liefs in de originele versie. Geweldig grappig en heerlijke losse tekeningen.

Ook een heel leuk boek is: ‘ik kan alleen maar wormen tekenen’ van Will Mabbitt. Dat bewijst dat je niet goed hoeft te kunnen tekenen om toch een onwijs grappig boek te maken. The adventures of Peddy Bottom, een Engels kinderboek vol absurde en filosofische avonturen uit 1950 is ook een aanrader.

Mijn favoriete kinderboek is ‘Nietes Welles’. Een vertaald kinderboek van de Russische absurdist Daniil Charms met tekeningen van Gerda Dendooven. Waarin twee jongetjes voortdurend tegen elkaar opbieden met sterke verhalen zoals alleen kinderen ze kunnen verzinnen.

Pagina uit Evert-Jan, een poepvlieg met smetvrees
Pagina uit Evert-Jan, een poepvlieg met smetvrees, Pépé Smit, De Harmonie, 2016
Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek?

Nee, ik ben momenteel bezig met een verhaal voor volwassenen. Daar heb ik net een kleine beurs voor gekregen. Dat vind ik heel spannend. Maar er komt vast weer een boek over Fred.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren (van prentenboeken)?

Ja, doe mijn cursus! Haha, nee, ik zou zeggen, begin met een simpel verhaal, werk een karaktertje uit in schetsen en maak een schetsopzet. Zet jezelf niet te snel vast in helemaal uitgewerkte illustraties, want dan kan je verhaal geen kant meer op. Pas als je een lekker lopend verhaal in snelle schetsen hebt ga je het uitwerken. Hou het simpel! En maak het grappig, ook of misschien juist als het een beetje een zielig verhaal is. Mijn laatste boek ‘Fred en het IETS’ gaat over een sombere bui die Fred maar niet kwijtraakt. Daar gebruik ik humor om kinderen er bij te houden. Als je humor gebruikt kan je het ook over moeilijke dingen hebben.

Wil je meer weten over Pépé Smit en haar werk als schrijver en illustrator van prentenboeken? Bezoek dan haar eigen website!

Interview Miriam Bos

Dag Miriam, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?

Ik heb momenteel twee prentenboeken geschreven en geïllustreerd. Dat zijn “Help! Een verrassing!” en “Cadeautje!”. Het was ook echt een verrassing dat mijn debuut prentenboek “Help! Een verrassing!” gekozen werd als prentenboek van het jaar 2024! 😉

Ik vind het erg leuk en bijzonder om ze zelf te mogen schrijven én illustreren. Het maakt dat zo’n boek nog meer van jezelf wordt dan wanneer je een verhaal illustreert van een andere schrijver. Tenminste, zo voelt het voor mij persoonlijk. Ik heb het idee dat ik er nog meer van mijn gevoel in durf te gooien. Ik mag illustreren hoe ik het zelf bedoel en hoef niet een interpretatie van iemand anders’ gevoel te maken.

Miriam Bos in het werk in haar atelier
Miriam Bos in het werk in haar atelier
Kun je wat meer vertellen over het prentenboek van het jaar 2024 “Help! Een verrassing!”?

Het verhaal begint met August de Vos die zich suf loopt te piekeren.  Hij kan niet zo goed omgaan met verrassingen, en dat is precies wat hem te wachten staat.  Zijn vriendin Suusje Eekhoorn komt hem straks ophalen, want ze heeft een verrassing voor hem (Help!). Zijn fantasie gaat met hem aan de haal als hij allerlei situaties bedenkt waar hij best wel bang van wordt. Hij besluit zich te verstoppen (waar hij niet zo goed in is) en Suus vindt hem direct en neemt hem mee. Dan ontdekt hij dat de verrassing eigenlijk best wel leuk is en dat Suus hem beter kent dan hij dacht.

Spread illustratie uit Help! Een verrassing, 2022, Miriam Bos, Lemniscaat
Spread illustratie uit Help! Een verrassing, 2022, Miriam Bos, Lemniscaat
Hoe ga je te werk bij het schrijven en illustreren van een prentenboek?

Inspiratie en ideeën put ik vaak uit eigen ervaring en gebeurtenissen. Een idee komt meestal op een onverwacht moment. Vaak komt er dan als eerst een beeld in me op en zie ik daar een verhaal in dat ik uit wil werken. Ik denk heel visueel. Ik moet het voor me zien. Daarna maak ik vaak wat kleine snelle schetsjes van de hoofdpersonen. Het zijn vaak echt maar een paar lijntjes, maar die lijntjes vertellen me genoeg om verder te kunnen. Dan kan ik ‘zien’ waar het verhaal naar toe kan gaan.

Dummybook met schetsen uit Help! Een verrassing, 2022, Miriam Bos, Lemniscaat
Dummybook met schetsen uit Help! Een verrassing, 2022, Miriam Bos, Lemniscaat

Daarna begin ik met het schrijven. Ik zet het verhaal op in grote lijnen. Vaak heb ik één scene in gedachte waarvan ik zeker weet dat het erin moet en waar ik me aan vast hou. Al de andere details die eromheen komen blijven vaak tot op het laatste moment wat flexibeler. Het verhaal moet uiteindelijk kloppen.

Oefenen met stijl en vorm, Miriam Bos
Oefenen met stijl en vorm, Miriam Bos
Wat zijn echte leermomenten geweest?

Dat zijn “terug naar de tekentafel” momenten. Bij het maken van mijn eerste boek realiseerde ik me halverwege het proces dat ik eigenlijk twee spreads moest omwisselen, omdat ik op die manier het verhaal beter kon vertellen. Het zou een grote verbetering zijn, maar dat betekende wel dat ik een deel van de illustraties weer helemaal overnieuw moest doen. Dat is aan de ene kant even slikken, maar op het moment dat je dat besluit is het ook heel waardevol. Je leert ervan en bedenkt je dat het alleen maar mooier en beter kan worden.

Heb je favoriete materialen om mee te werken

Ik werk graag met allerlei materialen door elkaar. Voor mijn boeken met August en Suus gebruik ik vooral aquarelverf. Maar ik combineer het met gouache, kleurpotlood, pastel, krijt, etc.

Bevalt de samenwerking met uitgeverij Lemniscaat?

Uitgeverij Lemniscaat is gewoon fantastisch . Het was voor mij heel onverwacht een warm bad om in te vallen. Ze zijn een bijzonder goed team en werken nauw samen met de auteurs en illustratoren.

Als ik met een verhaal kom word ik vaak nóg enthousiaster door hun enthousiasme. Ze begeleiden me met mijn verhalen. Er wordt nagedacht over de tekst, en ze helpen waar dingen beter verwoord kunnen worden, of zelfs versimpeld kunnen worden. Soms zien zij dingen die je zelf niet gezien had, of waar je zelf nog niet over nagedacht had, en dan krijg je weer een boost om alles nóg mooier en leuker te maken.

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken?

Ik kies mijn boeken vooral vanwege de illustratoren. “Never Tickle A Tiger” van Pamela Butchart met de illustraties van Marc Boutavant. Ik hou van de humor en fijne details in zijn illustraties. En voor dit verhaal was hij gewoon perfect. Ik moest echt lachen toen ik het las. En die uitklap-pagina met de dieren die zich allemaal rot schrikken is goud!

“I Really Want the Cake” van Simon Philip en de illustraties Lucia Gaggiotti vind ik ook erg goed. Engelstalig, en op rijm. Maar met een heel slim en grappige dynamiek. De illustraties voegen ontzettend veel toe aan het razendsnelle en ondeugende verhaal.

“Captain Rosalie” van Timothée de Fombelle met de illustraties van Isabelle Arsenault. Het is een mooi, maar verdrietig verhaal van een meisje van 5 jaar ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. De illustraties, die deels zwart wit zijn, met een paar steunkleuren, zijn verstillend en meer dan prachtig.

Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?

Ik werk aan een nieuw idee voor August en Suus. Het is nog een heel pril concept, en er staat ook nog niets vast, maar héél misschien komt er een derde boek met het vosje en de eekhoorn in de hoofdrol.

August de Vos en Suusje Eekhoorn rennen!
August de Vos en Suusje Eekhoorn rennen! Miriam Bos
Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren?

Wanneer je aan een kinderboek werkt ben je vaak maandenlang bezig. Dat is best een commitment en niet altijd even makkelijk. Je bent al die tijd maar gericht op dat ene ding; het afmaken van de illustraties van het boek. Tussendoor wil het dan wel eens gebeuren dat je ineens vast komt te zitten. Gewoon ineens: ‘Boem! Ho! Halt!’ En ineens staat alles stil. Je hebt geen zin meer, en alles wat je maakt is ‘blèh.’ De laatste illustratie is het lelijkste wat je ooit gemaakt hebt en je vraagt jezelf af waar je aan bent begonnen… De deadline is al over x dagen!

Ga dan niet panieken over je schema en al het werk dat nog moet gebeuren, maar gun jezelf een paar dagen de tijd om te rusten, te ’spelen’ en te experimenteren. Desnoods laat je de klant weten dat je wat meer tijd nodig hebt. Het voelt onnatuurlijk, maar een goede manier om van zo’n block af te komen is door gewoon even de pauzeknop in te drukken, zelfs als je weet dat je deadline nadert. Voor mij persoonlijk voelt het altijd onprettig om af te wijken van mijn planning, maar je hebt er soms heel veel aan.

Ga even wat anders doen, of teken iets wat niks met het boekproject te maken heeft. Of, teken de figuren uit je boek in een heel andere setting en context. Probeer even iets anders en experimenteer met je materialen. Dat helpt je vaak weer inspiratie op doen om weer verder te kunnen. Maar gewoon even helemaal niets doen dat met tekenen te maken heeft kan ook de oplossing zijn. Het belangrijkste is dat je jezelf even die tijd gunt zodat je weer verder kunt.

Wil je meer weten over Miriam Bos en haar werk als schrijver en illustrator van prentenboeken? Bezoek dan haar eigen website!

Interview Sebastiaan Van Doninck

Dag Sebastiaan, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?

In 2002 studeerde ik af met een graphic Novel, een adaptatie van een sprookje van Oscar Wilde, ‘de zelfzuchtige reus’. Na de studie illustratie heb ik een omweg gemaakt via het Kask van Gent waar ik even animatiefilm studeerde. Niet lang hierna begon ik als
illustrator voor prentenboeken, eerst bij De Eenhoorn, later ook bij Lannoo en nu bij
Querido.

Prentenboeken hebben steeds een groot deel uit gemaakt van mijn praktijk als
tekenaar, schilder & illustrator. Prentenboeken zijn voor mij niet allen werk, maar ook
aparte werelden waar je kunt instappen en je je even in kunt verliezen. Zo voelt het ook
voor een stuk als ik ze maak (hoewel het proces heel overwogen is). Teksten die mij
inspireren zetten mijn verbeelding op scherp en ik zal blijven zoeken tot ik de juiste
toon vast heb.

Het werken aan prentenboeken wissel ik graag af met het maken van vrij
werk (schilderijen, keramiek, tekenwerk). Ik heb die variatie nodig, het geeft meer
mogelijkheden. Het aftasten van manieren van werken via experiment is essentieel in
mijn praktijk. Het voedt mijn illustratiewerk voor prentenboeken.

Wat was jouw debuut?

‘Oink’, in samenwerking met Geert de Kockere en ‘Het woei’, in samenwerking met
Edward van de Vendel waren de eerste prentenboeken. Ze kwamen bijna gelijktijdig uit
bij uitgeverij De Eenhoorn. Dit was in het jaar 2003, exact 20 jaar geleden. Het voelt nu
als een heel andere wereld als ik erop terug kijk. ‘Het woei’ kwam prompt op de longlist
van de Gouden Uil jeugdliteratuur te staan. Zo is mijn loopbaan als illustrator voor
prentenboeken eigenlijk echt begonnen.

Sebastiaan van Doninck oink het woei Sebastiaan van Doninck

Hoewel ik alle kansen kreeg en die ook aangegrepen heb voelde het allemaal wel erg pril. Achteraf gezien had ik misschien beter een paar jaar de tijd genomen om te zoeken, maar op die leeftijd stond ik ook echt wel te popelen om te starten. Dus het was eerder een proces van vallen en opstaan, en misschien maar best zo.

Aan hoeveel prentenboeken heb je ongeveer gewerkt?

Als illustrator heb ik ondertussen meegewerkt aan 32 prentenboeken. Als ik dat cijfer zelf zo zwart op wit zie staan denk ik: vanaf nu wat spaarzamer met prentenboek projecten. De afgelopen jaren doe ik dit al, De fantastische vliegwedstrijd bijvoorbeeld. Aan dat boek heb ik ruim een jaar geschilderd. Voor toekomstige projecten neem ik ook veel meer de tijd, anders ben ik niet tevreden met het resultaat. Ik heb één prentenboek ook zelf geschreven, ‘Het meisje met de botjes’.

Hoe vind je het om aan prentenboeken te werken?

Soms moeilijk, soms heerlijk. Beginnen is vaak stroef. Het zoeken naar de juiste
personages, de spanning in de opeenvolging van de beelden, een gepaste techniek en
kleurgebruik. Dat is ploeteren en zoeken. Maar eens je in die ‘flow’ terecht komt en het
gevoel hebt iets goed te doen, dan ben ik vertrokken. Dat gevoel is erg bijzonder. Het tot
leven wekken van een wereld op papier, je verbeelding die zich vrij kan bewegen, het fysieke van schilderen en de rust, de focus. Daar doe ik het echt voor.

Mijn artistieke praktijk (het doen) voelt voor mij persoonlijk ook belangrijker dan wat er daarna met het boek gebeurd, eens het eruit is ben ik al bezig met het volgende. Dan moet de ploeg van de uitgever het overnemen. Schrijvers kunnen ook zo heerlijk voorlezen, een illustrator staat er dan vaak maar wat lummelig bij. Mijn werk is in mijn atelier, zo voelt het voor me.

Kun je wat meer vertellen over jouw laatste prentenboek “Kijk dan toch!”?

Elvis Peeters sprak me aan over een verhaal dat een ode is aan de verwondering. Het
kinderlijke kijken én echt zien. Kleine dingen waarderen, het wonder van het leven
voelen en omarmen. Er gebeuren zoveel boeiende dingen rond ons op micro-schaal.
Een spin die haar weg maakt, een plant die zachtjes wiegt in de wind, een bepaalde geur
die je terug naar je kindertijd vervoert, een lichtval die plots alles magisch doet
oplichten… Ik begrijp verveling niet zo goed, er is zoveel te zien!

Dit verhaal was me echt op het lijf geschreven. Dit ‘kijken’ heb ik van mijn moeder, zij
heeft me steeds gewezen op die kleine dingen rond ons, om dit niet vanzelfsprekend of
futiel te vinden. Mijn moeder neemt ook foto’s met een macrolens van de kleinste
insecten. Een prachtige wereld wordt plots zichtbaar.

De tekst heeft ook iets filosofisch, het stilstaan. Die focus die we allemaal missen in deze jachtige en onzekere tijd. Daar gaat ‘Kijk dan toch!’. Het speelt zich af op een voetafdruk, maar het zou de hele wereld in zich kunnen dragen. De twee personages spraken ook tot de verbeelding. De slak die hoopvol wacht en rondkijkt, zich verwonderd en de verveelde pad die niets lijkt op te merken en er gefrustreerd van wordt.

voorstudies uit Kijk dan toch Sebastiaan van Doninck
voorstudies voor “Kijk dan toch!” – Sebastiaan van Doninck
Hoe ga je te werk bij het illustreren van een prentenboek?

Alles inspireert me. Een voordeel en een nadeel, want ik lees hierdoor veel en leer veel
nieuwe dingen kennen, maar het kan me ook afleiden en mijn focus verleggen. Hierdoor kan ik soms werk opnieuw doen of veranderen doorheen het proces. Een tekst moet me sowieso prikkelen en inspireren, anders begin ik er niet aan. Ik put heel veel uit de natuur, uit muziek en het proces zelf, het schilderen.

Ik maak niet zo heel veel voorstudies, ik begin vrij snel aan uitgewerkte beelden. Ik doe liever de uitwerking opnieuw dan eindeloos voorstudies te maken, dit gaat me vervelen. Een beeld dat snel en intuïtief ontstaat heeft naar mijn gevoel vaak meer potentieel en expressiviteit dan een beeld dat tot in de puntjes helemaal is doorwerkt en doordacht. Ik hou van toeval.

Heb je favoriete materialen waarmee je werkt?

Alles waar je luchtig en transparant mee kunt schilderen, inkt, waterverf, ecoline, verdunde
acryl of olieverf…. Maar ook droge materialen zoals kleurpotlood, krijt en oliepastel.

Hoe gaat de samenwerking auteur / uitgever?

Meestal krijg ik een tekst via de uitgever waar ik dan mee aan de slag ga. Er is weinig
‘bemoeienis’, en zo hoort het ook. Carte Blanche werkt de creativiteit en het artistieke in de
hand. Niets zo erg als een verkoopteam binnen een uitgever die allemaal individueel hun
zegje willen doen over prenten in een boek. Zo maak je boeken dood, ik kan er van
meespreken. Bij Querido voel ik absolute vrijheid en vertrouwen. Een heel fijne plek voor een illustrator.

Is er veel veranderd in jouw werkproces tussen je debuut en nu?

Ontzettend! Het is niet meer met elkaar te vergelijken. Ik was zo zoekende… had geen idee
waar mijn accenten lagen, wat mijn verhaal was, hoe ik me vrij mocht kunnen bewegen als
tekenaar. Veel valse verwachtingen in het begin die over de jaren gelukkig gesneuveld zijn.
Ook het directe schilderwerk zou ik vroeger nooit toegelaten hebben, ik was zo perfectionistisch dat de beelden stroef en overwerkt werden. Dit wil ik ten allen tijde vermijden en ik waak hier echt over. Het tekenplezier laat ik veel meer toe, zoekende lijnen, transparantie, structuren, licht,… er is zoveel om mee te werken.

Wat zijn echte leermomenten geweest?

Dat je als illustrator visueel je eigen verhalen kunt vertellen in de beelden. Dat een directe
lijnvoering meer kan vertellen dan een gladde computer tekening. Dat humor erg belangrijk is in mijn werk en dat hier niets mis mee is. De momenten dat ik alles loslaat en met het schetsboek onder de arm ga tekenen, het schilderen op groot formaat, de leerrijke momenten in het keramiek atelier van een goede vriendin. Het contact met illustratie-studenten, de vele babbels in Bologna (kinderboekenbeurs), het werken aan ‘Morris’ van Bart Moeyaert, de vele gedichten die ik mocht illustreren voor ‘Heel de wereld wordt wakker’…. best heel wat dus.

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken?

‘De zwerveling’,  van Peter Van den Ende. Prachtig uitgevoerde zwart-witprenten die overlopen van verbeelding en fantasie. Een droomwereld om jezelf in te verliezen. Peter kent zijn klassiekers! Een atypisch, eigenzinnig beeldverhaal zonder woorden dat uitdaagt en opvalt. Een bom in kinderboerenland!

‘De aankomst”, van Shaun Tan. Hoe mooi kan zoiets pijnlijks en universeels als ‘vluchten’ in beeld gebracht worden? Shaun Tan doet het op een magisch realistische manier. Actualiteit en verbeelding. Magistraal boek dat iedereen moet lezen.

‘De dood, de eend en de tulp’,  van Wolf Erlbruch. Dit prentenboek ontroert. Tot tranen toe. Zo teder. Zo echt. De dood als personage is niet meteen wat je verwacht in een prentenboek voor kinderen, en eigenlijk is dit de vanzelfsprekendheid zelve. Wolf maakt dit zo herkenbaar en troost zonder te verbloemen, prachtig gewoon.

Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek?

Ja! Een nieuw boek met Tjibbe Veldkamp. Denk aan grote platen vol dierlijk leven en
vaart. Een boek in de lijn van ‘De fantastische vliegwedstrijd’, maar toch helemaal
anders. Een echt voorleesboek.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren?
Sebastiaan van Doninck
Sebastiaan van Doninck

Volg je intuïtie en je zoek uit wat je belangrijk vindt, waar jij accenten wil leggen. Het verhaal is belangrijker dan een ‘stijltje’ na te jagen. Blijf zoeken en in vraag stellen en kijk kritisch naar je werk. Geloof sociale media niet, dit is eerder een steekproef van middelmatigheid. Neem tijd om met je project naar buiten te komen en kom uit je kot! Laat je zien (niet alleen online). Maak de boeken in eerste instantie voor jezelf. Je eigen stem slaat altijd het meeste aan, hoe vreemd of onzeker deze ook lijkt… Kijk niet teveel naar andere illustratoren, dit kan je van je eigen pad afhalen. Zoek via andere wegen naar inspiratie… werk hard, maar geconcentreerd (slaap genoeg) en vergeet niet wat centen voor je betekenen, het maken van meer en beter werk. 🙂

Wil je meer weten over Sebastiaan Van Doninck en zijn werk als illustrator van prentenboeken? Bezoek dan zijn eigen website!

Interview Hanneke Siemensma

Dag Hanneke Siemensma, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?

Mijn prentenboek debuut was ‘Snip’. Daarvoor had ik al veel ander illustratiewerk gedaan, maar prentenboeken tekenen vind ik echt het allerleukst. Je bent zo vrij. In een aantal platen mag je de wereld vormgeven waarin het verhaal zich afspeelt, de sfeer, de karaktertjes, etc. Ik heb vier prentenboeken getekend. Het zijn allemaal verhalen van anderen. Misschien dat ik in de toekomst nog een ‘eigen’ verhaal schrijf en teken.

Met “De De haas zonder neus” heb je een zilveren penseel gewonnen. Kun je wat meer vertellen over dit prentenboek?

Het gaat over een kleine knuffelhaas ergens buiten in de natuur. Hij is prima tevreden tot andere dieren hem confronteren met zijn ‘anders’ zijn. Ze merken op dat hij geen neus heeft. Hij komt in een soort van identiteitscrisis. Wie of wat ben ik eigenlijk? Het vrolijke simpele beestje wordt wat neerslachtig en trekt de wereld in. In een park wordt hij gevonden door een meisje. Zij denkt meteen: “ha, een knuffel! Gevonden! Lief! Hebben!” Ze vindt hem gewoon schattig zoals hij is. Ze worden beste maatjes. Op een dag springt er een knoop van haar jas en blijkt dat een perfect neusje voor de haas, als kers op de taart.

Toen ik het verhaal tekende, moest ik denken aan hoe mijn zus en ik vroeger in de winkel de net niet perfecte knuffeltjes met een scheef oogje vaak het liefst vonden. Juist die konden we niet laten liggen, want dat vonden we zielig. Daarom ziet het haasje er wat ‘onhandig’ uit. Een knuffel aan de waslijn, altijd een beetje pijnlijk, dat wilde ik ook graag tekenen. En de knopendoos, hoe heerlijk vond ik het vroeger om in de knopendoos van mijn moeder te rommelen en te sorteren. Dat heb ik er ook in verwerkt.

Illustratie uit 'Haas zonder neus', Hanneke Siemensma
Illustratie uit ‘De haas zonder neus’, Hanneke Siemensma

Het was wel zoeken hoor, hoe dat haasje en zijn wereld eruit moest zien. Hij moest duidelijk anders zijn dan de andere dieren, maar het moest er ook weer niet te dik bovenop liggen. Je mag daar als kijker/lezer best pas langzaam achter komen (net als de haas zelf). En ‘zonder neus’ klinkt best raar, een beetje eng zelfs, maar als je daarbij dan een simpel getekend, klein roodbruin beestje ziet, is dat geen probleem meer.

Daarom heb ik hem dus zo getekend, met potloodkrasjes, niet heel realistisch. Hij valt ook niet helemaal uit de toon bij de egel, de eekhoorntjes…Ik heb ook in de omgeving gespeeld door afdrukken van echte bladeren uit de tuin te combineren met simpel kleurpotlood en houtskooltekeningen. Dat zijn heel pure materialen. Dat potlood en bladeren drukken doen denken aan de kindertijd. Ik vond dat kloppen bij het verhaal. 

Hoe ga je te werk bij het illustreren van een prentenboek?

Ik begin altijd met het verhaal lezen, dan wegleggen en bedenken wat ik erbij zie. Dan ga ik er met een potloodje nog een keer doorheen en maak ik in de kantlijn kleine schetsjes. Daarna lees ik het verhaal nog een paar keer heel grondig door en probeer ik het in spreads te verdelen. Dan maak ik schetsjes op een storyboard. Ik maak ook alvast wat grotere tekeningen. En ik maak kleine dummy’s, om te kijken wat werkt als je de pagina’s omslaat. Wat er dan gebeurt. De tekst verdwijnt dan even naar de achtergrond, ik kijk echt hoe ik het verhaal in tekeningen ga vertellen, zonder de tekst moet het ook kloppen en spannend zijn.

Dummy boekje Hanneke Siemensma
Dummy boekje Hanneke Siemensma voor ‘De haas zonder neus’

Kleuters die nog niet kunnen lezen, kunnen wel heel goed kijken! Ze zien vaak veel meer dan de voorlezende ouder. Die nieuwsgierige oogjes wil je belonen. Bij ‘Kleine wijze wolf’ ziet de oplettende kijker dat hij zijn laarsje verliest en dat de dieren die hem stiekem volgen dat laarsje een paar bladzijden later weer terugbrengen. Zo wordt er ongemerkt voor de wat onhandige wolf gezorgd. Veel volwassenen hebben dat niet eens door, die lezen de tekst en hup, volgende pagina. Je kunt ook met je vinger het stippellijntje volgen van de route van de wolf, dat leek me zo leuk, dat je dat kunt als kind, en het zorgt voor een grafisch elementje. Dit soort elementen toevoegen aan het verhaal kosten trouwens wel tijd en dat lukt pas als je wat verder bent in het proces. Daarom heb ik die tijd ook echt nodig. Ik doe best lang over een prentenboek.

Als de dummy zonder tekst werkt, voeg ik de tekst weer toe. Kijken wat er dan gebeurt. Soms klopt het dan niet meer. Dan moet ik weer schuiven en puzzelen tot het wel klopt. Maar meestal werkt het prima en voegt de tekst een laagje toe. Zeker bij mijn laatste prentenboek ‘Gedachten denken’ was dat zo. Ineens gebeurde er iets extra’s door weer zinnetjes uit de tekst bij de tekening te voegen. Magisch zelfs, hoe zo’n zinnetje je blik op een (in dit geval vrij abstracte) tekening kan sturen.

Illustratie uit Kleine wijze wolf, Hanneke Siemensma, 2017, Hoogland en Van Klaveren
Illustratie uit ‘Kleine wijze wolf’, Hanneke Siemensma, 2017, Hoogland en Van Klaveren
Heb je een favoriet materiaal waarmee je werkt?

Ik wissel van materialen, maar het allerfijnst vind ik nog altijd houtskool. Niet het meest handige materiaal voor gedetailleerde illustraties. En het is nogal zwart, er zijn tegenwoordig wel gekleurde staafjes, maar die zijn net wat vetter en werken minder lekker. Houtskool blijft me verbazen. Je kunt er grof en fijn mee werken en ik ontdek steeds weer iets nieuws. Misschien omdat het zo beperkt lijkt (een simpel zwart staafje van verkoold hout), blijf ik het interessant vinden.

Om kleur toe te voegen, heb ik de platen in de eerste twee prentenboeken digitaal gekleurd. Bij de laatste boeken werk ik meer met kleurpotlood om al op de ‘analoge’ tekening kleur toe te voegen. Toch werk ik het liefst met grof, onhandig materiaal, het moet me een beetje verrassen en tegenwerken. Als ik teveel controle heb, ga ik zitten priegelen en slaat het dood.

Houtskool achtergrond Hanneke Siemensma
Houtskool achtergrond Hanneke Siemensma
Wat zijn echte leermomenten geweest?

Leermomenten heb ik de hele tijd. Je komt jezelf de hele tijd tegen als je bezig bent. Tekeningen die niet lukken. Ideeën die niet werken. Wat ik heb geleerd is vooral doorgaan. Je weet dat de oplossing er is, hij zweeft ergens, maar hij is nog niet ‘geland’. Zo voelt dat dan echt. Dan moet je gewoon doorgaan, iets geks doen. Dingen omkeren, uitvergroten of juist verkleinen. Licht maken wat je donker had, etc.

Meestal helpt het ook om iets een tijdje te laten liggen. Als je er dan later naar kijkt, zie je veel helderder wat er ontbreekt of wat er misging. Wat ik ook heb gemerkt is dat juist de tekeningen waar ik flink mee heb geworsteld achteraf het mooist blijken. Of een belangrijke plek in het boek te hebben. Het loont dus om jezelf door zo’n kleine crisis te slepen. Ik merk ook dat vertrouwen in je eigen kunnen helpt. Dat groeit bij elk boek.

 Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken?

Natuurlijk, ons huis ligt er vol mee! De meeste zijn favoriet vanwege de mooie tekeningen, maar we hebben er ook een paar die juist opvallen vanwege het verhaal. En sommige boeken worden beter als je ze vaker leest, dan moet je er eerst even aan wennen. Mijn kinderen vonden bijvoorbeeld ‘Laat die duif niet achter het stuur’ echt hilarisch, terwijl ik het visueel eerst maar een saai boek vond…

Om er nog twee uit te pikken: ‘Cloth lullaby’, getekend door Isabelle Arsenault (niet naar het Nederlands vertaald) vind ik echt prachtig vanwege de tekeningen en het onderwerp. Het is een soort non-fictie over Louise Bourgeois, maar toch zo vrij en poëtisch getekend. En heel grappig en knap vind ik ‘The rock from the sky’ van Jon Klassen (volgens mij vertaald als ‘De rots van boven’ maar we hebben hem in het Engels). Het is heel verstild en toch vol actie. Hij speelt zo goed met je verwachting, in dit boek benut hij het moment van de pagina omslaan echt perfect. 

Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?

Ja, zeker! Ik heb meerdere projecten lopen. Wat zal ik erover zeggen, nog maar niet teveel… één prentenboek gaat over een nogal koppige beer met wilskracht. En het andere… dat komt vast ook goed!

 Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren?
Hanneke Siemensma aan het werk
Hanneke Siemensma aan het werk

Gewoon doorgaan. En kijk goed om je heen. Wees kritisch op je eigen werk, oefen veel, teken veel en probeer van alles uit. Dan ontwikkel je je eigen handschrift. Dat neemt niemand je meer af. Wees eigenwijs en laat je niet opjagen, neem je tijd. Het is zonde als je iets aflevert waar je voor je gevoel te gehaast aan hebt gewerkt.

Wil je meer weten over Hanneke Siemensma en haar werk als illustrator van prentenboeken? Bezoek dan haar eigen website!

Interview Joukje Akveld

Dag Joukje, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?
Joukje Akveld fotograaf Justin Fox
Joukje Akveld (fotograaf Justin Fox)

Ik heb inmiddels zeven prentenboek geschreven. Mijn debuut voor kinderen was het prentenboek ‘Olle wist zeker dat hij geen bril nodig had’, met illustraties van Sieb Posthuma. Het boek verscheen bij uitgeverij Van Goor. Later is het in een iets gewijzigde versie met meer tekst verschenen in de Tijgerlezen-serie voor beginnende lezers van uitgeverij Querido. Mijn laatste prentenboek is ‘Schoenbek’, met illustraties van Piet Grobler.

‘Maximiliaan Modderman geeft een feestje’ is verkozen tot het prentenboek van het jaar 2023. Kun je wat meer vertellen over dit prentenboek?

Maximiliaan Modderman is een jongetje met een naam als uit een gedicht van Annie M.G. Schmidt, dat er bende van maakte à la Floddertje en leeft volgens het adagium: doe nooit wat je moeder zegt, dan komt het allemaal terecht. Het boek is mijn loftrompet op Annie Schmidt.

Ooit verbleef ik een zomer in haar huisje in Le Rouret in de Alpes-Maritimes. Huisjes. Van de rommelige Ruïne (oorspronkelijk de woning van haar zoon Flip) verkaste ik naar haar intieme schrijvershuisje om te eindigen in de monumentale bungalow Les Beaumêles – allemaal op dezelfde pittoreske berg. Ik hoopte er te schrijven. Maar al stonden de olijfbomen er op z’n knoestigst bij, al geurde de lavendel door de Franse krekelnacht en liet ik de wijn vloeien zoals Annie destijds had gedaan, schrijven deed ik niet.

Nu, jaren later, ligt er dit prentenboek, geschreven met Annie in mijn hoofd. Jan Jutte maakte de tekeningen. In 1983 debuteerde hij met illustraties bij haar ‘Beertje Pippeloentje’. Een kwart eeuw later maakte hij het prentenboek van haar gedicht ‘Het toverstokje’.

Ik houd van de tekeningen van Jan. De dik gepenseelde contourlijnen, het grafische, beetje vergrijsde palet. Jans werk roept de jaren vijftig in herinnering, de periode waarin Annie debuteerde, de tijd van de affiches van Savignac en Cassandre (het Droste-vrouwtje, de hoge, vertekende scheepsboegen van de Holland-Amerika Lijn). ‘Bij die periode ligt mijn hart,’ vertelde Jan me toen ik hem interviewde voor mijn tekenaarsboek. ‘Elke tijd heeft zijn eigen beeldtaal, z’n eigen idioom. Ik heb me altijd willen onttrekken aan het felle kleurgebruik van onze tijd, de snelle tekenstijl, de luchtige lijnen. Bij die oude affiches heb ik het gevoel dat ik thuiskom. Niet dat ik in m’n werk een concreet tijdsbeeld wil oproepen, het is eerder een mentaliteit. Maar ik kom wel steeds uit bij een bepaalde vormentaal, bij de helderheid van toen.’

Maximiliaan Modderman Jan Jutte Joukje Akveld
Illustratie uit Maximiliaan Modderman geeft een feestje van Jan Jutte, auteur Joukje Akveld, Lannoo 2021

Jans Maximiliaan draagt een matrozenkiel en een brilletje met ronde glazen. Tegelijk is hij een kleuter zoals er altijd kleuters zullen zijn. Met een groot hoofd en schonkige schoudertjes.

Met streepjessokken en glimoogjes die zeggen: nu gaan we lazerstralen.

Hoe ga je te werk bij het schrijven van een prentenboek? Kun je jouw werkproces toelichten?

Meestal begint een prentenboek bij mij met een zin of een beeld. Als die zin klopt is de toon voor het prentenboek gezet. Vandaar bouw ik verder naar de plot. Zo werkte ik aan ‘Olle’ en zo werk ik nog steeds.

Dankzij mijn interviewboek met illustratoren had ik het geluk veel tekenaars persoonlijk te kennen. Daardoor was het makkelijker om ze te benaderen voor mijn verhalen. De keuze voor een tekenaar gebeurt altijd in nauw overleg met de uitgeverij. Meestal is er één keer overleg met de tekenaar over het boek, daarna gaat die aan de gang met het verhaal. Soms krijg ik tussentijds schetsen of illustraties te zien, soms zie ik het boek pas als het af is.

Je hebt ook een aantal biografieën geschreven over illustratoren van kinderboeken en prentenboeken, waaronder Thé Tjong-Khing en Sieb Posthuma. Wat trekt jouw zo aan in het vak van illustrator en kan je zelf een beetje tekenen?  

In de brugklas had ik een 9 voor tekenen op mijn rapport. Daarna ging het hollend achteruit met mijn tekentalent. Als ik het ooit al kon, dan kan ik het nu niet meer. Misschien ben ik daarom wel gefascineerd door mensen die wel kunnen tekenen. In illustraties vertel je een verhaal met beelden in plaats van woorden. Het is intrigerend om te zien welke beelden mijn woorden bij de tekenaar oproepen. Veel van mijn prentenboekenpersonages waren oorspronkelijk mensen. Maar in handen van Sieb Posthuma, Philip Hopman en Noëlle Smit werden het dieren: een biggetje, een panda en een hond, een walrus. Inmiddels kan ik mijn personages niet meer anders zien dan hoe zij ze hebben getekend. 

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers?

Dat zijn er veel. Ik houd van klassieke tekenaars als William Steig en Tomi Ungerer, maar ook van een eigentijdse tekenaar als Steve Small, van wie ik de prentenboeken vertaal voor uitgeverij Luitingh-Sijthoff. Ik houd van het werk van alle tekenaars met wie ik boeken heb gemaakt – niet toevallig kwam ik uit bij hun werk. Ik houd ook van Arnold Lobel, Leo Timmers, Dr. Seuss, Sempé, Oliver Jeffers, Wolf Erlbruch en Quentin Blake. Al die tekenaars hebben humor en een zekere lichtheid in hun stijl.

Dit lijstje is niet compleet. Morgen schieten me weer andere namen te binnen…

 Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?

In september verschijnt er een peuterboekje dat ik maakte met Myriam Berenschot: ‘De bal’. Op dit moment werk ik aan een aantal boeken voor beginnende lezers. Ik heb een paar aanzetjes geschreven voor nieuwe prentenboekenverhalen, maar geen ervan is in een stadium dat ik durf te zeggen dat het ooit echt een bok zal zijn.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende schrijvers (van prentenboeken)?

Nee. Er is geen recept voor het schrijven van een prentenboek. Ik kan alleen zeggen dat het lastiger is dan het lijkt.

Wil je meer weten over Joukje Akveld en haar werk als schrijver van prentenboeken? Bezoek dan haar eigen website.

Interview Angela de Groot – Nom de Plumeau

Dag Angela, gefeliciteerd met je debuut “Verhaaltje voor ‘t slapen”. Kun je kort vertellen waar het prentenboek over gaat?

Het boek ‘Verhaaltje voor (‘)t(e) slapen, met zonder plaatjes’ is een visualisatie voor kinderen (vanaf ong. 6 jaar – 100+) om na een lange en drukke dag, relaxed te gaan slapen.

Je stapt in een wereld waarin de verteller en luisteraar begeleid worden tijdens een wandeling in een veld. Het verhaal wordt vergezeld door abstracte illustraties om zo juist genoeg ruimte over te laten om ook de eigen fantasie aan te spreken. Op deze manier kan de lezer of luisteraar zichzelf altijd toegang geven tot zijn of haar eigen fijne, veilige plek. En dat is handig ter ontspanning, ont-prikkeling en ook bij angstige gedachten.

Verhaaltje voor (‘)t(e) slapen, met zonder plaatjes’
Verhaaltje voor (‘)t(e) slapen, met zonder plaatjes’ , Angela de Groot, Nom de Plumeau, 2022
Hoe is “Verhaaltje voor ‘t slapen” tot stand gekomen?

Ik ben gefascineerd door de invloed en de kracht van taal. Ik schreef er tijdens mijn eerste studie zelfs mijn scriptie over. Niet in de zin een taalpurist te zijn, want zo plaats ik te pas en onpas leestekens. En ook niet vanwege het feit, dat ik deze zin met ‘En’ begin. Maar wel in de zin van de impact die taal kan hebben op ervaringen en hoe je je voelt. Zo is taal ook heel  belangrijk in mijn coachpraktijk waar ik volwassenen begeleid bij zelfonderzoek.

Toen ik tussen mijn oude en huidige werk opnieuw de schoolbanken in dook om leerkracht te worden, ontdekte ik tijdens het vak ontwikkelingspsychologie nog meer over de relatie tussen taal en de ontwikkeling van het jonge kind. Voor dat gegeven ben ik nog iedere dag dankbaar, zeker nu ik zelf moeder ben van twee jongens. We zoeken als ouder allemaal in meer of mindere mate naar houvast. Wat is ‘normaal’? Wat speelt zich in het hoofd van mijn kind af? Hoe kan ik hem of haar zo goed mogelijk ondersteunen?

Verhaaltje voor (‘)t(e) slapen, met zonder plaatjes’ , Angela de Groot, Nom de Plumeau, 2022
foto Nina Nijland

Toen mijn oudste zoon Eli, nu bijna 7, destijds 5, zich steeds meer bewust werd van zijn ‘ik’ alsook het ‘ik’ van anderen en zijn omgeving in het algemeen, kon hij daar ‘s avonds in bed nog lang mee bezig zijn. De wereld willen begrijpen. De dag doornemen, heel gedetailleerd. De leuke, maar ook de niet leuke aspecten van een dag. Ik ontdekte dat werkelijkheid en fantasie verweven raakten. De gebeurtenissen uit een spannende tekenfilm werden mogelijke gevaren voor zijn dag van morgen. ‘Zijn er in onze straat ook inbrekers, mama?’ ‘Wat nu als mijn tand uitvalt en het heel erg gaat bloeden?’ ‘Mama, ik kan niet slapen want de schaduw van de kast is die van de monsters met speciale krachten en die zitten nu achter die deur!’’

 

Ik nam Eli mee naar een veilige plek middels een visualisatie, die ik ook in mijn praktijk geregeld gebruik. We pasten samen het verhaal al vertellende aan, naar zijn fantasie. Mijn zoon ontspande en viel heerlijk in slaap.

Ik dacht dat het misschien een toevalstreffer was, maar Eli begon in de weken daarna zelf om het ‘verhaaltje van de boom’, te vragen. Tijdens een korte vakantie in Nederland besloot ik het verhaal op te schrijven. Ik wist zeker dat dit verhaal ook andere kinderen kan helpen om relaxed te gaan slapen. En zo blijkt nu 🙂

Heb je bewust gekozen om niet te werken met illustraties?

In eerste instantie was het de bedoeling om het boek in een vrij minimalistische stijl vorm te geven. Zwart- wit. Uitsluitend spelen met wat lettertypes en diverse groottes. Verpakt in een mooi terrazzo- patroon vloeipapiertje. Zo zag ik het voor me. Verder geen poespas. Ik nam een vormgever in de arm om het boek drukklaar te maken. Echter bij het doorspreken wist vormgever Zsofi Molnar van Zsofi Design, mij anders te overtuigen. Dankzij de creativiteit van Zsofi ontstond er alsnog een boek met illustraties. Zsofi heeft wat mij betreft de spijker op de kop geslagen met haar interpretatie van het verhaal en bijpassende abstracte vormgeving, die de fantasie prikkelt en stimuleert en nog altijd genoeg aan de verbeelding van de lezer overlaat.

Het boek wordt uitgegeven door “Nom de Plumeau”. Kun je wat vertellen over deze uitgeverij?

Nom de Plumeau is een verwijzing met een knipoog naar Nom de Plume, wat pseudoniem betekent.

Met verhalen om je in jezelf thuis te voelen, verhalen om bewust te maken en een zeker bewustzijn aan te wakkeren, reikt Nom de Plumeau uit naar kinderen (en begeleiders) om de verbinding met zichzelf te ontdekken.

Wat zijn jouw leermomenten geweest?

In de wereld van boeken schrijven en boeken uitgeven was ik zo groen als gras. Mijn leercurve was dan ook enorm. Van boekenrug, 1001 papiersoorten, ISBN, Wet op de vaste boekenprijs, niet 21, maar 9 % btw, webshop bouwen tot het optuigen van Instagram; ik had werkelijk nog nergens kaas van gegeten. Maar het leuke is dat je door je in te lezen en mensen om je heen te verzamelen die je kunnen ondersteunen, je enorm veel leert en nieuwe verbindingen met jezelf en anderen aan gaat. En laat dat wat mij betreft nou net de bedoeling zijn van het leven an sich; verbinden.

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?

De ogenschijnlijke simpliciteit waarmee Oliver Jeffers verhalen vertelt en illustreert is wat mij betreft subliem.

Van de details van de prenten van Benji Davies kan ik ook enorm genieten. En huilen! Tranen met tuiten bij ‘Het eiland van opa’. Zo mooi.

De vormgeving van ‘Drakenpost’ geschreven door Emma Yarlett is te gek; die brieven!

Kim Crabeels heeft mij met haar hilarische ‘Meneer Blobvis zoekt een liefje’ geïnspireerd om kinderverhalen te schrijven die ook de volwassen (voor)lezer aanspreken.

Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?

Ja! Er is een nieuw prentenboek in de maak. Waar ‘Verhaaltje voor (‘)t(e) slapen, met zonder plaatjes’ met abstracte pastelkleurige illustraties; kalm en lieflijk is, is het volgende boek van uitgeverij Nom de Plumeau van een heel ander kaliber. Het is kleurrijk, geschreven in dichtvorm en vol beeldende illustraties. De titel is ‘Liza Lampenkapje’.

Het verhaal gaat over een timide, maar speels kwalletje, dat in een lichtvoetig beschreven zoektocht naar zichzelf, een akelige stekelvis tegenkomt die haar wereld op z’n kop zet. Waar qua uitvoering de verschillen niet groter kunnen zijn is overeenkomst tussen deze twee boeken, dat ook bij het tweede boek de essentie opnieuw is; vanuit bewustzijn in het ‘hier en nu’ verbinden met jezelf en omgeving.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende schrijvers en uitgeverijen (van prentenboeken)?

Angela de Groot
Angela de Groot – foto Nina Nijland

 Verhaaltje voor (‘)t(e) slapen, met zonder plaatjes is dan wel het debuutboek; het is niet het eerste verhaal dat ik heb geschreven. Eén van de eerste verhalen schreef ik jaren geleden; ‘Tjiep’ een verhaal over een vogel die niet bleek te kunnen vliegen. Ik was zo trots als een aap. Een verhaal over bewustwording, teleurstelling en doorzettingsvermogen. Mijn zoon vond het een geweldig verhaal, het hielp hem tijdens het leren fietsen op zijn loopfiets. Ook jaren later nog vertelde ik het verhaal regelmatig als erom werd gevraagd. Het was toen zelfs al in mijn hoofd opgekomen om het uit te geven. “Mama, vertel het verhaal van Tjiep nog eens” zei mijn oudste zoon toen er een vriendje kwam spelen. Ik begon enthousiast te vertellen totdat ik abrupt werd onderbroken door het desbetreffende vriendje: ‘Uuuughhh SAAAAAAAAI’ Ik was compleet verbouwereerd. Wist niet wat ik moest denken, voelen, laat staan zeggen. We zijn in een ongelooflijk hard lachen uitgebarsten. Ik maar denken dat het een topverhaal was!

Sindsdien lees ik mijn verhalen aan minimaal 20 kinderen voor en verwerk ik wat ik van ze terug krijg.

Het is spannend om te delen, maar ik kan het zeker aanraden. In je eentje op je zolderkamer raak je helemaal overtuigd van je verhaal, maar je weet pas echt hoe het wordt ontvangen als je het met je publiek deelt!

Wil je het boek Verhaaltje voor (‘)t(e) slapen, met zonder plaatjes bestellen en op de hoogte blijven de uitgaven van Nom de Plumeau kijk dan de website.

Interview Noëlle Smit

Dag Noëlle Smit, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?
Noëlle Smit
Noëlle Smit

Ik kan wel zeggen dat het de hoofdmoot is van al mijn werk door de jaren heen. Waarom? Ik heb geen idee. Terwijl ik het heerlijk vind om losse verhalen, versjes, liedjes en gedichten te voorzien van tekeningen.

Ik vind het fijn werken om telkens weer een nieuwe scene te bedenken, een nieuw uitgangspunt, een ander ‘grondplan’ neerleggen met andere personages in de hoofdrol.

Maar het overgrote gedeelte van mijn werk bestaat uit prentenboeken waarin het gekozen concept leidend is en doorgezet wordt doorheen het hele boek. Het is gewoon zo gelopen denk ik.

Je illustreert ook de boeken van Annie M.G. Schmidt. Dat lijkt me een grote uitdaging?

Het is altijd leuk om weer een verhaal, versje of gedicht van Annie M.G.Schmidt te mogen illustreren. De eerste keer dat ik gevraagd werd, vond ik het heel erg spannend. Het waren de liedjes die ze samen maakte met Harry Bannink. De opdracht kwam van het Concertgebouw in samenwerking met een uitgever. Dan ligt er wel iets op je schouders en dat kan verlammend werken. Maar de teksten zijn zo geweldig, speels en soms vinnig dat de ideeën voor de tekeningen al snel kwamen.  Ik kon de illustraties die er al waren vergeten en mijn eigen pad maken.

Hoe ga je te werk bij het illustreren van een prentenboek?

Het begint met een eigen idee of een aangeleverd manuscript. En ieder idee of verhaal verlangt een andere oplossing. Bijvoorbeeld, toen ik het manuscript van “Vuilnisvarkens Job & Bob” kreeg van Tjibbe Veldkamp  ben ik eerst de karakters vorm gaan geven. Die dragen het verhaal. Daarna zijn de uitgever en ik gaan bedenken waar het verhaal zich af moest gaan spelen. In de stad of op een dorp? Daarna deed het probleem zich voor dat wanneer de prenten het verhaal volgde, de tekeningen nogal vol werden. Je hebt namelijk de karakters, de omgeving, de actie en reactie die het verhaal vormen en al het vuilnis dat telkens in en uit de wagen wordt gekiept.

Het verhaal moest helder blijven. Je tekent ten slotte voor kleine kinderen die het moeten kunnen volgen. Zo is de stijl ontstaan zoals die nu is. Een lineaire achtergrond. De stad als lijntekening met daarop alles wat het verhaal ‘draagt’. Dus de figuren, vuilniskar e.d. rijk geïllustreerd. Nu wordt het afval de hoofdzaak en het eerste wat je ziet en waarop je let. De stad is een bijfiguur geworden. In dit geval zijn de lijnen met pen en inkt getekend. De rest is met gouache uitgewerkt. Zo is deze vorm dus heel organisch ontstaan.

Illustraties uit Vuilnisvarkens Job en Bob, Noëlle Smit, Tjibbe Veldkamp (auteur), Gottmer, 2020
Illustraties uit Vuilnisvarkens Job en Bob, Noëlle Smit, Tjibbe Veldkamp (auteur), Gottmer, 2020

Bij “De eekhoorn legt een ei en andere fabels” van Janneke Schotveld was het fijn werken omdat iedere prent een nieuwe set karakters liet zien. En het gaat om fabels, waarbij je toch de ‘clou’ een beetje wilt laten zien in de prent. Of de sfeer wil laten doorschemeren waarop de fabel reflecteert. Dit is mijn favoriete manier van werken. Telkens opnieuw een wit vel met allerlei mogelijkheden. En ik begin dan gewoon. Eerst het dier of dieren en daarna de compositie. Ik wil dat het een interessant beeld oplevert.

In het geval van de illustratie van de vos en de kraai zat het formaat van de dieren me erg in de weg. De kraai is veel kleiner in verhouding tot de vos. Daarom heb ik het kijkpunt van bovenaf gemaakt. Daardoor kon ik veel beter spelen met de dieren onderling. Ook is daardoor het stukje kaas duidelijker in beeld. Daarna is het zoeken naar de compositie en kleuren. Door mezelf een beperkt kleurenpalet op te leggen blijft de illustratie duidelijk en helder. De overlapping van de takken zorgt voor het perspectief en de schaduw op de grond en op de vos maakt het nog duidelijker. En door de bloesem in de bomen in een geeltoon te houden spelen de dieren de hoofdrol. De voorgaande prenten leken mij een te ‘zwaar’ bladerdek en bloesem hebben.

Van schets naar illustratie uit "De eekhoorn legt een ei en andere fabels" - Noëlle Smit - 2021
Van schets naar illustratie uit “De eekhoorn legt een ei en andere fabels” – Noëlle Smit – 2021
Is er veel veranderd in jouw werkproces tussen je debuut en nu?

Ik ben sinds mijn debuut efficiënter geworden tijdens het maken van een boek. Voorheen maakte ik nooit schetsen. Wel bedacht ik op losse papiertjes en schriftjes het verloop van de prenten en wat ik ongeveer wilde laten zien. Een soort storyboard, maar niet helemaal tot in detail uitgewerkt. En dan begon ik er gewoon aan! Heel intuïtief maar ook een chaotisch proces.

Dus dan was ik lekker op weg en dan waren er naar verloop van tijd meerdere tekeningen voor één spread. Geen ruimte om het boek dikker te maken. Die 12 spreads, daar moet je het mee doen (als het om een normaal formaat prentenboek gaat).

Nu schets ik eerst alles precies uit zoals ik het hebben wil. Wanneer ik en de redacteur dan tevreden zijn, begin ik pas aan de uitwerking. Dat scheelt een hoop tijd en geeft ook veel meer rust in de uitwerking van een boek.

Wat zijn echte leermomenten?

Leermomenten zijn voor mij vaak de ‘kill your darlings’. Dat je je als tekenaar soms zo blind kan staren op die ene tekening waarvan jij vind dat hij zo goed gelukt is en waarin alles klopt, en die zo mooi in balans is……..Maar die dan net de loop van het verhaal stropt, de vaart wegneemt of een stijlbreuk is. Dan is daar de redacteur of uitgever die dan roept. ‘Die moet eruit!’ En dan denk ik vaak….wat?! Waarom die? Dan zie ik pas, wanneer ik wat meer afstand heb van het werk, hoe gelijk die persoon had. En dat is qua werken heel fijn. Want het vertrouwen werkt twee kanten op. De uitgever/redacteuren laten mij redelijk vrij tijdens het maakproces. En wanneer nodig vertrouw ik volledig op hun kijk en visie.

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken?

“Seasons” van John Burningham vind ik een geweldig prentenboek. Het spelen met materialen wat je daarin ziet. Het grove geweld van de verf hier en daar met krassen, spatten en vlekken erin. Hij weet echt de emoties die de seizoenen hebben, vast te pakken. De zon spat bijna het boek uit, zoveel geel heeft die pagina. Dat vind ik knap. Dat je bijna de warmte kan voelen.

Ook hou ik van het werk van Maurice Sendak, Tomi Ungerer. Allemaal heel erg jaren 70! Maar daar hou ik dus heel erg van. Het zijn ook de tekenaars waarnaar ik keek toen ik zelf startte met het illustreren van verhalen.

Maar ik hou bijvoorbeeld ook van nieuwer werk van Mari Kanstad Johnsen. Het vloeiende, schetsmatige en niet helemaal tot in de puntjes gedefinieerde spreekt me erg aan. Met daarbij de ‘stotende’ kleuren. Bijna naïef, bijna een soort kleurplaat, maar dat is het dus verre van. Heel mooi!

En ik hou ook van de nieuwe Tsjechische tekenaars. Heel folkloristisch en nostalgisch qua stijl en toch van nu. Het werk van Chrudos Valousek vind ik prachtig.

Het ligt ook een beetje aan de fase waar ik op dat moment zelf inzit, wat aan me blijft ‘haken’.

illustratie uit "Aan zee", Noëlle Smit, 2021
illustratie uit “Aan zee”, Noëlle Smit, 2021
Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek?

Ik heb momenteel net “Aan zee” afgerond. Het derde deel van mijn eigen serie prentenboeken, uitgegeven door Querido. De opvolger van “Naar de markt” en “In de tuin”. De tekeningen liggen nu bij de lithograaf en vormgever. Deze serie ligt mij dicht aan het hart. Deze boeken gaan een beetje over mij.

Ik heb momenteel nog geen ideeën voor een vierde deel en wellicht blijft het bij deze drie? Maar wie weet…

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren?

Geen verdere tips van mijn kant…Ik ben vaak zelf nog teveel aan het ‘zoeken’ in mijn  werk. En ben nog steeds te kritisch wanneer ik een boek, net vers van de pers, in mijn handen heb.

Illustreren is gewoon een vak en hoe vaker je het doet, hoe beter je wordt. Een stijltje wordt op den duur een ‘kunstje’. Trap daar niet in. Ga op zoek naar je eigen ‘beeldtaal’. En dat kost tijd en moeite.

Wil je meer weten over Noëlle Smit en haar werk als illustrator, kijk dan ook eens op haar eigen website.

Interview Mylo Freeman

Dag Mylo Freeman, welke plek hebben prentenboeken in jouw oeuvre?

Prentenboeken vormen de hoofdmoot van mijn werk. Voor mij is het beeld erg belangrijk. Ook het werken voor kleuters vind ik ontzettend leuk. Zonder de illustraties zou ik geen boeken maken! Wel werk ik tegenwoordig ook voor een oudere doelgroep met boeken zoals ‘Over Dames en Tassen’, maar hierin zijn ook de illustraties heel belangrijk.

Kinderen hebben behoefte aan zowel spiegels als ramen. Veel gekleurde kinderen zien de wereld alleen via ramen en zij hebben spiegels nodig. Andere kinderen zien alleen spiegels en zij moeten de wereld ook door ramen leren zien.

Mylo Freeman
Mylo Freeman
Belangrijke thema’s binnen jouw prentenboeken zijn diversiteit en inclusiviteit. Merk je de afgelopen jaren een verbetering rondom deze thema’s of is er nog veel werk aan de winkel?

Diversiteit en inclusiviteit zijn sinds zo’n 15 jaar, zolang ik met prinses Arabella ben begonnen erg belangrijk. Ik zie de laatste jaren gelukkig steeds meer boeken verschijnen  waar kinderen van kleur de hoofdrol in spelen. Wat ik wel nog graag zou zien is dat er ook meer makers van kleur bijkomen, dus zowel schrijvers als illustratoren. Blijkbaar heeft dat wat meer tijd nodig, maar ik ben ervan overtuigd dat dat ook komt!

Hoe ga je te werk bij het maken van een prentenboek? Kun je jouw werkproces toelichten?

Alles begint met een idee, dat kan een verhaal zijn dat ik heb gehoord of iets dat ik online heb gezien. Ik schrijf al mijn ideeën meteen op in een schriftje, sommige worden een echt verhaal en bij andere blijft het bij een idee. Maar als ik in mijn hoofd een goed begin en een goed einde heb schrijf ik dat ook op en begin ik meteen te schetsen.

Ik werk altijd met ecoline, vaak in combinatie met bleekwater en zeezout en doe eigenlijk niks met de computer. Het afwerken van de tekeningen gebeurt met pastelkrijt en gel-pennen. Ik mail mijn uitgever mijn plan en wat schetsen en als ze enthousiast zijn ga ik aan het werk. Inmiddels is er wel zoveel vertrouwen dat ik tussendoor niets meer hoef te laten zien , ik lever het in als ik klaar ben.

Qua techniek is er niet veel veranderd, maar ik ben wel veel kritischer geworden op mijn illustraties. Ik begin niet met inkleuren voordat de tekening naar mijn idee perfect erop staat. Een leermoment is wat mij betreft als de schets niet klopt, je het ook niet meer goed krijgt met inkleuren. De schets is echt de basis en die moet helemaal kloppen.

Prinses Arabella - Mylo Freeman
De wording van Prinses Arabella – Mylo Freeman
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers?

Mijn favoriete prentenboek is ‘Julian is een zeemeermin’ van Jessica Love. Haar illustraties sluiten ook perfect aan bij het verhaal. Een liefdevol boek over een klein jongetje dat graag een zeemeermin wil zijn en zich verkleed met spulletjes van zijn oma..

Ook de illustraties en verhalen van Oliver Jeffers ben ik erg dol op. Grappige onvoorspelbare verhaaltjes met een leuke clou. Ondanks dat hij zijn illustraties met de computer maakt, valt dat helemaal niet op. Het ziet er altijd sprankelend uit!

 Ben je momenteel weer bezig met een nieuw prentenboek? Kun je al een tipje van de sluier oplichten?

Ik ga binnenkort beginnen aan een nieuw Arabella boek.Dat gaat “Prinses Arabella maakt muziek” heten, dus dat spreekt voor zich. Verder wil ik eind dit jaar beginnen met een prentenboek over Rembrandt en een klein zwart meisje die graag wil dat haar vader
geportretteerd wordt door hem. Daar verheug ik me ook op, want dat wordt wel echt een uitdaging!

 Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende auteurs en illustratoren?

Een tip voor illustratoren zou zijn ’teken iedere dag!’ en probeer je zo breed mogelijk te ontwikkelen.Zelf had ik vroeger nooit veel zin om een fiets te leren tekenen bijvoorbeeld, maar ik zou je aanraden dat toch te doen! Je weet maar nooit of je het kunt gebruiken voor een opdracht. Voor auteurs zou ik zeggen, hou altijd je ogen en oren open voor een eventueel verhaal. Inspiratie is overal!

Wil je meer weten over Mylo Freeman en haar werk? Neem dan ook eens kijkje op haar eigen website.