Het bestuderen van illustraties in (bekende) prentenboeken kan heel erg leerzaam zijn. Het gaat er dan niet om wat er is afgebeeld, maar vooral hoe het is afgebeeld en waarom.
Probeer eerst de illustraties in zijn geheel te bestuderen (zonder de tekst te lezen). Wat vertellen ze je? Kun je het verhaal erbij verzinnen? Voor welke setting is gekozen? Zie je bepaalde elementen of patronen die zich herhalen? Probeer de hoofdkarakters te beschrijven op basis van de illustraties? Voegen de illustraties iets toe aan de tekst? Zo ja, wat dan (dingen die niet in de tekst zijn beschreven)? Waar zie je tekst en illustratie samengaan? Beschrijf de relatie tussen tekst en illustraties.
Een goede oefening is het achterhalen van de keuzes die de illustrator heeft gemaakt op het gebied van de beeldelementen (punt, lijn, vorm, toon en kleur) en de beeldaspecten (ruimte, licht, structuur en compositie) en illustratietechnieken.
Bestudeer de illustraties (en stel bij ieder element de waarom vraag, probeer het effect te beschrijven).
Beeldelementen:
– Welke lijnen en vormen heeft de illustrator gebruikt?
– Zijn het dikke of dunne, kromme of rechte lijnen?
– Welke vorm is het grootst?
– Welke kleuren en tonen zijn gebruikt?
– Wat is effect van deze kleuren en tonen op jou?
– Veranderen de beeldelementen in het boek?
Beeldaspecten:
– hoe is de illustratie verdeeld over het oppervlak?
– Welke elementen trekken als eerste jouw aandacht?
– welke structuur is gebruikt?
– Wat is het perspectief?
– Wat staat op de voorgrond en wat in de achtergrond?
– Zijn de illustraties op 1 of 2 pagina’s geplaatst? Als collage?
– Bezetten de illustraties de hele pagina? Lopen ze over?
– Veranderen de beeldaspecten in het boek?
Techniek:
– Kun je de oorspronkelijke illustratietechniek achterhalen (potlood, waterverf, zeefdruk)?
Stijl:
– welke stijl is gebruikt (cartoon, naïef, (sur)realistisch, impressionistisch of expressionistisch)?