Een prentenboek schrijf je voor jonge kinderen van gemiddeld 3 tot en met 6 jaar. Zij moeten het boek in ieder geval leuk vinden. Je doelgroep kan over het algemeen niet lezen! Maakt dat uit? Jazeker, want dat betekent dat je nog een doelgroep hebt, namelijk de persoon die het boek voorleest en dat zijn meestal de ouders, de opa’s en oma’s of de juf of meester. Ook zij moeten het boek (na 10 keer voorlezen nog) leuk vinden.
Sterker nog, zij zijn het die het boek in de winkel of via internet kopen (dat kan natuurlijk ook een andere persoon zijn dan degene die het boek voorleest). Daarnaast zou je kunnen zeggen dat de uitgever ook een doelgroep is. Een uitgever moet het verhaal commercieel interessant genoeg vinden om het te gaan uitgeven. Uitgevers zijn geen liefdadigheidsinstellingen, ze willen hun investering in tijd en geld terugverdienen en liefst een mooie winst pakken.
Dus een prentenboek schrijf je eigenlijk voor vier doelgroepen:
- kinderen van gemiddeld 3 tot en met 6 jaar (2 tot en met 8 jaar)
- de voorlezer
- de koper
- de uitgever
De eerste doelgroep is eigenlijk al vrij breed. Kinderen van drie en vier jaar oud hebben een andere belevingswereld dan kinderen van vijf en zes jaar oud. Ook tussen jongens en meisjes zit een verschil..?! Hier kun je bijvoorbeeld rekening mee houden in je taalgebruik en onderwerpen. Het taalgebruik hoeft trouwens niet kinderachtig te zijn. Je hoeft niet te schrijven met de woordenschat van een drie- of vierjarige. Zolang je niet al te ingewikkelde woorden gebruikt kun je best woorden gebruiken die ze nog niet kennen. De voorlezer (en de illustraties) kunnen dit ook uitleggen.
Houdt er tevens rekening mee dat wanneer je echt succes wilt hebben met je prentenboek dat je verhaal ook internationaal uitgegeven moet kunnen worden. Het is dus slim om na te denken of een bepaald onderwerp, een bepaalde setting of hoofdpersonage neutraal genoeg is om ook in dertig landen leuk en acceptabel gevonden worden.