Alle berichten van admin

Interview Marjet Huiberts

Dag Marjet Huiberts! “We hebben er een geitje bij!” is verkozen tot prentenboek van het jaar 2016. Hoe is dit boek tot stand gekomen?
“We hebben er een geitje bij!”, marjet huiberts en iris deppe
“We hebben er een geitje bij!”, Huiberts, Deppe, Gottmer, 2014

De tekst was er het eerst. Ik had een lang vers gemaakt voor jonge kinderen over een ‘kraamvisite’ op een kinderboerderij en toen ik dat na een bespreking over ‘Ridder Florian’ aan mijn uitgever en redacteur bij Gottmer liet lezen, reageerden ze heel enthousiast. Mijn uitgever Melanie Lasance zag er onmiddellijk een mooi prentenboek in.

Redacteur Marieke Spaans is toen op zoek gegaan naar een passende illustrator. Ze heeft daar een uitstekende kijk op, bijvoorbeeld voor mijn boek ‘Roodkapje was een toffe meid’ kwam ze met Wendy Panders aan, die meteen een Vlag en Wimpel kreeg voor haar bijzondere illustraties bij het boek. Marieke had net een mapje met illustraties van de onbekende Iris Deppe gekregen en liet me werk van haar zien. We waren allebei erg gecharmeerd van haar dierenillustraties. Toen heeft Iris de opdracht gekregen.

De samenwerking met illustrator Iris Deppe is zeker goed bevallen, aangezien er inmiddels een nieuw prentenboek van jullie is verschenen (“Dag meneer, hebt u een hond?”)?

Ja, het is erg fijn om met Iris samen te werken. Ze laat me altijd eerst schetsen zien (waar ik dan nog wat over kan zeggen) en steeds een paar nieuwe illustraties, zodat ik al snel een beeld krijg. Ik vind haar illustraties vaak ontroerend, zoals dat stralende konijn in ‘We hebben er een geitje bij!’ en de optocht van de trotse boer met alle boerderijdieren in zijn kielzog. Iedere keer als ik het boek bekijk word ik er blij van. Nu natuurlijk extra blij, omdat het Prentenboek van het Jaar is geworden. Mijn redacteur zei dat het nooit voorkomt dat een illustrator dat bij zijn eerste boek meteen overkomt.

‘Dag meneer, hebt u een hond?’ was toen overigens al verschenen. Het komt een beetje door Iris’ stralende konijn dat ik het idee kreeg voor dit boek. En door een ervaring uit de tijd dat mijn kinderen (inmiddels 26 en 23) jong waren: we gingen een kooi kopen voor een cavia die mijn oudste zoontje kon krijgen van een vriendje. Maar in de winkel werden we verliefd op een schattig, lichtbruin hangoor konijntje. Toen hebben we die gekocht, met konijnenhok, en de cavia afgezegd. Zoiets overkomt Mik ook in ‘Dag meneer, hebt u een hond?’ En net als Mik hadden mijn kinderen voor het konijn een riempje om hem buiten te kunnen laten lopen.

Beide boeken zijn vormgegeven door Sabine en Hans Bockting, die ook de vormgeving hebben gedaan van ‘Aadje Piraatje’, heel mooi en zorgvuldig doen ze dat.

Al jouw prentenboeken zijn op rijm. Wat trekt jou zo aan om een verhaal in rijmvorm te vertellen?

Ik schreef al liedteksten en versjes voor Sesamstraat en toen vroegen ze me of ik ook verhalen op rijm kon schrijven. Dus ik ben er eigenlijk een beetje ingerold. Maar het ligt me ook goed. Een rijmschema geeft structuur en je moet veel puzzelen om je tekst passend te krijgen, dat vind ik leuk werk.

Daarnaast heb ik gemerkt dat kinderen een tekst op rijm makkelijk oppikken. Er zijn kinderen van twee die al hele stukken tekst uit ‘Ridder Florian’ op kunnen zeggen, terwijl het eigenlijk een boek voor kleuters is.

‘Wacht! Ik wil je nog bedanken,’
roept de draak, en gaat weer janken.
‘Mag ik niet je huisdier zijn?
Ik loop heel graag aan de lijn!’

Rijm Marjet Huiberts (Ridder Florian)
Waar let jij altijd goed op bij een rijm? Wat zijn de valkuilen?

Het moet goed klinken. Een rijmende tekst maak ik bijna altijd hardop pratend. Verder is er over rijm veel te zeggen, maar dat past niet zo in een interview. Je kunt er beter een boek over lezen, bijvoorbeeld van Jaap Bakker. Ik heb les van hem gehad (Liedteksten schrijven) op de Schrijversvakschool en dat was zeer leerzaam.

Slimme Kimmie Cowboy is een dagje aan ’t kamperen,
als ze plots een boze stem hoort: ‘Ugh! Ik jou scalperen!’
Kimmie kruipt haar tentje uit. ‘Hé, riep daar iemand wat?’
Voor haar staat een indiaan. Hij is op oorlogspad.”
Rijm Marjet Huiberts (Kimmie Cowboy)
Hoe ga jij te werk bij het schrijven van een prentenboek?

Dat vind ik een moeilijke vraag, want het is iedere keer anders. Ook hoe ik op een idee kom. Hiervoor heb ik al verteld hoe ik op het idee kwam voor ‘Dag meneer, hebt u een hond?’, maar daar komt bij dat ik in mijn achterhoofd had een serie te maken over Mik, steeds met andere dieren. Zoals bijvoorbeeld huisdieren. Zo’n idee speelt dan ook een rol bij het tot stand komen van het verhaal. Meestal verschijnt er in mijn hoofd een zinnetje en op dat zinnetje ga ik net zolang kauwen tot er nieuwe zinnetjes bijkomen.

Maar daarnaast heb ik dus ook vaak een globaal beeld en daar schrijf ik eveneens dingen over op: de indeling van de tekst, welke dieren erin voor moeten komen en ook weer zinnetjes die daarbij zouden passen. Ik switch steeds tussen het globale beeld en de losse zinnen. Als ik een eerste versie op papier heb zit ik daar vaak nog lang aan te schaven, tot ik over elke zin tevreden ben.

Zit er voor jou verschil in de manier van werken als je een prentenboek schrijft ten opzichte van een liedje?

Niet een groot verschil. Bij een liedje heb ik vaak eerst een refrein regel. Het refrein is de kern, die komt steeds terug. En een liedje zing ik soms zo’n beetje voor me uit. Dat doe ik niet met een prentenboek tekst. Verder is het hetzelfde: steeds van zinnetjes naar globaal en vice versa.

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers?

Ik heb een speciale band met het prentenboek ‘Een ober van niks’ van Tjibbe Veldkamp en Philip Hopman, verschenen in 1992. Ik werkte in die tijd als dansconsulent bij een Steunpunt voor Kunstzinnige Vorming. We maakten voor het basisonderwijs een dansproject over boeken. Ik vond de illustraties van Philip Hopman, met name de slungelige ober in allerlei standen tussen balanceren en vallen, bijzonder geestig. En heel bruikbaar voor een dansles.

Toen ik ruim tien jaar later met mijn twee eerste prentenboek teksten, ‘Feodoor heeft zeven zussen’ en ‘Ridder Florian’ bij Gottmer zat, had ik dat boek in mijn tas. Voorzichtig opperde ik Philip Hopman als illustrator. Gottmer had nog nooit met hem gewerkt, maar was er meteen voor in. En Philip heeft Ridder Florian precies zo vormgegeven als ik gehoopt had, dat besefte ik toen een schets zag: ja, dit is hem. ‘Zijn ontroerendste personage ooit’, schreef het NRC.

Voor ‘Feodoor heeft zeven zussen’ kwam Gottmer met Sieb Posthuma, die later ook ‘Aadje Piraatje’ heeft geïllustreerd. Aadje Piraatje is zo’n aansprekend karakter geworden dankzij Sieb. Verschrikkelijk dat Sieb is overleden.

Aadje Piraatje, marjet huiberts en sieb posthuma
Aadje Piraatje, Huiberts, Posthuma, 2009, Gottmer
Ben je momenteel bezig aan een nieuw prentenboek? Zo ja, kun je een tipje van de sluier oplichten?

In het voorjaar van 2016 komt er waarschijnlijk een speciale uitgave van Aadje Piraatje: ‘Aadje Piraatje leest’, met als ondertitel: ‘lees jij mee?’ Het is een combinatie van een samenlees- en een zelfleesboek op AVI-startniveau. Toen ik een paar jaar geleden hoorde dat veel jongens te weinig lezen, dacht ik: misschien is Aadje een goed rolmodel. In ‘Aadje Piraatje viert feest’ staat een verhaal over dat hij leert lezen. De refreintjes daarin heb ik zo geschreven dat ze op AVI-startniveau zijn.

Daarnaast heb ik een aantal nieuwe teksten op dat niveau geschreven, gebaseerd op eerdere verhalen van Aadje. Sieb zou die nog gaan illustreren, wat niet eens veel werk meer was, daar we veel illustraties konden hergebruiken. En toen overleed hij, vlak voordat ‘Aadje Piraatje viert feest’ uit zou komen. In overleg met de erfgenamen is Gottmer nu toch bezig met de voorbereidingen voor uitgave van ‘Aadje Piraatje leest’, ook als een soort eerbetoon aan Sieb. Ik heb één verhaaltje herschreven, zodat we alles met de bestaande illustraties van Sieb kunnen doen. Ik hoop dat de boeken van Aadje, met de fantastische illustraties van Sieb, een heel lang leven beschoren zijn.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende schrijvers (van prentenboeken)?

Wees niet te snel tevreden met een tekst. Lees hem hardop. Draai je zinnen om, schrap en schaaf. Als je op rijm schrijft: neem niet altijd het voor de hand liggende, maar zoek nieuwe (originelere) rijmparen, let op het metrum, het ritme, de zinslengte, en behalve op eindrijm ook op binnenrijm, alliteratie e.d. En ten slotte, laat nooit prentenboek op lulkoek rijmen.

Marjet Huiberts
Marjet Huiberts

Meer weten over Marjet Huiberts? Bezoek dan eens haar eigen website! Je vindt daar onder andere alle prentenboeken van Marjet.

Interview Ruth Wielockx

Ruth Wielockx
Ruth Wielockx

Opgelet!
Is iedereen klaar voor het interview met Ruth Wielockx?
Zit iedereen op zijn plaats?
Drie … twee … één … Start!

Hoi Ruth, je hebt een plek in de prentenboek TopTien 2016 “gewonnen”! Hoe is “Gewonnen!” tot stand gekomen?”

Het is enorm fijn te horen dat je boek in de prentenboek TopTien staat! Het idee van “Gewonnen” is heel spontaan gekomen. Ik wou een verhaaltje over een wedstrijd maken. Kinderen vinden het leuk om de beste of de snelste te zijn. Maar als er een winnaar is, is er meestal ook een verliezer. Daarom zocht ik een wedstrijd waar iedereen kon winnen, een wedstrijd die leuk is voor iedereen. Verder moesten er ook nog verschillende voertuigen deelnemen aan de wedstrijd. Zo werd het lekker stoer. Als je die twee optelt: een wedstrijd waar iedereen zich winnaar voelt én die doorgaat op één plaats waar alle voertuigen zich tegelijk bevinden … dan ken je het einde van “Gewonnen”!

Hoe ben je te werk gegaan?

“Gewonnen” is geïllustreerd in gouache. Eerst heb ik een opsomming gemaakt van alle voertuigen die interessant waren om mee te rijden – of te vliegen – en dan heb ik geprobeerd om ze van traag naar snel te rangschikken. Het was een heel interessante oefening! Verder wou ik niemand uitsluiten; jongens en meisjes, groot en klein … De kinderen zijn van verschillende origine – dat is bewust zo gedaan – we leven tenslotte in een multiculturele samenleving!

De evolutie van de quad, uit "Gewonnen", Ruth Wielockx, 2014, Clavis
De evolutie van de quad, uit “Gewonnen”, Ruth Wielockx, 2014, Clavis
Stuntmannen, piloten, ridders, racecoureurs, jij hebt wel wat met stoere jongens?

Soms hoor of lees ik wel eens dat jongens niet graag met hun neus in de boeken zitten, wat heel droevig zou zijn, omdat ik geloof dat ieder kind wel ergens een boek vindt dat in de smaak valt. Daarom hoop ik met de boeken die ik maak toch enkele kleine stoere jongens (of voorlezende papa’s) even over de streep te trekken! Wat niet wil zeggen dat de boeken uitsluitend voor jongens gemaakt zijn natuurlijk! Er zijn ook heel wat meisjes die iets pittiger willen; boeken over techniek of snelheid of waaghalzerij.

Hoe ben je eigenlijk “prentenboek illustrator” geworden?

Dat is allemaal eerder toevallig gebeurd! We – mijn man en twee zonen – hebben een jaar in de States gewoond. Omdat ik toen in loopbaanonderbreking was, was ik op zoek naar een uitdaging. En toen zei mijn man: ‘Wel, schrijf dan eens een boekje!’ Omdat ik altijd al graag tekende, vond ik dat wel een goede suggestie. Na een paar telefoontjes hoorde ik over de illustratiewedstrijd die uitgeverij Clavis uitschreef. Kort nadat ik daar de publieksprijs ‘Prijs van het Kind’ won, is mijn eerste boek “Wiebe is verliefd” verschenen.

Hoe ga je te werk bij het maken van een prentenboek?

Ik begin altijd met het schrijven van het scenario; in een paar stappen pen ik neer wat er gaat gebeuren in het boek. Dat wordt dan met de uitgever besproken. Nadien begin ik te illustreren en denk ik nog verder na over het verhaal; details die nog moeten uitgedacht worden, zaken die nog moeten opgezocht worden … En nog later schrijf ik de tekst. Als het een nieuwe illustratietechniek is, neem ik vaak ook een voorbeeldje mee naar mijn uitgever. Ook tijdens het maken van het boek stuur ik geregeld afgewerkte illustraties door naar de uitgever, zodat die een oogje in het zeil kan houden. Dat is nodig, omdat ik bijna nooit schetsen maak … maar zo blijft het natuurlijk spannend voor beide partijen! Ik ben heel blij met mijn uitgever die me die vrijheid durft te geven, omdat dit de werkwijze is die voor mij het meest natuurlijk aanvoelt.

Wat zijn jouw favoriete materialen om te illustreren? En waarom?

Ik ben altijd zoekende naar welk materiaal het beste hoort bij het verhaal en de leeftijdsgroep. Een favoriet heb ik niet echt. Gouache, aquarel, fimo-klei, digitaal, … ik doe het allemaal! En ik doe ze allemaal met evenveel plezier; soms voel ik me bijna schuldig omdat ik de ganse dag mag tekenen, kleien, schilderen, …!

Waar moet je op letten bij het gebruik van deze materialen?

Omdat ik geen grafische opleiding heb, dacht ik wel eens dat je op een kunstschool leert hoe alle materialen gebruikt dienen te worden. Nu denk ik eerder dat het aan de kunstenaar is om de materialen die je aanspreken eens uit te proberen. Iedereen werkt tenslotte op een andere manier met de verschillende materialen. Dat zie je al bij peuters die je een potje verf en penseel geeft! De ene maakt nette lijnen en de andere kliedert er maar op los. Zo gaat het ook als je groot bent, denk ik. Het is gewoon een kwestie van durven en uitproberen.

Illustratie uit "De Kleine Kerstboom
Illustratie uit “De Kleine Kerstboom”, Wielockx, 2015, Clavis
Je hebt inmiddels behoorlijk wat prentenboeken geïllustreerd. Aan welke bewaar je de beste herinneringen?

De leukste herinneringen bewaar ik aan “De kleine kerstboom”. Aan dit boek ben ik vol enthousiasme begonnen rond december, wat heerlijk was omdat je dan helemaal in de kerstsfeer bent. Het werd pas echt grappig toen ik in maart nog steeds mijn playlist met kerstliedjes aan het spelen was! Het is heel makkelijk om te zeggen op welk boek ik het meest trots ben: dat is altijd op het laatste prentenboek dat ik gemaakt heb!

Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?

“Swimmy” en “Frederick” van Leo Lionni vind ik erg goed. Swimmy omdat ik het enorm goed bedacht vind; Frederick is zo gevoelig geschreven en het opent deuren om over meer abstracte zaken zoals gevoelens te praten met kinderen. Ik hou ook van de humor en de zwierige tekenstijl van Ian Falconer met zijn grappige varkentje Olivia. Verder kunnen de illustraties van Chris Haughton – omwille van het mooie en aparte kleurgebruik – me wel bekoren.

Ben je momenteel bezig aan een nieuw prentenboek? Zo ja, kun je een tipje van de sluier oplichten?

Ja natuurlijk ben ik aan een nieuw prentenboek bezig! Het wordt een grappig verhaal, over een politieman. En er zijn natuurlijk ook nog een heleboel papieren met notities die op me liggen te wachten; allemaal ideeën voor nieuwe verhalen en prentenboeken!

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren en schrijvers van prentenboeken?

Niet teveel nadenken maar doen!

Meer informatie over Ruth Wielockx, haar werk en haar boeken vind je op haar eigen website. Bij Gewonnen zijn er leuke lessen te downloaden bij de kleuteruniversiteit. Ruth is daar ook huisillustrator. Bij De kleine kerstboom hoort ook een lespakket, dat gratis te downloaden is via http://www.clavisbooks.com/onderwijs.html onder: december 2013.

Meer prentenboeken van Ruth Wielockx

We hebben er een geitje bij!

Auteur: Marjet Huiberts
Illustrator: Iris Deppe
Vormgeving: Bockting Ontwerpers
Uitgever: Gottmer, 2014;
32 pagina’s.

“We hebben er een geitje bij!” is verkozen tot het prentenboek van jaar 2016. Het boek zal, naast de andere boeken uit de prentenboek top 10, centraal staan tijdens de Nationale Voorleesdagen (27 januari t/m 6 februari 2016).

Een vertederend prentenboek voor kinderen in de kinderboerderij-leeftijd

“We hebben er een geitje bij!” is een vrolijk prentenboek voor jonge kinderen (tot 3 a 4 jaar). Het boek zal zeker kinderen aanspreken die het leuk vinden om naar de kinderboerderij te gaan. Een prima boek voor kinderen om (boerderij)dieren te herkennen en de geluiden na te doen. Ook thema’s als geboorte en lente zijn uit te leggen aan de hand van dit boek.

“We hebben er een geitje bij!” is een echt kijk- en voorleesboek. De tekeningen zijn lekker groot (2 maal A4 formaat). Het is een kort verhaal waarbij de tekst op eenvoudige rijm is gezet (“Het konijn zegt weinig hoor. Maar straalt van oor tot oor”). De zinnen lopen vlot en lezen prettig voor. De kracht van het prentenboek zit in de eenvoud van het verhaaltje in combinatie met de vertederende illustraties.

Iris Deppe debuteert op een geweldige wijze als illustrator van een prentenboek. Haar naïeve realistische tekeningen dragen het verhaal en voegen er leuke spannende elementen aan toe. Zo zijn er niet alleen echte boerderijdieren te zien, maar bijvoorbeeld ook een ooievaar, een muis, een slak en diverse vogels. De beeldopbouw en de perspectieven dragen bij aan de spanning in de illustraties. Er is van alles te zien en alle dieren wil je het liefste zelf knuffelen. Ook slim om de verschillende dieren terug te laten komen gedurende het verhaal. Herhaling doet het altijd goed bij jonge kinderen.

Dubbele pagina uit "We hebben er een geitje bij!"
Dubbele pagina uit “We hebben er een geitje bij!”, auteur Huiberts, Illustrator Deppe, Gottmer, 2016
Het verhaal

“We hebben er een geitje bij!” draait om het schattige jongetje Mik, die voor het eerst een kinderboerderij bezoekt. Aangekomen bij de kinderboerderij ziet hij een koe die hem blij vertelt dat er een geitje is geboren. Daarna laten achtereenvolgens het paard, de scharrelkip, het konijn, het varken en het biggetje horen hoe blij ze zijn met de nieuwe bewoner. Dan leidt de boer Mik naar de stal waar het geitje ligt te slapen bij zijn moeder. Daar bewondert Mik, samen met alle dieren die zijn meegelopen, het babygeitje.

Dag meneer, hebt u een hond?

Inmiddels is er trouwens nog een prentenboek verschenen van het duo Huiberts en Deppe: “Dag meneer, hebt u een hond?”. Dit prentenboek is in dezelfde stijl geschreven en getekend als “We hebben er een geitje bij!”. Ook in dit boek is Mik het hoofdpersonage en gaat dit keer op zoek naar een huisdier.

Prentenboek van het jaar 2016

“We hebben er een geitje bij!” is verkozen tot het prentenboek van het jaar 2016. Het prentenboek is geschreven door Marjet Huiberts en geïllustreerd door Iris Deppe. Het boek is in 2014 uitgegeven door Gottmer. Speciaal voor De Nationale Voorleesdagen komt er een mini-editie van het prentenboek voor slechts  € 4,95. Wie daar niet op wil wachten kan ook het prentenboek van het jaar 2016 ook alvast in normaal formaat bestellen. Leuk weetje: het boek is ook in het Fries te bestellen “Wy ha der in geitsje by!”.

Zoals gebruikelijk hebben de jeugdbibliothecarissen nog negen andere prentenboeken gekozen die samen de prentenboek top tien voor 2016 vormen. In deze top tien staan maar liefst vijf prentenboeken van Nederlandstalige schrijvers en illustratoren (hieronder in blauw aangegeven)! Een goed teken!

De Prentenboek TopTien voor De Nationale Voorleesdagen 2016 (in alfabetische volgorde):
De krijtjes staken – Drew Daywalt en Oliver Jeffers (De Fontein)
• De krokodil die niet van water hield- Gemma Merino (Lemniscaat)
• De leeuw en het vogeltje – Marianne Dubuc (Querido)
• Feestmaal voor de koning – Marlies Verhelst en Linde Faas (Lemniscaat)
• Gewonnen – Ruth Wielockx (Clavis)
• Gonnie & vriendjes in ganzenpas – Olivier Dunrea (Gottmer)
• Het ei van Egel – Nozomi Takahashi (De Eenhoorn)
• Sneeuwwitje breit een monster – Annemarie van Haeringen (Leopold)
• Vergeet mij nietje – Milja Praagman (De Eenhoorn)
• We hebben er een geitje bij! – Marjet Huiberts en Iris Deppe (Gottmer)

Deze prentenboeken staan centraal tijdens De Nationale Voorleesdagen van 2016. Deze worden gehouden van woensdag 27 januari tot en met zaterdag 6 februari 2016.

Interview Thé Tjong-Khing

Het boek Thé Tjong-Khing van Joukje Akveld & Annemarie Terhell geeft een prachtig overzicht van uw ontwikkeling en werk als illustrator. Had de ondertitel “van strip tot sprookje” niet “van strip tot prentenboek” moeten zijn?

Niet per se. Ik vind met woorden even leuk.

Thé Tjong-Khing
Thé Tjong-Khing van Joukje Akveld & Annemarie Terhell (Gottmer/Lannoo 2011)
De kunst van het weglaten van details lijkt wel iets waar u naar toe hebt gewerkt?

Ja. Maar het is oppassen geblazen. Hoeveel laat je weg? Voor je het weet is de tekening steriel…

Het prentenboek “Waar is de taart” uit 2004 is uw eerste solo-prentenboek. Waarom heeft u zo lang gewacht met het maken van een eigen (prenten)boek?

“Waar is de taart?” was bedoeld als een Vos en Haas prentenboek. Maar het lukte Sylvia van den Heede niet er een sluitend verhaal van te maken. Ik kreeg ideeën van haar, ik had ook wat ideeën, deed dat in een mixer en zo kwam ik tot iets wat je een verhaallijn kon noemen. Sylvia zei daarvan dat ik het verder maar alleen moest doen. Voor de grap ben ik er op door gaan denken en kwam zo tot wat “Waar is de taart?” is geworden. Tot mijn verrassing vond de uitgever het goed. Toen ging ik pas serieus aan de slag. Het boek is dus min of meer toevallig ontstaan.

Erg beperkend van een tekstloos verhaal is dat je niet echt de diepte in kan gaan. Je hebt alleen beeld tot je beschikking. Niemand kan denken, of plannen maken bijvoorbeeld. Een pré is dat in beeld van alles tegelijk kan gebeuren. En dat figuren per pagina kunnen veranderen. Iemand kan broodmager beginnen en dik eindigen bijvoorbeeld. In een verhaal met woorden moet je dit vertellen, als je alleen beeld voor je hebt, moet je het zelf ontdekken.

Is de taart nu op?

Nee hoor, er ligt een nieuwe taart bij de drukker. Het komt dit jaar uit. “Kunst met taart” heet het.

Waar werkt u momenteel aan?

Aan een heel grote opdracht waarmee ik een half jaar zoet zal zijn. Ik mag er helaas niets over zeggen.

Het recent uitgegeven “koffietafelboek” van Christian Ouwens laat beeldend zien hoe u van schets bij de definitieve illustratie uitkomt. Hoe gaat u te werk bij het maken van de illustraties? Kunt u uw werkproces toelichten?

Vroeger als kind betekende illustraties bekijken: fantaseren. Ik verbeelde me dat ik het was die verdwaald was in dat bos, of dat ik met die draak aan het vechten was en waar ik hem zou steken met mijn lans. Of als ik wegliep voor een boef zocht ik iets waarmee ik me kon verdedigen.

Ik illustreer eigenlijk voor dat kind dat ik eens was. Ik probeer altijd (soms lukt dat en soms niet) iets in een illustratie te stoppen dat aanleiding kan zijn voor dat gefantaseer van mij van vroeger.

Ik zet geen lijn op papier vóór ik weet wat ik met de illustratie wil zeggen. Ik maak opzetten in mijn hoofd. Als ik denk een opzet te hebben, dan komen papier en potlood pas tevoorschijn.

U heeft veel geïllustreerd met pen, penseel en inkt. Waarom?

Dat weet ik niet. Het lijkt me het gemakkelijkst.

Van schets naar illustratie, Khing, Carmen, 2012, Groothof, Gottmer
Van schets naar illustratie, Khing, Carmen, 2012, Groothof, Gottmer
Waar moet je op letten bij het gebruik van deze techniek?

Je moet op zoveel letten en dat geldt voor elke techniek. Voor ik begin wil ik eerst duidelijk hebben wat ik precies wil met die tekening. Moet hij spannend worden? Hoe krijg ik hem dan zo spannend mogelijk? Moet het meisje rechts of links op de pagina, moet ze voorover buigen of juist niet? Moet de donkere wolk recht boven haar of half achter het huis?

Heb ik de opzet, dan komen de kleurdilemma’s. Welke kleuren maken de plaat spannend. Heb ik ook dat voor elkaar, dan komt het leukste, dit alles tot leven brengen. Dat is een zaak van accenten. Moet het rood van haar jurk dieper? Moeten de struiken achter het huis donkerder? Moet dat grijs naast dat geel niet wat blauwer?

Kunt u wat vertellen over hoe u “beweging” en “spanning” in uw illustraties krijgt?

Dat is moeilijk te zeggen. Voor iedere tekening gelden andere regels. Soms kan je een beweging versterken door iets in de stand van het lichaam te veranderen, maar soms kan je beter iets veranderen in de achtergrond. Ik geloof niet dat er een algemene regel bestaat.

Van schets naar illustratie, Khing,
Van schets naar illustratie, Khing, Carmen, 2012, Groothof (auteur), Gottmer
Heeft u zelf een aantal favoriete illustratoren?

Mijn echte favorieten zijn schilders. Onder andere Co Westerik, Pat Andrea en Henri Rousseau. Foto naturalistische schilders spreken me niet zo aan. Abstracte nog veel minder. Het terrein daartussen vind ik het spannendst.

Heeft u tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren (van prentenboeken)?

Haha, goed je best doen. Ik zou het niet weten, je moet doen wat je leuk vind. En niet boos worden op kritiek maar er naar luisteren, wie weet heb je er wat aan.

Meer weten over Thé Tjong-Khing en de boeken die hij geïllustreerd heeft? Neem dan eens een kijkje op zijn eigen website.

Het boek zonder tekeningen

Auteur: Benjamin Joseph Novak;
Oorspronkelijke uitgave: “The book with no Pictures”, Dial Books, 2014
Uitgever Nederland: Lannoo, 2015;
Vertaling: Sylvia Vanden Heede;
48 pagina’s.

Het boek zonder tekeningen is een hit. Het boek is zelfs in “De wereld draait door” besproken. Wouter Cajot zei daar dat het boek iedere volwassene omtovert in een stand-upcomedian. Goede marketing? Ja, dat ook. De schrijver B.J. Novak is een bekende acteur, scenarioschrijver en stand-upcomedian in de V.S. Het hilarische filmpje dat op Youtube is gezet, waarin Novak het boek voorleest aan een zaal uitzinnige kleuters, blijkt een hit (zie onderaan de pagina). Inmiddels is er een vergelijkbaar filmpje gemaakt met de Belgische cabaretier Wim Helsen. Het boek is inmiddels ook een succes. Het boek staat al weken in de lijst van beste verkochte kinderboeken. Ook in Nederland zal het een succes worden. En dat is trouwens mede te danken aan het knappe vertaalwerk van Sylvia Vanden Heede.

Maar het is niet alleen marketing waarom dit boek een succes is. Hoewel het in feite een eenvoudig verhaaltje is, is het ook echt grappig (voor kinderen) en is de opbouw erg goed. Ook de gebruikte typografie en lay-out zijn uitstekend en ondersteunen het verhaal. Misschien zit de kracht ook wel in de eenvoud. Iedereen kan dit verhaal verzinnen en ieder kind gaat lachen als een volwassene gekke of stoute dingen zegt….. Maar iemand moet de eerste zijn en het goede voorbeeld geven. Novak doet dat. Originaliteit en marketing zorgen daarmee samen voor het succes.

De titel “het boek zonder tekeningen” klopt trouwens helemaal. Er staan geen tekeningen in het boek. Het is dan eigenlijk ook geen prentenboek. Toch zou het boek door de gebruikte typografie en opmaak wel onder de prentenboeken geschaard kunnen worden. De doelgroep is kinderen vanaf 3 jaar tot een jaar of 8. Het boek moet ook ECHT VOORGELEZEN worden. Iets wat in deze tijd als een grote plus gezien mag worden. Een boek dat stimuleert om voor te lezen. Sterker nog, het boek draagt de lezer op ook alles voor te lezen wat er staat. Zelfs woorden als “Blork” of “Bluurf”…

2 pagina's uit "Het boek zonder tekeningen"
2 pagina’s uit “Het boek zonder tekeningen”, B.J. Novak, Lannoo, 2015

Het boek zorgt zeker voor gegarandeerd succes in de lagere groepen van de basisschool! Ook thuis zullen je kinderen je vragen om het boek nog een keer voor te lezen… en nog een keer. Totdat je er echt een bosbessen pizzahoofd van hebt gekregen….

2 pagina's uit "Het boek zonder tekeningen"
2 pagina’s uit “Het boek zonder tekeningen”, B.J. Novak, Lannoo, 2015

Hieronder het originele (Engelstalige) filmpje van B.J. Novak op YouTube.

Interview Monica Maas

Monica, heb je enig idee hoeveel kinderen er zindelijk zijn geworden met “Bobbi op het potje”?

Dat is een moeilijke vraag, ik was er niet bij… Maar “Bobbi op het potje” heeft intussen de 11e druk. Dat zijn 66.000 verkochte boeken. Die worden aan meerdere kinderen binnen een gezin voorgelezen. En dan niet te vergeten de keren dat het boek is uitgeleend in de bibliotheek. Ik denk dat zeker 100.000 kinderen plezier hebben gehad van Bobbi op het potje toen ze zindelijk werden.

Hoe is Bobbi eigenlijk ontstaan?

Het beertje Bobbi zoals het nu in de boeken staat is afkomstig van mijn geboortekaarten bij Intercard en later van de wenskaarten bij Hallmark. Er was en is veel vraag naar deze kaarten. In die tijd, voordat de Bobbi-boeken er waren, heeft Bébé-jou een collectie babyproducten gemaakt zoals babybadjes etc. waarop mijn beertjes stonden. Eind jaren negentig vroeg Uitgeverij Kluitman of ik een serie wilde bedenken over dat beertje. Uiteindelijk werd dat Bobbi en samen met Ingeborg Bijlsma, die toen bij Kluitman werkte, maakte ik de eerste deeltjes. De serie sloeg meteen aan en we bedachten jaarlijks nieuwe thema’s waarin jonge kinderen zich kunnen herkennen.

De tekst is op rijm en loopt goed. Dat moet een voorwaarde zijn. De tekeningen zijn herkenbaar en spreken aan. Ze bevatten veel details zodat kinderen kunnen aanwijzen en vertellen wat ze zien. Het fijne van de serie is dat kleintjes kennismaken met onderwerpen waarmee ze te maken kunnen krijgen zoals: de kinderboerderij, de dierentuin, een verhuizing, griep, logeren of bijvoorbeeld boodschappen doen.

Het is een compliment om te horen dat veel peuters en kleuters de Bobbi-boeken uit hun hoofd kunnen ‘voorlezen’. Bobbi is dus een waardevolle aanvulling op de taalontwikkeling.

Illustraties van Bobbi - Monica Maas
Illustraties van Bobbi – Monica Maas
En Bobbi blijft voorlopig nog nieuwe avonturen beleven?

Zeker! Er is veel mogelijk met dit beertje. Samen met Uitgeverij Kluitman maak ik plannen voor nieuwe thema’s en via facebook.com/bobbiboeken of email krijg ik van ouders en juffen met regelmaat tips voor titels. Die worden steeds zorgvuldig beoordeeld.

Sommige Bobbi-boekjes zijn door jou alleen geschreven, andere weer samen met Ingeborg Bijlsma, hoe komt dat?

Enkele jaren geleden is Ingeborg gestopt met schrijven omdat haar baan in het onderwijs haar teveel tijd en energie ging kosten. Sindsdien schrijf ik de boeken zelf. “Bobbi gaat voetballen”, “Bobbi in de zomer” en “Bobbi in de winter” heb ik geschreven én geïllustreerd. Maar ook titels als “Bobbi abc” en het “Bobbi kijk- en zoekboek” heb ik zelf bedacht en getekend.

Je hebt, naast Bobbi, zelf een aantal prentenboeken geschreven en geïllustreerd (Souwtje, Joupy de kleine zeehond en recent Joupy en Kokmeeuw). Waar let jij vooral op bij het schrijven van de tekst?

Meestal maak ik eerst een aantal schetsen om gevoel met het onderwerp te krijgen en intussen ga ik aan de slag met de tekst. Dat is een fijn proces. Als ik schrijf, lees ik de zinnen hardop, zodat ik hoor wat de tekst doet. De tekst moet aansluiten bij de beleving van een jong kind, de doelgroep waarvoor ik boeken maak. Iets onverwachts en nu en dan een grapje is belangrijk, evenals wat spanning, maar de verhaaltjes moeten goed aflopen.

Het is altijd afwachten of een boek aanspreekt. Over Joupy en Souwtje krijg ik vaak leuke reacties en brieven en fans staan soms onverwacht op de stoep. Souwtje verscheen in 2012, maar afgelopen week kreeg ik opeens weer een aardige mail van een iemand die haar enthousiasme over dat boek wilde delen. Zo’n bericht is verrassend leuk om te ontvangen.

Ik heb veel voorgelezen, eerst als kleuterleidster, dat ben ik 4 jaar geweest, daarna als moeder en nu lees ik mijn kleindochters Ella en Cato veelvuldig voor. Er worden heel veel kinderboeken uitgegeven, maar ik ben nogal kritisch. Ik vind niet alles even fijn om naar te kijken. Een boek is goed als het keer op keer uit de kast wordt gepakt en moet worden voorgelezen. Voor een jong kind is het belangrijk dat het vertrouwd wordt met een prentenboek. Voortdurend nieuwe boeken aanbieden is voor de allerkleinsten niet nodig.

Illustraties Joupy
Illustraties Joupy de kleine zeehond (2013) en Joupy en de kokmeeuw (2014) – De Vier Windstreken
Hoe ga je te werk bij het maken van de illustraties? Kun je jouw werkproces toelichten?

Eerst maak ik voor het hele boek alle schetsen zodat ik een beeld krijg hoe het boek eruit kan gaan zien. Als ik redelijk tevreden ben, neem ik ze met behulp van de lichtbak met potlood over. Die potloodtekeningen maak ik in pen en vervolgens ga ik aan de slag met aquarelverf, soms in combinatie met kleurpotlood. Als een tekening me niet zint, dan begin ik opnieuw. Er moet een soort vanzelfsprekendheid zijn, wanneer ik die mis, zoek ik tot ik de juiste uitdrukking of houding heb. Er is geen verschil tussen het tekenen van Bobbi of een ander prentenboek.

Mijn werk lever ik digitaal in. Dat heb ik van mijn jongste dochter Vibeke geleerd. Ik scan mijn tekeningen in en werk ze waar nodig in Photoshop wat bij. Dat kost meer tijd dan de tekeningen in een envelop naar de uitgever sturen, maar het is fijn om de opmaak van een boek in eigen hand te houden.

Tot vorig jaar keek mijn man mee. Hij heeft me gestimuleerd om Souwtje te maken en ook Joupy de kleine zeehond. Joupy en Kokmeeuw zijn ontstaan dankzij de kennis van mijn man Henk over zeehonden en vissen. Helaas is Henk tot ons groot verdriet op 31 december 2014 overleden aan de gevolgen van een hersentumor. Hij is 60 jaar geworden. Een enorme schok natuurlijk. Sinds wij in september 2014 hoorden dat hij ongeneeslijk ziek was, heb ik niet meer getekend. Nu probeer ik de draad weer op te pakken.

Souwtje
Souwtje – Monica Maas – De Vier Windstreken – 2012
Wat zijn jouw favoriete materialen en technieken om te illustreren? En waarom?

Al heel lang teken ik met een Staedtler pen, maar de illustraties voor bijvoorbeeld Joupy de kleine zeehond en Joupy en Kokmeeuw heb ik met potlood getekend, daardoor worden de lijnen wat losser. Verder gebruik ik aquarelverf en kleurpotloden.

Ik heb eens een portret van Vibeke gemaakt met pastelkrijt, dat werkte lekker los en het lukte goed. Maar voor mijn illustraties zou ik pastel niet snel toepassen. Ik houd enorm van lijntjes tekenen. Dat past denk ik beter bij me. Ik heb nog steeds een zwak voor werken in zwart-wit. Wie weet ga ik daarmee weer eens aan de slag.

Waar moet je op letten bij het gebruik van deze materialen?

Bij de serie over Bobbi en zijn vriendjes is het vanzelfsprekend belangrijk dat ik steeds dezelfde kleuren gebruik. Het bruin van Bobbi moet bijvoorbeeld altijd de juiste gebrande sienna zijn, alleen aquarelverf van Talens Rembrandt is voor mij de beste kleur.

Ben je momenteel al weer bezig aan een nieuw prentenboek? Zo ja, kun je een tipje van de sluier oplichten?

Vorig jaar schreef ik de tekst voor “Bobbi in de herfst”. Intussen heb ik de voorplaat gemaakt en ben ik begonnen met de schetsen. Uitgeverij De Vier Windstreken wil graag verder met een tweede deel over Souwtje en ik mag nóg een Joupy-boek maken.

Bobbi in de herfst
Bobbi in de herfst – Monica Maas – Kluitman
Heb je zelf een aantal favoriete prentenboeken? En illustratoren en schrijvers? En waarom zijn dit jouw favorieten?

Een fijn prentenboek vind ik “Storm Stina” van de Zweedse Lena Anderson, maar ook de verhaaltjes over Uil en Pad van Arnold Lobel zijn bij mij favoriet. De tekeningen van Thé Tjong- Khing zijn onovertroffen, evenals de gedichten van Annie M. G. Schmidt door haar prettige nuchterheid en humor. Het werk van Fiep Westendorp is nog steeds geweldig, maar ook de tekeningen van Philip Hopman vind ik bijzonder knap.

Toen ik pas begon als illustrator was ik dol op de tekeningen van Peter Vos. Zijn Beestenkwartet staat nog steeds op de greep. Door hem en Maurice Sendak heb ik me in die tijd toegelegd op tekenen met pen: lijntjes en stippelwerk, soms met wat kleur. Dat was heel intensief, maar heerlijk om te doen.

Heb je tot slot nog (meer) tips voor beginnende illustratoren en schrijvers (van prentenboeken)?

Zelf heb ik nooit een tekenopleiding gedaan of tekenles gehad en ben vanaf mijn 24e fulltime illustratrice en ontwerpster. Ik heb alles ontdekt en ontwikkeld door veel te tekenen en vooral heel kritisch te zijn op mijn werk, maar ik kreeg voortdurend opdrachten.

Een beginnend illustrator moet vanzelfsprekend een map vullen met werk dat geschikt kan zijn voor een bepaalde uitgever. Ook is het belangrijk dat een illustrator zelf het copyright op zijn of haar werk behoudt. Aan deze zaken wordt op een opleiding vast aandacht besteed. Soms vraagt iemand of ik een tekst voor een kinderboek wil beoordelen. Mijn tip is om het verhaal eerst voor te lezen aan de ‘doelgroep’. Dan is snel te merken of het aanspreekt.

Monica Maas
Monica Maas aan het werk in haar eigen atelier

Meer weten over Monica Maas of Bobbi? Neem dan gerust eens een kijkje op de onderstaande websites:

Website Monica Maas

Website Bobbi

Art-prints van Monica Maas zijn te koop in de winkel van Prentenboek.nl.

Uitgeven van prentenboeken Gottmer

Gottmer is een grote en toonaangevende uitgeverij van onder meer kinderboeken en prentenboeken. Tijd voor een interview met acquirerend redacteur van prentenboeken van Gottmer, Marieke Spaans.

Dag Marieke, wat heb jij met prentenboeken?

Het voorlezen van prentenboeken is door de combinatie van woord en beeld wat mij betreft een van de mooiste manieren om te communiceren met jonge kinderen.

Waaruit bestaan de werkzaamheden van een redacteur van prentenboeken?

Ik begeleid de dagelijkse gang van zaken. Beslissingen omtrent het uitgeven van prentenboeken nemen we meestal samen. Ons kinderboekenteam bestaat in totaal uit 5 mensen.

Een normale werkdag zit vol met overleg (met collega-redacteuren en collega’s van de promotie-, redactie- en productie-afdeling), emailverkeer met vormgevers, auteurs en illustratoren, proeven bekijken, manuscripten lezen, vakliteratuur bijhouden enz. 

Aan welke prentenboeken werk je nu?

We werken nu aan de boeken die in de zomer van 2015 gaan verschijnen. Daar zitten ook titels tussen die in het thema van de kinderboekenweek passen, o.a. weer een heel leuk nieuw deel van Boer Boris. 

Boer Boris gaat naar zee is een uitgave van Gottmer
Prentenboek van het jaar 2015 “Boer Boris gaat naar zee”, Ted van Lieshout en Philip Hopman, is een uitgave van Gottmer.
Hoe beoordeel jij een prentenboek? Waar let je op?

Ik let ten eerste op het verhaal. Wat mij betreft is een goed verhaal de basis van een prentenboek. Dat verhaal moet een spanningsboog hebben die mooi rond is, goed geschreven zijn, geen woord teveel hebben en humor bevatten. Uiteraard zijn de illustraties net zo belangrijk, maar een boek met prachtige illustraties en een slap verhaal gaat mij uiteindelijk vervelen, terwijl ik een boek met een steengoed verhaal en iets mindere illustraties vaker zal oppakken. Wij denken bij elke uitgeefbeslissing ook na of het een boek is wat een kind keer op keer voorgelezen zou willen krijgen.

Hoe gaat het uitgeven van een prentenboek in zijn werk?

Als we het verhaal voor de volle 100% zien zitten, benaderen we in overleg met de auteur een illustrator. Samen bepalen we het formaat en de verdere uitvoering. We stellen een planning op en vragen prijzen aan bij drukkers, lithografen en vormgevers. Dan sturen we de illustrator een gatenproef van de tekst, zodat die precies weet hoeveel ruimte er is voor de illustraties. Als de schetsen klaar zijn gaan we met auteur en illustrator om de tafel zitten om te zien of het de goede kant op gaat.

Wanneer de illustrator de originelen heeft ingeleverd worden ze gelithografeerd (dit gebeurt niet als de illustrator digitale beelden aanlevert) en bekijken we aan de hand van kleurproeven of de kleuren goed zijn gebleven. Dan gaat de vormgever ermee aan de slag. Elke proef gaat langs de bureauredactie, de auteur en de illustrator. Als het definitieve bestand naar de drukker is, vragen we hen om zo spoedig mogelijk vooruitexemplaren te sturen zodat onze vertegenwoordigers ermee op pad kunnen langs de boekhandel.

Tijdens dit hele proces hebben we regelmatig contact met de afdeling promotie en verkoop, zodat zij de winkels zo goed mogelijk van informatie kunnen voorzien. Het idee daarachter is natuurlijk dat die op basis van het materiaal dat we in een vroeg stadium laten zien en onze plannen voor de titel al zoveel mogelijk exemplaren bestellen.

Welke plek nemen prentenboeken in binnen het fonds kinder- en jeugdboeken van Gottmer?

De prentenboeken zijn verantwoordelijk voor zo’n 60% van de kinderboekenomzet. Dikkie Dik en de boeken van Eric Carle (o.a. Rupsje Nooitgenoeg) nemen sinds jaar en dag een belangrijke plaats in in ons fonds. Daar zijn de laatste jaren ook toppers zoals Aadje Piraatje, Gonnie & vriendjes, Ridder Florian, Het molletje, Mama kwijt, Pip en Posy  en Boer Boris bijgekomen.

Pip en Posy is ondergebracht bij Gottmer
De prentenboekserie Pip en Posy is ondergebracht bij Gottmer
 Wat waren jouw favorieten – op welke was je het meest trots?

Dat is een lastige vraag want ik sta voor 100% achter alle boeken die wij uitgeven. Thuis lees ik veel voor uit de boeken van Catharina Valckx, Bette Westera en Julia Donaldson. Die slaan bij mijn kinderen blijkbaar erg aan.

"Poten Omhoog", Catharina Valckx, 2010, Gottmer
“Poten Omhoog”, Catharina Valckx, 2010, Gottmer
Hoeveel prentenboeken heeft Gottmer in 2014 uitgegeven?

Iets meer dan 50 nieuwe prentenboeken en daarnaast ook nog heruitgaven die we soms in een ander jasje staken.

Hoeveel waren daarvan van Nederlandse auteurs en/of illustratoren?

Ongeveer 30%.

Hoeveel manuscripten van prentenboeken komen er per jaar ongeveer binnen bij Gottmer? Belanden deze allemaal op jouw bureau?

Rond de 250 manuscripten. De eerste selectie wordt gedaan door onze uitgeefassistent.

Het is erg lastig om als beginnende auteur of illustrator uitgegeven te worden. Heb jij nog tips?

Het is moeilijker om een goede prentenboektekst te schrijven dan veel mensen denken. Veel lezen, cursussen volgen en niet altijd langs de geijkte paden denken kan helpen.

Welke ontwikkelingen zie jij de komende jaren op het gebied van kinderboeken en prentenboeken?

Hoewel de boeken voor volwassenen het zwaar te verduren hebben door alle digitale ontwikkelingen, geloof ik dat het papieren prentenboek voorlopig wel zal blijven. Het moet dan wel een boek zijn dat het waard is om in je handen te houden. We hechten dan ook veel waarde aan een mooie vormgeving en papier van hoge kwaliteit dat past bij de illustraties. Desalniettemin hebben wij de afgelopen jaren ook al redelijk wat geïnvesteerd in manieren om prentenboeken digitaal aan te bieden, als apps of als e-books. Op die manier kunnen we experimenteren en blijven we alert op de ontwikkelingen in de markt.

De gele ballon – een prachtig tijdloos prentenboek

Illustrator: Charlotte Dematons;
Uitgever Nederland: Lemniscaat, 2003;
24 pagina’s.

De gele ballon uit 2003 van Charlotte Dematons is al jaren één van de best verkochte prentenboeken in Nederland. Het boek, dat in 2004 de Kinderboekwinkelprijs won en in meerdere formaten verschenen is, mag inmiddels een moderne klassieker genoemd worden. Het prentenboek heeft nog niets in kracht ingeboet. De vrolijke kleurrijke geschilderde prenten spatten nog steeds van het papier af!

Illustratie uit "De gele ballon", Charlotte Dematons, Lemniscaat, 2003
Illustratie uit “De gele ballon”, Charlotte Dematons, Lemniscaat, 2003

Op het eerste gezicht is het een prachtig kijkboek, waar kinderen, maar ook volwassenen urenlang plezier van zullen hebben. De enige tekst staat op de achterkant van het boek:

“Ga je mee op wereldreis?
Als je goed kijkt zie je dat een blauw autootje, een gevangenisboef, een fakir op een vliegend tapijt, en een gele ballon met je meereizen.”

Wie goed kijkt, ontdekt, dat er naast de grappige en gedetailleerde tekeningen, er wel degelijk een verhaal in te ontdekken is. Het blauwe autootje, de fakir, de boef en de gele ballon keren telkens weer terug. Het leuke is dat de lezer daardoor zijn eigen verhaal kan vertellen en hier natuurlijk iedere keer weer in kan variëren.

Illustratie uit "De gele ballon", Charlotte Dematons, Lemniscaat, 2003
Illustratie uit “De gele ballon”, Charlotte Dematons, Lemniscaat, 2003

Het avontuur begint eigenlijk al voor de titelpagina waar op een kronkelende weg een blauw autootje wegrijdt bij een huisje. Daarna nemen de dubbele pagina vullende prenten je mee door de lucht, de stad, het platteland, de bergen, de woestijn, de savanne, de zee, een winterlandschap, de jungle, het strand, een havenstadje, een bos om vervolgens ‘s avonds weer terug te keren bij het huisje.

Dematons gebruikt daarbij een vogelperspectief voor haar prenten waardoor het net lijkt alsof je over de wereld vliegt (vanuit een gele luchtballon?). Ze combineert informatieve elementen uit de geschiedenis, de geografie en de natuur in één tekening. Zo vindt er naast een modern cruiseschip en vliegdekschip een heus zeegevecht plaats tussen middeleeuwse schepen. Wie goed zoekt vindt ook bekende (literaire) figuren zoals Niels Holgerson, Batman, Roodkapje, de Kerstman en het monster van Loch Ness.

De gele ballon is een heerlijk prentenboek voor jong en oud om telkens weer van te genieten.

De Nationale Voorleesdagen 2015

Nog een kleine week en dan starten de Nationale Voorleesdagen 2015. De voorleesdagen starten op woensdag 21 januari en eindigen op zaterdag 31 januari. Volgens de traditie starten de voorleesdagen met het Nationale Voorleesontbijt. Op diverse scholen, bibliotheken en kinderdagverblijven wordt er dan weer gezellig voorgelezen en zijn er allerlei activiteiten te doen.

Prentenboek top 10 Nationale Voorleesdagen 2015
Prentenboek top 10 Nationale Voorleesdagen 2015
Prentenboek top 10

Net als voorgaande jaren staan er weer tien prentenboeken in de spotlights:

• Boer Boris gaat naar zee – Ted van Lieshout & Philip Hopman (Gottmer)
• Piep wil oversteken – Fleur van der Weel (Querido)
• Ik wil ook! – Bibi Dumon Tak & Annemarie van Haeringen (Querido)
• Het boekenliefje – Helen Docherty & Thomas Docherty (Clavis)
• Koning Koen en de draak – Peter Bently & Helen Oxenbury (De Vier Windstreken)
• Als iedereen slaapt – Komako Sakai (De Eenhoorn)
• Snel naar huis, kleine muis – Britta Teckentrup (Gottmer)
• Klop klop klop – Lucy Cousins (Leopold)
• Pas op! Dit boek bijt! – Nick Bromley & Nicola O’Byrne (Gottmer)
• Piepkleine muis – Janis Ian & Ingrid en Dieter Schubert (Lemniscaat)

Prentenboek van het jaar

Het prentenboek van het jaar is “Boer Boris gaat naar zee”, geschreven door Ted van Lieshout en geïllustreerd door Philip Hopman. In dit interview met Ted van Lieshout lees je meer over dit boek en Boer Boris. Wist je bijvoorbeeld dat Boer Boris geinspireerd was op de oudste zoon van Philip Hopman die boer wilde worden? Ten behoeve van de Nationale Voorleesdagen is er een speciale mini-editie van “Boer Boris gaat naar zee” in de boekwinkel te koop voor slechts 5 euro.

Op de website van het CPNB vind je meer informatie over de voorleesdagen. Er zijn tevens speciale promotie- en lespakketten verkrijgbaar.