In een prentenboek moet ieder woord en iedere zin kloppen. Je moet dus over ieder woord en iedere zin nadenken. Hetzelfde geldt voor de structuur en opbouw van je verhaal. Het bewerken en redigeren van je verhaal is cruciaal. Niemand schrijft in één keer het perfect verhaal. Herschrijven, herschrijven en herschrijven dus! Als je verhaal staat leg het dan een paar dagen weg en kijk er dan nog eens kritisch naar. Herhaal dit na een aantal dagen of weken nogmaals. Soms kan het proces om tot het juiste verhaal te komen jaren duren! De meeste schrijvers van bekende prentenboeken zullen menig versie van hetzelfde verhaal op hun computer hebben staan. Denk daar aan als je voor de 20ste keer je verhaal bewerkt. Tip: bewaar alle versies van je verhaal!
Het aantal woorden is een eerste indicatie. Waarschijnlijk moet je je verhaal bewerken omdat het anders te lang wordt voor je doelgroep. Heb je te weinig woorden dan zul is je verhaal nog niet af of je zult terug moeten naar de creatieve denktank. Eerder kon je al lezen uit hoeveel woorden het prentenboek maximaal dient te bestaan. Maar dit is niet de enige waarom je kritisch moet zijn op het aantal woorden. het schrappen van woorden en soms hele zinnen komt waarschijnlijk ook de leesbaarheid van je verhaal ten goede. In de volgende paragraaf lees je een aantal tips om het aantal woorden te verminderen die tegelijkertijd het verhaal ten goede komen.
Haal onnodige beschrijvende details uit de tekst. Het verhaal wordt geïllustreerd. Ga niet vertellen wat je ziet (of kan zien op de prenten). Concentreer je op de actie en de dialogen en laat de illustrator de eventuele details creëren. Beschrijf ook niet de personages of de omgeving tenzij dit echt noodzakelijk is voor je verhaal (het mooie jonge meisje met de rode haren stond onder de hoge groene boom die al veel bladeren had verloren omdat het bijna herfst was). Wees zuinig met bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. Laat dit over aan de illustrator. Beschrijf ook niet vanzelfsprekende handelingen (hij drukte op de aan knop en de computer ging aan). Gebruik actieve werkwoorden en zinnen. (” Karel dronk zijn beker leeg ” i.p.v. “De beker werd leeggedronken door Karel.”).
Klopt je verhaal? Heeft een logisch begin en einde? Wordt het probleem of vraagstelling opgelost door de hoofdpersonage? Is het verhaal consistent? Gebruik geen verleden en tegenwoordige tijd door elkaar. Wordt het verhaal vanuit hetzelfde perspectief verteld?
En… controleer de spelling, grammatica en de punctuatie!
Ben je helemaal tevreden lees dan hoe je een goed prentenboek manuscript maakt voor een uitgever.
Een vraagje: welk lettertype kan ik het beste gebruiken voor een prentenboek voor kinderen van 2-8 jaar?